Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kleine bijenboek (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kleine bijenboek
Afbeelding van Het kleine bijenboekToon afbeelding van titelpagina van Het kleine bijenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kleine bijenboek

(1950)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

Hoofdstuk VII.
We maken kunstzwermen van een korfvolk en een kastvolk.

Het kunstmatig uit de korf verwijderen van bijen noemen we jagen.

Het maken van een jager wordt beschreven in hoofdstuk VIII. Behalve in de daarin beschreven omstandigheid maken de korfimkers ook wel jagers als ze hun zwermen wat vroeger willen bezitten en ook wel omdat ze bij het zwermen der volken niet steeds aanwezig kunnen zijn en dus kans lopen de zwerm te verliezen.

Voor de bewerking wordt naar hoofdstuk VIII verwezen. Na het afjagen van de zwerm is de bewerking in het voorjaar echter aldus:

Van de jager nemen we zoveel bijen mét de moêr(!) af als we voor een behoorlijke zwerm nodig vinden indien we de zwerm minstens een half uur ver willen wegbrengen. Een halve kg is echter voldoende als we het volk op eigen stand willen laten staan.

Nemen we dit laatste aan, dan plaatsen we dit volk op de plaats waar het oorspronkelijke volk stond (we hebben onze jager eerst in een tevoren klaargemaakte korf met voorbouw en spijlen gedaan) en laten hem daar rustig staan met geopend vlieggat.

De bijen welke niet bij de zwerm zijn gekomen (de rest van het afgejaagde volk dus) storten we weer op het oorspronkelijke volk, dat nu een nieuwe plaats in de stand krijgt, niet te dicht bij de jager.

Intussen zullen zich de rondvliegende bijen bij de jager inbedelen en ook de ‘vliegbijen’ welke van het afgejaagde volk zullen afvliegen, komen daarna bij de jager terecht, welke dus sterk aan bijen gaat worden.

Het afgejaagde volk staat er niet zo gunstig voor. Het mist alle vliegbijen, veel jonge bijen en tevens de moêr. Het heeft

[pagina 42]
[p. 42]

echter jonge bijen, raten met broed en moêrdoppen óf zal deze spoedig aanzetten.

Aangezien dit volk de eerste dagen niet uitvliegt, zullen we het moeten helpen met water, dat we over de raten kunnen sprenkelen. Voeren doen we zo'n volk en ook de jager de eerste 3 dagen in geen geval.

Hieruit volgt, dat we een jager alleen mogen afnemen als het moedervolk voldoende voedsel bezit, hetgeen in deze tijd van het jaar - van een normaal jaar - ongetwijfeld het geval zal zijn, anders moet het jagen uitgesteld worden.

Na een dag of 11 zal het afgejaagde volk misschien een nazwerm afstoten, hetgeen we echter moeten verhinderen op een manier zoals we dit op pagina 32 hebben beschreven.

De jager kunnen we aan zijn lot overlaten indien er voldoende dracht is, anders zullen we hem - zoals we dat bij normale zwermen deden - geregeld moeten voederen.

* * *

Indien ge ook van Uw kasten wilt vermeerderen - als regel doen we dit niet om de honingoogst niet mis te lopen - kunnen we dit op een veel eenvoudiger wijze doen, dan de korfimker.

Het is hierbij echter noodzakelijk, dat ge de moêr kunt vinden. Ziet ge haar op een raat lopen, dan neemt ge die raat eruit en hangt ze in een nieuwe broedkamer, daarnaast nog een raampje met uitlopend broed, doch in ieder geval met voedsel en ge hangt daar rechts en links van (de raten kwamen n.l, precies in het midden van de broedkamer te hangen) uitgebouwde raten of raten met kunstraat.

Deze kast zet ge nu op de plaats waar het volk stond, dat de raten heeft geleverd en de oorspronkelijke woning - nadat ge de raampjes naar elkaar hebt toegeschoven en links en rechts van de raten een uitgebouwde raat hebt gehangen (desnoods een kunstraat) - op een willekeurige plaats in de tuin of in de stand, mits niet te dicht bij de oorspronkelijke plaats.

De vliegbijen van deze kast zullen zich dan later naar de oorspronkelijke standplaats begeven en de jonge bijen blijven in de weggezette kast het broed verwarmen en voeden. Vliegbijen heeft deze kast niet meer en ge zult dan ook de eerste dagen

[pagina 43]
[p. 43]

geen activiteit bij deze kast bemerken. Dat herstelt zich echter spoedig. Wel moet ge dit volk een voederfles of voederbakje met water geven of er iedere dag wat water op sprenkelen, want het mist natuurlijk ook zijn waterhaalsters en water hebben de bijen hard nodig.

Ge hebt nu een kunstzwerm van Uw kast gemaakt; we noemen deze een vlieger.

De weggezette kast heeft natuurlijk geen moêr, maar maak U daarover maar geen zorgen. Zij maken die zelf en wel van broed, dat niet ouder is dan 3 dagen. Acht dagen nadat ge de kast hebt weggezet inspecteert ge elk raampje en breekt alle moêrdoppen weg op één mooie na, doch doe dit secuur. Laat er niet méér staan.

Deze kast zal nu geen zwerm meer geven en ge hebt nu twee volken. Laat de kast gedurende een tiental dagen met rust; de jonge moêr wordt in deze tijd bevrucht en er zal een nieuw broednest worden gevormd.

Ziet ge erg op tegen het wegbreken van de doppen, dan kunt ge ook wachten tot het volk een zwerm geeft. Ge moet echter dán toch alle doppen wegbreken en de zwerm weer teruggeven. De eerste manier is dus de beste.

Er zijn nog andere manieren, doch die kunt ge later wei eens toepassen.

Worsteling met de bijen.

We moeten elkaar goed begrijpen, korfteelt is zwermteelt, Men moet dus van zijn ene volk méér volken krijgen, maar dat wil niet zeggen, dat we het volk nu maar zijn gang moeten laten gaan en het maar ongelimiteerd laten zwermen. De voorzwerm en de eerste nazwerm zullen het nog wel redden, maar de zwermen, die nu nog zouden komen, hebben een zware dobber, om van het moedervolk maar helemaal niet te spreken.

Neen, we moeten het verder zwermen tegengaan en het geheel de kop indrukken. Zodra dus de eerste nazwerm is afgekomen moet het zwermen ophouden. Er bestaan verschillende manieren om dat te bewerkstelligen. De voor beginnende imkers gemakkelijkste manier zullen we hier behandelen.

Nadat de eerste nazwerm is afgevlogen houden we het

[pagina 44]
[p. 44]

moedervolk goed in het oog, of in dit verband goed in het oor. We letten er dus op of we het volk nog horen fluiten (tuten en kwaken). De dag daarop zal er dan weer een zwerm afkomen en men laat die zwerm normaal afkomen en als hij hangt, weer scheppen, enz.

Nu neemt men het volk, dat de zwerm gaf, van zijn plaats en keert het met het ratenwerk naar de zon toe. Heel veel bijen zal men niet meer vinden. Er zijn nu 3 zwermen af, dus wat er over is gebleven, heeft niet zo heel veel te betekenen. Het is dus gemakkelijk werken in zo'n korf, want we moeten nu het volk te lijf. Alle darrenraat (van die grove stukken) wordt weggesneden, maar vooral letten we op moêrdoppen. Daar mag geen enkele meer blijven staan, dus goed uitkijken en alles wat maar op een dop gelijkt met een lang scherp mes wegsnijden. Pas echter op, dat ge geen werkbijenbroed beschadigt. Dat moet blijven staan. Kijk goed tussen de raten, rook de bijen goed terug tot ver in de kop en werk niet te vluchtig. Ge moet heel secuur werken, want dit is de gelegenheid om het zwermen te doen ophouden.

Zijt ge er van overtuigd, dat er geen enkele dop meer is blijven staan, dan werpt ge de laatst afgekomen zwerm weer op het volk en zet de korf weer in de stand. Hebt ge secuur gewerkt, dan behoeft ge niet bang te zijn, dat het volk nogeens zal gaan zwermen. Ge hebt de worsteling gewonnen en het volk zal zich langzamerhand gaan ontwikkelen.

Alleen wilde ik U nog zeggen, dat als ge stukken darrenraat afsnijdt, fatsoeneer de korf dan meteen even, d.w.z. erg donkere stukken raat, waarin zich geen broed meer bevindt, moet ge ook wegsnijden en dan ook de hier en daar vastgehechte stukjes raat tegen de korfwand. Werk netjes, dat komt het volk later ten goede. Ge behoeft nu verder niets meer te doen. Laat het volk dus met rust.

Hebt ge van Uw korf de voorzwerm aangenomen, dan kunt ge ook, zodra ge de moêr na een dag of 8 hoort roepen, alle moêrdoppen wegbreken en het volk een jonge moêr laten behouden.

We verzorgen de zwermen.

De geschepte zwermen hebben we in de korven gedaan en

[pagina 45]
[p. 45]

de eerste dagen met rust gelaten. Die rust was nodig om te voorkomen, dat de stukjes fris gebouwde raat er weer zouden uitvallen. Is er dracht, dan behoeven we weinig aan die zwermen te doen, ze ontwikkelen zich vanzelf en snel. Is er geen dracht, dan zullen we voortdurend moeten voederen, niet in grote hoeveelheden, doch in betrekkelijk kleine porties, om de andere dag een diep etensbord vol in een concentratie van 1 deel suiker op 2 delen water en liefst lauwwarm. Denk er vooral aan, dat men in de suikerstroop drijvertjes legt, kort geknipt stro, gras of iets dergelijks.

Deze voedering moet een dracht vervangen, want het uitbouwen van de raten mag niet onderbroken worden; houd dus vol totdat er een natuurlijke drachtbron gaat vloeien. Ik kan U wel zeggen, dat die er als regel zijn, doch ge zult U niet door het geregeld uitvliegen van de bijen van de wijs mogen laten brengen. Ge moet U wel degelijk overtuigen of de ratenbouw opschiet, m.a.w. de korf moet steeds voller worden gebouwd.

Voor één teleurstelling moet ik U vooraf waarschuwen. Als ge een behoorlijke zwerm in korf of kast hebt gedaan, dan zult ge spoedig ervaren, dat het aantal bijen schielijk gaat verminderen en als er flink gebouwd is en er veel broed in de raten is gelegd, de bijen niet zo energiek meer zullen uitvliegen als in het begin. Menig beginnend imker laat zich hierdoor van de wijs brengen en hij komt al spoedig angstig vragen of er ook iets aan het volk hapert.

Wees maar gerust. De eerste 3 weken komen er nog geen jonge bijen bij en er sterven veel oude. Bovendien moet het broed belegerd worden (warm gehouden) en dat eist heel wat bijen, die natuurlijk niet kunnen uitvliegen zonder het broed te laten afkoelen. Veel bijen sterven, veel zijn er in de huishouding nodig, dus er zijn maar weinig bijen meer over die het voedsel van buiten kunnen halen, óók al is er geregeld dracht bij goed weer. We behoeven dus niet bezorgd te zijn, maar we moeten wel zorgen, en dat is de bijen geregeld aan de fles houden, m.a.w. zorgen, dat ze geregeld voedsel bekomen.

Als we zo onze zwermen behandelen, dan zullen we verbaasd staan hoe spoedig een korf is volgebouwd en hoe spoedig en fortuinlijk zich de zwerm in een kast ontwikkelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken