Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertrouw nooit een zeeloods (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertrouw nooit een zeeloods
Afbeelding van Vertrouw nooit een zeeloodsToon afbeelding van titelpagina van Vertrouw nooit een zeeloods

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (8.27 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertrouw nooit een zeeloods

(1991)–Sjouke Joustra–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Vertrouw nooit een zeeloods

De bel klonk op een ongelegen ogenblik. Wijnand Scheltema stond zich juist te scheren en Noor bracht de kinderen naar school. Daarna zou ze boodschappen doen. Dan wist je het wel, of liever dan wist je niet wanneer ze thuis zou komen. De bel klonk voor de tweede maal, ongeduldig nu.

Met het scheerschuim nog op zijn gezicht haastte Scheltema zich de trap af naar de voordeur. Het was de vlieger. ‘Loods, u hebt van negen uur af al de eerste beurt. We hebben u maar een paar uurtjes laten liggen omdat u vannacht bent komen afvaren. Doe het dus maar op het gemakje, er is niets achteruit. Met die harde noordooster wil er nog wel eens een afkomende kuster op de haven lopen om bij te leggen.’

Keesje Snoek, altijd breedsprakig en altijd voelde hij zich geroepen zich te verontschuldigen als hij een loods moest waarschuwen om naar de wacht te komen. Het werd de hoogste tijd dat het vooroorlogse systeem om loodsen door vliegers te laten waarschuwen werd afgeschaft en dat de minister eindelijk eens het voornemen uitvoerde om de loodsen een telefoonaansluiting te geven.

Wijnand schoor zich zonder te haasten zorgvuldig verder. Hij hield er niet van zich elektrisch te scheren, bovendien vond hij het lastig op schepen met hun verschil in stroom en voltage. Ook al had hij 's nachts maar enkele uren geslapen, na het scheren met mesje, zeep en kwast voelde hij zich heerlijk opgefrist.

Beneden in de keuken legde hij een kort briefje voor Noor klaar en vervolgens fietste hij naar de wacht. ‘U kunt meteen naar het Hoofd gaan, loods. Er zit een eersteklasser in het Gat die door de kotter niet is doorgegeven.’ Al hield Scheltema bij het loodswezen niet van verrassingen, die achteraf meestal op teleurstellingen bleken uit te lopen, toch was hij blij niet uren in de wacht te hoeven wachten om ten slotte toch nog in de nacht verzeild te raken. Een eersteklasser, een schip tussen de drieduizend en achtduizend ton, had in ieder geval de belofte van iets goeds in zich.

Hij voelde het altijd als een gemis in de organisatie van de dienst dat je op een schip werd gezet alsof je aan een loterij meedeed. De meest summiere briefing ontbrak; soms, zoals nu, ontbrak zelfs de naam van het schip. De schipper van de afhaler kon hem ook het geheim niet

[pagina 23]
[p. 23]

ontsluieren. ‘Ik weet het niet, loods. De kotter heeft een eersteklas doorgegeven voor de bunkers in Vlissingen, maar dat is al een uur of wat geleden. Deze komt echter binnen met sein N 3 A: een Nederlandse loods, gevraagd voor een eersteklas schip voor Antwerpen.’

Bij het naderen van de binnenkomer liet Wijnand de hoop varen op een snelle reis. Hij zag een stoomschip van zo'n vierduizend ton met een rechte steven en een lange schoorsteen. Het schip zag eruit alsof het met moeite aan de schroothoop was ontsnapt. Sapanga las hij op de boeg, en ook dat zei hem niets.

‘Een Turk en doodleeg,’ merkte de schipper op en schoot met de afhaler langszij. De loodsladder viel mee, maar hij zat wel onder het fosfaatstof en het was een hele klim naar boven. Aan dek lagen hopen vuil, en aan het stof te zien had het schip fosfaat in Vlaardingen gelost.

Het stuurhuis was niet meer dan een tochtig hok dat met de roerganger, de kapitein en de zeeloods al redelijk vol bleek te zijn.

‘Ha die Wijnand, ben jij het,’ groette Jan van de Berg. Zij waren ongeveer gelijktijdig na de oorlog in dienst gekomen. ‘Het schip moet eigenlijk op de bunker in Vlissingen en daarna in Antwerpen in het droogdok. Gezien de stormachtige wind lijkt het de kapitein verstandiger om zijn bunkers pas te nemen als hij van Antwerpen afkomt.’

Het lijkt me sterk dat de kapitein zelf op die gedachte is gekomen, dacht Wijnand. Hardop zei hij: ‘Heel verstandig, in Antwerpen staat nooit wind.’ Zijn sarcasme was echter aan de zeeloods verspild. Deze nam vlug afscheid van de gezagvoerder en met een ‘Thank you captain’ en een ‘goeie reis Wijnand’ verdween hij beneden.

‘Nice chap, your friend,’ zei de kapitein. ‘Yes,’ antwoordde Wijnand en vroeg zich af waarom Jan van de Berg de kapitein moest bedanken, of had die uitpuilende bobbel in zijn uniformjas daar iets mee te maken?

‘Full ahead, captain.’

‘Full ahead it is, pilot.’ Verwonderd keek Scheltema de kapitein aan en van hem naar de telegraaf. Inderdaad stond de telegraaf op Full en hij had geen gerinkel gehoord. Hij liep de kou in naar buiten en zag dat de afhaler al bijna een scheepslengte was uitgelopen en aanstalten maakte om met een ruime bocht de voorhaven in te lopen.

‘What is your speed, captain?’ Tegen beter weten in stelde Scheltema de vraag. ‘About eight, well, say seven and a half knots, pilot.’ Dus hooguit zeven, vertaalde Wijnand het leugentje om bestwil.

‘It is very cold aboard of my ship, pilot, indeed very cold. Everything is frozen and the whole crew is sleeping in the boilerroom.’

[pagina 24]
[p. 24]

‘De Here sta me bij,’ bad Scheltema in stilte. ‘Yes sir,’ antwoordde de kapitein, blijkbaar als plaatsvervanger van de Here. ‘I go down myself and I'll send you a bottle of whisky to warm you up.’ Rillend liep hij de kou in naar beneden.

‘Course zero-eight-five.’ De roerganger keek Scheltema met grote verwonderde ogen aan. ‘Course zero-eight-five,’ mompelde de man zonder dat hij een poging deed tot koersverandering.

Weer zond Wijnand een stil gebed omhoog.

‘Port the wheel,’ en Scheltema wenkte nadrukkelijk met zijn vinger naar bakboord.

‘Yes sirr! Port the wheel.’ De man gaf een ruk aan het wiel in de goede richting en het schip gehoorzaamde onmiddellijk.

‘Midships now,’ en weer gaf Wijnand met zijn hand aan hoe het roer moest liggen. De roerganger kreeg blijkbaar schik in het spelletje.

‘Midships now, sir.’

‘Steady so.’

‘Steady so.’ Tevreden keek hij Scheltema aan. Dit werd een leuke reis, dacht Wijnand, met een roerganger die ongetwijfeld Turks sprak, terwijl hij als loods zich redelijk met Engels kon behelpen, een taal waar de Turk waarschijnlijk vaag iets over had gehoord.

De vaart van het schip was niet van dien aard, dat ieder ogenblik van koers moest worden veranderd en zo te zien stuurde de roerganger redelijk goed als hij eenmaal begreep welke koers hij moest voorliggen. Het gaf Wijnand de gelegenheid om het stuurhuis wat rond te kijken, ook al was het klein en uiterst summier ingericht.

Tegen de achterwand stond een soort kaartentafel met laden. Erop lag een smoezelige zeekaart van de Noordzee van Den Helder tot Oostende. Er zaten wat koffievlekken op, hetgeen de kaart gemeen had met de kaarten op sommige andere schepen. Aan bakboord van de roerganger stond een stevige houten stoel, een ‘captain's chair’. Daarvoor was tegen de voorzijde een klaptafel neergeslagen. De telegraaf vermeldde twee interessante gegevens, het jaartal 1912 en de werf waar het schip gebouwd was, Brooke & Scott's Shipyard, Ltd, Glasgow. Het schip had dus twee wereldoorlogen doorstaan, vermoedelijk onder diverse namen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was blijkbaar in eigen beheer de open brug voorzien van een brughuis van een inferieure kwaliteit hout.

De deur aan bakboord werd moeizaam opengeschoven en liet een bediende door in een wit jasje. Hij klapte de tafel op en zette er een fles Johnny Walker op en een redelijk schoon drinkglas.

‘Thank you,’ zei Scheltema en vroeg zich af wat hij in deze kou met

[pagina 25]
[p. 25]

de whisky moest doen. Het zou niet de eerste keer zijn dat hij dronken door de kou bevangen werd en hij hoopte dat niet meer mee te maken, zeker niet als dienstdoend loods aan boord van een schip.

Toch voelde hij zich langzamerhand intens koud worden. Met zijn tong streek hij langs zijn droge lippen en de verleiding van de whisky werd te groot. Eén teugje zou hem geen kwaad doen. Hij schroefde de dop van de fles, vermeed het glas en zette de fles aan zijn mond. Hij nam een flinke teug. De drank verwarmde hem op een prettige manier en zoals gewoonlijk kon hij maar met moeite van de fles scheiden. Hij schroefde de dop weer op de fles en zette hem uit het zicht op de kaartentafel.

Door de drank voelde hij zich niet alleen verwarmd, zijn geest werd ook spitser. Hij miste iets in het stuurhuis. Verrek, niet alleen de gezagvoerder ontbrak op de brug, wat geen uitzondering betekende, maar een stuurman was evenmin aanwezig.

‘Where is the mate, quartermaster?’ De man schrok op en keek hem pijnlijk aan. Toen loerde hij naar de handen van de loods.

‘The mate,’ en Wijnand legde drie vingers op zijn linkerarm. Hij hoorde de hersens van de man bijna kraken. Toen opeens gleed er een blik van begrip en herkenning over zijn gezicht en hij knikte dat hij de vraag begrepen had. Hij bracht zijn beide handen tegen elkaar en liet zijn hoofd erop rusten, terwijl hij een snurkend geluid maakt.

‘I understand the mate is sleeping,’ en Scheltema knikte om aan de roerganger duidelijk te maken dat hij hem begrepen had. Goed beschouwd is Turks niet moeilijk, dacht Wijnand.

Na enkele uren was hij niet alleen weer in en in koud, maar hij kreeg ook honger. Met zijn verworven kennis van het Turks liep hij op de roerganger toe. ‘Ik wil eten, food, dinner,’ en hij wees op zijn mond, terwijl hij het roer van de roerganger overnam. De man begreep hem dadelijk. Hij wees op Scheltema, vervolgens op zijn mond en een brede grijns gleed over zijn gezicht. Terwijl Scheltema de Sapanga langs Hansweert het Zuidergat in stuurde, was de roerganger naar beneden verdwenen. Hopelijk niet voorgoed.

Bij het baken Marlemon kwam hij opgewekt weer naar boven, gevolgd door de bediende in het witte jasje. Deze zette een groot dienblad op de klaptafel met een kop - ongetwijfeld Turkse - koffie, een glas water, brood, en een bord met stukjes kaas. Ten slotte haalde hij uit zijn zak een sinaasappel en een mes en vork.

Zeer voldaan nam de roerganger het roer weer van Scheltema over. ‘Steady as she goes.’ De man keek weer naar de handen van de loods en knikte. ‘Steady as she goes,’ mompelde hij voorzichtig.

De koffie was zoet en heet. Sweet like an angel and hot like hell,

[pagina 26]
[p. 26]

noemen we dat, dacht Wijnand. Het brood had beslist betere dagen gekend, en dat moest zeker een week geleden zijn. De schapekaas vergoedde echter veel.

Ze waren nu drie uur onderweg en naar de Kruisschans lag nog vijftien mijl voor hen. Een kleine twee uur varen, en Scheltema verwonderde er zich weer eens over dat de vaart van een schip niet alleen relatief was maar ook subjectief.

Met een vaart van zeven mijl per uur legde de Sapanga met deze springvloed in die tijd zeker negen mijl af. Stel echter dat hij een uur na hoogwater bemand was geworden, zeg 's avonds om een uur of elf, dan zou diezelfde Sapanga over de grond niet meer dan vijf mijl maken, wat zou betekenen dat zij naar de Kruisschans zeker acht uur nodig zouden hebben en pas rond zeven uur in de ochtend bij de sluis zouden arriveren. De whole bloody night in touw. Als het allemaal meezat kon hij tegen half negen in Antwerpen in de wacht zijn. Vervolgens met de tram naar Putte en dan met de bus naar Bergen op Zoom om daar de trein naar Vlissingen te nemen. Een internationale verbinding met lokaal vervoer had zijn vriend Verboom dat eens genoemd, toen hij pleitte voor de verbinding per trein naar Roosendaal.

De beoordeling van de vaart was ook subjectief. Hij herinnerde zich hoe hij met Noor eens een weekje had gezeild op de Zuiderzee met een oudere collega en zijn vrouw, die een soort hoogaars bezaten. Hoe verrukt waren zij niet geweest als de hoogaars wel zeven kilometer per uur kon maken; die zeven kilometer per uur waren niet meer dan 3,8 mijl.

Opeens voelde hij zich weer steen en steenkoud. Ze waren Konijnenschor nu voorbij en naderden het Nauw van Bath, de beruchte Bocht, waar de stroom soms onberekenbaar was doordat de vloed die het hoofdvaarwater volgde ongunstig beïnvloed werd door de stroom die uit de scharen tussen de verschillende platen kwam. Vooral de stroom van het Schaer van de Noord en vooral die uit de Zimmermangeul kwam, kon de schepen hier parten spelen.

‘Den Duvel zit 'ier in 't water,’ had een oude Belgische loods destijds de adspirant Scheltema gewaarschuwd terwijl het schip licht uit het roer liep in de lichtenlijn van Bath. ‘Elke zeven jaar komt 'm terug.’ Scheltema had er even weinig aandacht aan geschonken als aan het geloof dat opvliegende meeuwen in de mist de loods waarschuwen voor een boei. Er waren oudere loodsen die heilig geloofden dat in die meeuwen de ziel huisde van een overleden collega.

‘Zero-five-zero.’ Met de vinger- en handaanwijzingen van de loods bracht de roerganger het schip in de lichtenlijn. Resoluut liep Schel-

[pagina 27]
[p. 27]

tema naar de kaartentafel toe en nam nog een stevige slok whisky. Hier moest destijds in 1872 de Huddersfield zijn gebleven. Dat was een Brits stoomscheepje dat als tender dienst deed voor de emigrantenschepen die tussen Antwerpen en de States voeren. Het was de noodlottigste aanvaring op de Schelde geweest tot nu toe. Vijfentwintig opvarenden waren daarbij verdronken.

‘Als ge in de Bocht met uw kloten an de grond loppt, zunne, dan is het gedaan met uw schip. Op de rest van de Scheldt is het niks nie, maar hier breekt 'm, zunne. Da's zeker en vast.’

Wijnand voelde een ogenblik de zijwaartse stroom uit het Zimmermangat of was het verbeelding? De roerganger scheen een ogenblik moeite te hebben het schip op koers te houden, maar de Turk hield de Sapanga aardig in bedwang. Bovendien waren er geen tegenliggers in de buurt.

Later, bij de Noord-Ballastplaat, haalde Scheltema de telegraaf een paar maal over, het gerinkel van de bel maakte iedere gezagvoerder alert. Na een minuut of tien kwam dan ook de kapitein op de brug.

‘In about half an hour we'll arrive to the lock, captain. We'll make one tugboat fast foreward and another one aft.’

‘Yes pilot, I call my crew.’

Na een kwartier liep een handjevol zeelui rillend over dek naar de bak. Met de kapitein kwam ook een stuurman naar de brug. Met vier volwassenen was het stuurhuis eivol. Bij Liefkenshoek lag een sleepboot te wachten; Scheltema trok aan de lijn van de stoomfluit. Er kwam geen geluid uit. ‘Sorry pilot, the whistle is frozen.’

Verdomme, hoe kan ik dokken zonder met de fluit tekens aan de sleepboten te geven wat ik wil. De sleepboot Georges Letzer kwam naderbij om vast te maken. Scheltema liep naar buiten en boog zich over de vleugel heen. De sleepboot schoof langszij. ‘Z'n fluit is bevroren, kapitein.’ De mannen op de sleepboot grijnsden na een opmerking van de schipper. ‘Komt klaer loodske, ik zal wel signalen geven met m'n fluit en gij bedient alleen 't machien.’ De tweede boot maakte vast terwijl ze de sluis voorbijvoeren. Het was de Mercurius. Bij lichtboei 103 daverde een lange en een korte stoot van de stoomfluit van de Georges Letzer over het water, gevolgd door drie korte stoten.

‘Full astern, captain.’ Na enige tijd kwam het schroefwater langszij. ‘Stop the engine, captain.’ De beide sleepboten hadden geen moeite om de lege Sapanga rond te sleuren en loods Scheltema wilde juist waarschuwen dat ze het stuurboordsanker gereed moesten houden om te laten vallen toen hij zag dat het signaal van de Kruisschans bijkwam dat ze mochten dokken.

[pagina 28]
[p. 28]

De Georges Letzer had het signaal ook opgemerkt en trok het schip in de richting van de invaart van de sluis. Precies dwars van de zuidelijke dukdalf gaf de sleepboot drie korte stoten, waarop Wijnand vol achteruit gaf en de achterboot zich rond liet vallen. Ondanks de harde noordwestelijke wind gleed de Sapanga rustig de sluis in. ‘Een kind kan de was doen,’ mompelde Scheltema. Kennelijk wilden de sleepboten hem laten zien dat hij eigenlijk overbodig was. Als hij dit aan zijn collega's zou vertellen zouden ze kritiek hebben. ‘Zorg altijd dat jij de baas blijft en de slepers doen wat jij zegt.’ Allemaal goed en wel, maar als je geen stoomfluit ter beschikking hebt, hoe moet je het ze dan laten weten?

De sluismeester floot en zwaaide met zijn armen dat de Sapanga in positie lag en kon afmeren in de sluis.

‘Make fast the ship, captain.’ Onverstaanbare klanken werden naar de bak geschreeuwd. Trossen werden aan de wal gegeven en sleeptrossen losgesmeten.

‘Thank you, pilot, you did a very nice job. This is the first time that we arrive in Antwerp without any accident. Take the bottle of whisky with you, it is still cold, you know.’

De Georges Letzer schoof voorzichtig achteruitvarend langs de Sapanga de sluis uit. Scheltema stak een hand op naar de schipper, die de groet beantwoordde. De loods liep naar het stuurhuis en liet de fles in zijn zak glijden. Een vreemde wereld, dacht hij. Paarden die de haver verdienen, krijgen hem niet. Misschien is de kapitein van de sleepboot wel geheelonthouder, troostte hij zichzelf, en is zijn verwarming niet bevroren.

In de Gazet van Antwerpen van 1 maart stond het volgende bericht:

scheepsramp op de westerschelde
Het Turkse schip de Sapanga van 3902 br.reg.ton is gisteren in alle vroegte nabij het Schaer van de Noord, na een aanvaring met het Nederlandse schip de Blommersdijk van 6855 br.reg.ton gezonken.
Het Turkse schip had ruim twee maanden in de Antwerpse haven vertoefd waar het een langdurige survey moest ondergaan. De bemanning had gedurende die tijd verscheidene vriendschappelijke betrekkingen in Antwerpen aangeknoopt.
Aangezien de Sapanga nog in Vlissingen moest bunkeren, waren enkele vrienden uitgenodigd om tot deze haven mee te varen. Naar verluidt geschiedde de ramp zo snel dat de opvarenden nauwelijks het vege lijf konden redden. Met achterlating van al hun bezittingen vluchtten ze via ijsschotsen en bereikten zo de te hulp snellende binnenvaartschepen. In Hansweert werden ze aan land gezet (zie foto) waar de firma de Groof, agent in Hansweert, voor kleding en verder vervoer zorg droeg.
[pagina 29]
[p. 29]

Wijnand Scheltema las het krantebericht met gemengde gevoelens. De foto liet zien wat het bericht verzweeg, namelijk enkele vrouwen in nauwelijks meer dan nachtkledij.

In Antwerpen had hij een enkele maal de kapitein en enkele leden van de bemanning, onder wie de hoofdmachinist, ontmoet. Ze schenen zich best te vermaken en frequenteerden de cafés en restaurants op de Keizerlei en omgeving.

Het gerucht ging dat de chef van de machinekamer de echtgenote van een stuurman van Deppe aan de haak had geslagen, die momenteel in Zuid-Amerika met de Stavelot voer.

Natuurlijk zou deze ramp waarschijnlijk ook plaats hebben gevonden als de kapitein de raad van de zeeloods om pas na de survey in Vlissingen te bunkeren niet had opgevolgd. Enkele persoonlijke tragedies waren dan in ieder geval voorkomen. Een gezagvoerder doet er altijd goed aan het advies van een zeeloods niet zomaar te vertrouwen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken