Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.38 MB)

XML (1.63 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 7

(1912)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 427]
[p. 427]

II. 1848-1870.

Het eerste geslacht en het tweede geslacht.

Het geslacht, welks vertegenwoordigers in de literatuur wij tot 1840 hebben gevolgd op de door hen betreden wegen, blijft ook in dit volgend tijdvak werkzaam. De liberalen, nu meerderheid in de Tweede Kamer, krijgen gelegenheid hun wenschen en verlangens tot werkelijkheid te maken. De materiëele welvaart neemt onder hun bestuur toe; handel, nijverheid, landbouw gaan vooruit; maar het toenemend aantal fabrieken en fabrieks-arbeiders gaan weer nieuwe vragen stellen aan hen, die het een plicht achten der hoogere standen, voor zooveel mogelijk, een menschwaardig bestaan te verschaffen aan hun misdeelde landgenooten.

Die rustige ontwikkeling werd slechts een paar maal bedreigd; eens door cholera, eens door runderpest. Tweemaal, in 1866 en 1870, werden de Nederlandsche burgerijen uit haar behagelijk leven van nijvere bijen opgeschrikt door oorlogsgeruchten; het nationaal plichtsbesef uitte zich in de vorming van weerbaar-heidskorpsen, zandduintjes die ras verstoven; toen sluimerde het weer zachtkens in.

Getrouwe zonen dier Verlichting, die hen had voortgebracht, ijverden de liberalen voor het verbreiden van kennis; de wet van 1857 op het Lager Onderwijs, die van 1863 op het Middelbaar Onderwijs getuigden het. De vurige letteren: ‘Kennis is macht’ verblindden hunne oogen zóó, dat zij die andere: ‘Karakter is kracht’ niet zagen. De geest werd verzorgd, het lichaam verwaarloosd. De gymnastiek begon zich pas te ver-

[pagina 428]
[p. 428]

toonen; hoe noodig openluchtspel is voor een goede opvoeding, werd schaars beseft. Thorbecke zag het belang der gymnastiek en haar samenhang met de volksweerbaarheid in, maar hij stond nagenoeg alleen.

Het modernisme begon uit de studeerkamers onder het volk te komen; Scholten's onderwijs en geschriften wonnen vele predikanten, Huet's Brieven over den Bijbel vele ontwikkelde leeken voor de nieuwe richting. Het modernisme, voor velen een bezielende kracht, wekte in anderer gemoed een pijnlijken twijfel; half of slecht begrepen maakte het - al dan niet geholpen door de natuurwetenschap - menigen oppervlakkige tot een Jan Rap. Sommige leiders der modernen: Pierson, Huet, De Veer traden uit de Hervormde Kerk, waarbinnen zij meenden niet langer te mogen blijven.

Tegen dezen wassenden invloed van liberalisme en modernisme stelden behoudsmannen en reactionnairen zich schrap. De Roomsch-Katholieken, door het herstel der bisschoppelijke hierarchie - Thorbecke's werk - opnieuw georganizeerd, gaan zich voorbereiden tot den oorlog tegen de vrijzinnige denkbeelden van liberalen en modernen. Dozy besloot in 1869 een rectorale redevoering met een waarschuwing tegen den invloed van Roomsche priesters en rechtzinnige predikanten. De Anti-revolutionnaire partij, sinds 1848 onder Groen's leiding gegroeid in omvang en kracht, trad openlijk op tegen de ontworpen schoolwet van 1857 en ging zich, na de aanneming dier wet, rechtstreeks tot het volk wenden. Die wet bracht verdeeldheid in hare gelederen: Groen en zijn aanhangers hielden vol, dat de Staat zich door die wet tegen het Christendom had verklaard; de gematigden waartoe, behalve minister Van der Brugghen, vader der wet, ook Beets en Hasebroek behoorden, bleven voorstanders der gemengde school, omdat zij de volkseenheid boven geloofsverschil stelden.

[pagina 429]
[p. 429]

Zóó vruchtbaar was in den aanvang der 19de eeuw de akker der Nederlandsche volkskracht, dat reeds na 1850 een tweede talentvol geslacht naast het eerste opkomt; ditmaal niet, gelijk doorgaans, als zoons naast vaders, doch als jongere broeders naast oudere. Dat tweede geslacht zet ten deele het werk van het eerste voort, ten deele slaat het nieuwe wegen in: in de wetenschap komen Verwijs en Ten Brink naast De Vries en Jonckbloet te staan, Fruin en Van Vloten naast Bakhuizen en Groen; Kern zet Hamaker's werk op eigen wijze voort; naast de ster van Scholten rijst die van Kuenen; Moll krijgt volgelingen in Wybrands en Acquoy; Tiele ontgint een nieuw veld. In de schilderkunst zien wij Bles en Bakker Korff als historie-schilders naast Bosboom en Rochussen optreden, al worden zij aangetrokken door een anderen tijd dan de gouden eeuw; Roelofs en Weissenbruch volgen met hun echt-Hollandsche landschappen het spoor, door Bilders gebaand; Bisschop, Fries van geboorte, geeft het ‘eigenste’ wat hij weet: Hindelooper binnenhuizen; Mesdag wordt onze groote zeeschilder; Israëls verdiept zijn kunst van schitterende romantiek tot aangrijpend realisme.

Ook in de literatuur volgt na dat krachtige eerste geslacht, dat wij vóór 1848 in zijn opgang hebben aanschouwd, een tweede welks voorname vertegenwoordigers slechts een tien- of vijftiental jaren jonger zijn dan die van het eerste. Naast Amsterdam vormt Den Haag zich tot een nieuw literair brandpunt; naast De Gids als leidend liberaal tijdschrift komt De Nederlandsche Spectator. Bakhuizen van den Brink, Amsterdammer die Hagenaar, Gidsiaan die Spectator-man wordt, schijnt den overgang van Amsterdam op Den Haag te verpersoonlijken. Bij enkele dezer jongeren handhaaft zich de sentimentaliteit. Onder den invloed van het werk der ouderen openbaart zich in velen hunner de ons bekende ‘copiëerlust

[pagina 430]
[p. 430]

des dagelijkschen levens’. De literaire behoudsmannen handhaven de vroeger door hen verdedigde beginselen, al komen zij niet tot het stichten van een eigen tijdschrift; hun publiek vinden zij in die breede scharen van gematigden, die de groote meerderheid van het Nederlandsche volk uitmaakten.

Behalve den invloed, die uitging vooral van Potgieter, Bakhuizen van den Brink, Van Lennep, Toussaint, Beets, Kneppelhout, wordt invloed op het werk van het tweede geslacht geoefend door de buitenlandsche letterkunde. Naar het schijnt, is tusschen 1850 en 1860 de invloed der Engelsche literatuur het sterkst, terwijl tusschen 1860 en 1870 Engelsche en Duitsche invloeden elkander evenaren en de invloed der Fransche literatuur stijgt.

Wij hebben 1870 als tijdgrens aangenomen voor dit tweede vak van den nieuwen tijd. Dan immers zijn verscheidene ouderen sinds langer of korter tijd van het tooneel verdwenen: Tollens, Spandaw, Da Costa, Withuys, Bogaers, S.J. van den Bergh, Limburg Brouwer Sr.; van het eerste geslacht zijn - gezwegen van wie reeds vóór 1848 stierven - sommigen die in 1848 nog leefden, heengegaan: Bakhuizen van den Brink, J. van Lennep, Meyer, Oltmans, Van der Linden (De Schoolmeester); de grootste van allen: Potgieter staat dan aan het eind van zijn letterkundige baan. Onder de mannen van het tweede geslacht zijn er vrij wat, die vóór 1870 hun voornaamste werk hebben geleverd: Lindo en Mulder, Cremer en Keller, Limburg Brouwer Jr., Multatuli; of wier weg een beslissende wending heeft genomen, zooals bij Busken Huet het geval is; een der besten, de vroeg gestorven De Génestet, behoort in 1870 niet meer tot de levenden. Bovendien zien wij omstreeks 1870 een nieuw geslacht ten tooneele komen, dat ten deele het werk der beide eerste geslachten voortzet, anderdeels den weg bereidt voor jongeren die na 1880 onze letterkunde op nieuwe banen zullen voeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)