Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelijk huisboek (1866)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelijk huisboek
Afbeelding van Stichtelijk huisboekToon afbeelding van titelpagina van Stichtelijk huisboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.97 MB)

Scans (8.12 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelijk huisboek

(1866)–J.J.L. ten Kate–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Gods grootheid.
(Jes. XL:12-31.)

 
Wie heeft, in 't eeuwig licht gezeten,
 
Waar alles aan zijn wenken hangt,
 
De waatren in zijn vuist geprangd,
 
De heemlen met één span gemeten?
 
Wiens renbode is de wervelvlaag?
 
Wiens englen zijn de bliksemstralen?
 
Wie woog de heemlen in zijn schalen,
 
De berggevaarten in zijn waag?
 
Wie heeft des Heeren raad doorlezen,
 
En wie doorvorschte 's Heeren geest?
 
Wat raadsman heeft hem onderwezen?
 
Wat machtige is zijn gids geweest?
 
Wat wijze wees den Lotsbestemmer
 
Zijn wegen, godlijk, wonderbaar?
 
Ziet, alle volkren bij elkaâr
 
Zijn Hem een droppel aan den emmer,
 
Een stofjen aan den evenaar!
 
Hij strooit uit onuitputbre handen
 
Zijne eilanden daarheen als zand!
 
De Libanon, hoe dicht beplant,
 
Is niet genoeg om Hem te branden;
 
En al 't gedierte uit zijn waranden
 
Is niet genoeg ten offerand'!
 
Al 's waerelds volkeren bezwijken
 
En worden voor Zijn majesteit
 
Niets, min dan niets en ijdelheid!
 
Bij wien dan zult gij Hem gelijken,
[pagina 46]
[p. 46]
 
Wat beeldnis hebt gij Hem bereid?
 
Een beeld, door kunstenaarshand gegoten,
 
Ter smidse omtrokken met fijn goud,
 
Aan zilvren ketens vastgesloten:
 
Of - minder duur! - een duchtig hout,
 
Zoo groen gekapt, geschaafd, besneden:
 
Een boomtronk, tot een dier verminkt,
 
Een ruwe klomp met doode leden,
 
Die wagglend op zijn voetstuk hinkt!...

II.

 
Weet gij 't dan niet, wat God-zelf openbaarde?
 
Klinkt het niet luide, op profetischen toon?
 
Gaaft gij geen acht op de gronding der aarde?
 
Boven haar schijf zit de Heer op zijn troon;
 
Nietig als sprinkhanen zijn Hem de volken;
 
Als een gordijn spant Hij 't blaauw firmament,
 
Hem zijn de wolken
 
Ter luchtige tent.
 
Hij vat al 't stof dezer aard op zijn drieling;
 
Licht en bezieling
 
Gaan uit van zijn blik;
 
Sterken en grooten,
 
Verpletterd van schrik,
 
Vorsten der aard worden nedergestoten,
 
Worden tot niet,
 
Waar Zijn machtwoord gebiedt!
 
Naauwlijks geplant, naauw gezaaid in de voren,
 
Naauwlijks geworteld in 't waereldsche slijk,
 
Als zich de donder des Heeren doet hooren,
 
Gaan zij verloren,
 
Dwarlen zij henen, aan stoppels gelijk!
[pagina 47]
[p. 47]
 
‘Wáár,’ spreekt de Heilge, de Heer aller heeren,
 
‘Waar is dat beeld,
 
Daar maar een zweem van mijn wezen in speelt,
 
Dat mij zou eeren?’ -
 
Blikt naar de sfeeren!
 
Zegt, wie de starren, die duizenden, schiep!
 
Wie ze vergaârde
 
En in slagorde schaarde,
 
Wie er bij name hen riep,
 
Alzoo geducht van vermogen,
 
Dat er niet één werd gemist voor zijne oogen!

III.

 
Wat dan, o Jakob! gebukt onder 't lot?
 
Wat dan, o Isrêl! verzonken in zorgen?
 
Zucht niet: ‘Mijn weg is den Heere verborgen!’
 
Klaagt niet: ‘Mijn recht gaat voorbij van mijn God!’
 
Weet gij het niet, hebt gij 't nimmer vernomen?
 
Zijne is de hand, die de heemlen omvat;
 
Hij schiep deze aard en hare uiterste zoomen,
 
Hij, de Onuitputbre, wordt moede noch mat.
 
Niemand doorgrondt het verstand des Almachten,
 
D' Eeuwge, die krachten
 
Den biddende geeft;
 
Sterkte vermeêrt die geen krachten meer heeft!
 
Jeugdigen kunnen verdorren en smachten,
 
Jonglingen struiklen en sneven;
 
Maar die den Heere, hun Heiland, verwachten,
 
Groeien en bloeien en leven,
 
Opwaarts geheven
 
Op adelaarsschachten!
 
Want die hen draagt, is de Algoede:
[pagina 48]
[p. 48]
 
Hij bakent met stralen hun pad -
 
Zij loopen, en worden niet moede;
 
Zij wandlen, en worden niet mat!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken