Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tussen Maas en Mars (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tussen Maas en Mars
Afbeelding van Tussen Maas en MarsToon afbeelding van titelpagina van Tussen Maas en Mars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.17 MB)

Scans (1.66 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tussen Maas en Mars

(1960)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Het gevloekte brood

Pont Saint-Esprit 1951
 
Dit had de Boze zich nog afgedwongen
 
toen hem de Banner aan de troebele Jordaan
 
beval om heen te gaan,
 
om weg te varen uit de zieke zinnen
 
van dochterke van vrome molenaar
 
in dorpje Telamaar.
 
 
 
Ik wil verblijven in een handvol zaden
 
die 'k op de mulderszolder samenveeg.
 
Ik moet toch ergens heen.
 
Wat roggestof en roggespoor kan niemand schaden.
 
Ik spring dan weg in wind en weer
 
en zijg wel ergens neer.
 
Ik vind ook beemd of veld om in te wonen,
 
en in te werken, om mijn kracht te tonen.
 
Wel, sprak de Banner, stuif dan in de wind
 
tot waar de zee begint.
 
 
 
Een wolk van wannestof en roggesporen
 
woei door de gloed van ochtendgloren
 
het argeloze Westen in.
 
En dat bezeten meel bleef dreigend dwalen
 
veel eeuwen lang door kloven en dalen,
 
ontkiemend immer voort.
 
Totdat het ergens aan de groene boord
 
der Rhône in veel te rijpe roggenaren
 
is kunnen binnenvaren.
[pagina 8]
[p. 8]
 
De duivel was nu, moe van bloeiend wachten
 
in zoveel vruchteloze dage' en nachten,
 
plots fel in rijpe razernij.
 
Hij zou een spel van vlam en vuur gaan brengen,
 
zou branden, schrikken, folteren en zengen
 
in dorp en woud en wei.
 
Dan is de Boze giftig ingedrongen
 
in 't goede graan, waarvan eenmaal Millet
 
met vorstelijk penseel de glorie heeft gezongen.
 
 
 
Bij 't klappen van het lieflijk Angelus
 
reed men op hooggetaste wagen
 
het ongedorste koren naar de molen
 
van Pont du Saint-Esprit.
 
 
 
Hier kon de Boze zich wel thuis gevoelen,
 
want had men niet in oude sagen
 
in lang verleden tijd kunnen gewagen
 
van de bezetenheid der brandenden
 
van vlammenziekte en vlammendood,
 
wanneer zulk helse zaad in trog en oven schoot...
 
Nu kon de Vijand eindelijk weer werken.
 
Maillat, de mulder, had het meel gemalen,
 
het helse meel, waarin de duivel school,
 
het meel van rogge, dat in gulden dalen
 
zo hemels stond te pralen.
 
Dan is de Satan verder doorgedrongen
 
in mond en maag, in hersenen en longen.
 
 
 
Een wilde steek drong vrouw Labiche in 't brein.
 
Dát moest de duivel zijn!
 
Ik ben het vuur! gilde ze naar de straten.
[pagina 9]
[p. 9]
 
Ik ben van mens en God verlaten!
 
Ik zie een kroon van felgespitste vlammen
 
op al de blauwe kammen
 
der bergen in het rond!
 
Een ander: Hart en milt voel ik verkolen!
 
En ik voel vlammen door mijn aders dolen!
 
Een leiendekker sprong dol van het dak.
 
Drie kind'ren schoten als bezeten weg
 
uit doornenhagen aan de weg.
 
Daar zagen er kwaad groenig vuur in bollen
 
door straat en stegen rollen.
 
Zes mannen vonden saam een spitse dood
 
op erf vol roestig schroot.
 
Er dwaalde wedergalm van razend schreeuwen
 
of duizend losgebroken leeuwen
 
hun prooi vervolgden door heel Saint-Esprit.
 
Honderde lagen op de naakte straten
 
hun eind te wensen en verwensen
 
met schuimbedekte mond' en opgezwollen pensen.
 
Er hupten vuurge ruiters op de nokken;
 
er daalden vlammen neer in rosse brokken.
 
Een vuurslang viel van toren naar beneden
 
op been en armen, blouse en toog.
 
En dan nog scheller dan het rode vuur
 
die zonverdovend witte gloeden,
 
die over alle dingen woedden.
 
De mensen springen heen in radeloos geschater
 
naar veld en bos en berg en water.
 
Zij rennen tegen boom en muur
 
geteisterd door 't gevloekte brood en 't vuur
 
dat met gebannen duivelen is uitgegaan
 
eens van de troebele Jordaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken