Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tussen Maas en Mars (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tussen Maas en Mars
Afbeelding van Tussen Maas en MarsToon afbeelding van titelpagina van Tussen Maas en Mars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.17 MB)

Scans (1.66 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tussen Maas en Mars

(1960)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Gedroomde Limburgse Marialegende

 
Terwijl ik op een matten zomerdag
 
in 't hooi, bij Banholt-Mheer, wat lag te dromen,
 
heb ik daar - alhoewel ik niemand zag -
 
dit wonderlijk verhaal vernomen.
 
 
 
Ik ben het 'Lieve Vrouwke van het Stort',
 
en sta geduldig uit een wilg te staren
 
naar stapeltje afval, dat al groter wordt
 
en hoger in de gang der jaren.
 
 
 
Terwijl hij waakte aan rand van heide en bos
 
heeft manke herder mijn figuur gesneden;
 
't was duister in zijn stulp van stro en mos...
 
zijn mes is wel eens uitgegleden.
 
 
 
Zo werd ik zonderling van makelij:
 
wat lang van tenen en te kort van armen,
 
doch in mijn blik gelukte medelij
 
en om mijn lippen wat erbarmen.
 
 
 
Een moordenaar uit achttienhonderd-acht
 
heeft mij gekocht en dan tot zoen en boete
 
mij hier geplaatst in zwoele julinacht;
 
niet velen kwamen mij ooit groeten.
 
 
 
Men zegt: er hippen dwaallichtjes hier rond
 
zodra de klokken hebben twaalf geslagen;
 
zelf zag ik nooit iets over dezen grond...
 
Ik kan het moeilijk iemand vragen.
[pagina 11]
[p. 11]
 
'k Sta in dit vochtig nisje al menig jaar,
 
beschut door kring van uitgeleefde bomen;
 
door zotte maren in het dorp verbreid
 
ben ik in raren roep gekomen.
 
 
 
De reden wel waarom met korf en kar
 
het afval van erf, kelder, schuur en keuken
 
men brengt hierheen; soms wordt het mij te bar
 
van al die overrijpe reuken.
 
 
 
Dit is de rotste - naar 't een dichter leek -
 
van al die heimelijke, gore belten,
 
wat weggemoffeld in de weelge streek
 
van Moelingen tot Geulle en Welten.
 
 
 
Als Ster der Zee geniet ik hogen roem,
 
verslijt ik hoofd en kleed in ommegangen;
 
hier weigert men mij krans van kruid en bloem...
 
waarmee ik fokstier zag omhangen.
 
 
 
Hier keurt mijn volk mij haast geen groet meer waard,
 
ik schimmel zonder kaarsje in mist en regen.
 
Vergeet mijn Limburg niet zijn vriendlijke aard?
 
Het valt me wel een weinig tegen.
 
 
 
Toch treur ik niet te zeer; ik overweeg
 
wat zulk een vuilnishoop mij kan vertellen.
 
Zo zijn mijn uren niet zo stil en leeg,
 
als soms in marmeren stiftskapellen.
 
 
 
Daar ligt een smerig stukje schoppenaas
 
- uit 's duivels prentenboek zegt men in Vledde -
[pagina 12]
[p. 12]
 
doch met dit kaartspel kon de Mergelbaas
 
zijn ziel van donk're wanhoop redden.
 
 
 
Daar: 't afgedragen schoentje van een kind
 
dat vorig jaar naar Huis is opgevlogen.
 
Nog krijt zijn moederke in de wilde wind
 
om wonder Gods uit mededogen.
 
 
 
En daar wat snippers van bemorste krant,
 
ik lees daarop dan toch de goede maren
 
van wie naar ver en zeer onveilig land
 
ter zielenjacht zijn uitgevaren.
 
 
 
Ik lees van abbé Pierre in wuft Parijs;
 
van dokters die hun arm of hand riskeren
 
om zieken te genezen, ... van een reis
 
naar Mars, om niet terug te keren.
 
 
 
Daar welkt een tuiltje gelige anjelier;
 
dat heeft bedroefde bruidje weggeworpen:
 
haar rosse kerel ging aan drank en zwier
 
in verre Waalse en Duitse dorpen.
 
 
 
Laatst kwamen koster en kapelaan voorbij;
 
en werd van waardiger verblijf gesproken.
 
Dat neem ik niet; dan zal men spoedig mij
 
in ouderwetsen trant zien spoken.
 
 
 
Met weerwolf, alf en jomfer zonder kop
 
- dat tuig waaraan geen Christen mag geloven -
 
ik zet het hele bisdom op zijn kop
 
wanneer men mij van mijn bezit wil roven.
[pagina 13]
[p. 13]
 
Ik blijf het 'Lieve Vrouwke van het Stort'
 
- doch daarom nog niet Patrones der belten -
 
wier lof en ere dra gezongen wordt
 
door heel dit land der sluwe Kelten.
 
 
 
Dat is wat ik op matten zomerdag,
 
toen ik te Banholt lag in 't hooi te dromen
 
- hoewel ik niemand in de beemden zag -
 
uit wilgenkruinen heb vernomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken