Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vallende vogels (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vallende vogels
Afbeelding van Vallende vogelsToon afbeelding van titelpagina van Vallende vogels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vallende vogels

(1934)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

VI. Mysticus, uitvinder en dichter

De aanleg van het Albert Kanaal had heel wat vreemde elementen naar Canne gelokt. Het wemelde er van Duitschers, Italianen, Polen en zelfs hoog-Hollandsche polderjongens trof men er aan. Er ontstonden dorpjes van semi-permanente woningen en men bouwde er houten kroegjes voor het vlot geld verdienende en verterende werkvolk. Het anders zoo stille en fijne dorp werd onrustig, verloor schoonheid en karakter.

Het waren intusschen niet alleen arbeiders die in de Jekervallei neerstreken. Een heele staf van technische ambtenaren, ingenieurs en werkmeesters, arriveerde. Veel Walen en Duitschers. Met de Walen konden de dorpsbewoners het wel vinden. De Duitschers ontvingen ze minder gemoedelijk. Wat beteekende dàt nu? In Visé kon je de gevolgen van den oorlog nog overal zien, in Canne zelf hadden die kerels huisgehouden en nu haalde het gouvernement ze weer binnen! Het kwam tot opstootjes en vernielingen...

Maar onder die gehate Pruisen bevonden zich jonge mannen en lui die een taal spraken, die weinig van het Limburgsch verschilde. En dan brachten ze geld onder de menschen. Ze bleken

[pagina 39]
[p. 39]

heelemaal niet zoo'n erge barbaren. Je kon ze ook niet vergelijken met de invallers van Augustus 1914. Dàt waren echte Saupreussen geweest, varkensfokkers uit Pommeren...

De jeugd herinnerde zich overigens de gebeurtenissen van zoo lang geleden al niet meer. Had ook andere ideëen, meer wijsgeerig en pacifistisch. Oorlog was een ziekte waaraan het menschdom leed, ze kwam altijd en overal voor. Ze bracht onvermijdelijk gruwelen voort. Dan begingen de Franschen ze, dan de Spanjaarden, de Engelschen, de Russen. De Duitschers waren aan de beurt geweest en moesten nu genoeg ervoor boeten. Bovendien, zoo'n oorlog herhaalde zich niet meer. Daarvoor waren de socialisten, de communisten, de democratische katholieken en vrijzinnigen te sterk geworden. Dra klopten de harten geruster, kaartten Duitschers en Vlamingen samen in de herbergen en bescheen iedere maan internationale idyllen.

 

Onder de lieve vijanden waartoe de meiskes van de Jekervallei zich het meest aangetrokken gevoelden, behoorde zeker Willy Oberhoff. Die had ook niets van een Pruis, zelfs niet van een Duitscher. Het leek eer een Franschman, een

[pagina 40]
[p. 40]

Italiaan. Slank, donker, gebruind van tint, met zwarte haren en zwarte oogen. Men moest aan een Romein denken. Hij kwam uit de omgeving van Godesberg, uit het legendarische Heisterbach, waar zijn moeder, weduwe van een Feldwebel, een hotelletje hield. Het brave mensch heette Braubach. Aan de origine van Willy was dus weinig van Latijnschen aard te bespeuren, doch dat kon verscholen liggen in het verre verleden toen Keulen nog Colonia Agrippina genoemd werd.

Willy noemde zich ingenieur. Met weinig recht; zijn studies waren beperkt gebleven tot eenige jaren middelbaar technische school. De Duitsche aannemersfirma, waarbij hij in dienst was, droeg hem ook geen ingenieurswerk op, doch liet hem enkel wat werktuigkundige teekeningen uitvoeren, wat plannen voor smalspoorverbindingen en uitwerkingen van grondprofielen. Op het kantoor noemde zich Willy dus niet ingenieur, nog minder Diplomingenieur, maar eenvoudig componist. Daar maakte dàt nu weer indruk. Inderdaad had Willy Oberhoff een paar moderne sonaten geschreven, die zelfs in Bonn, bij gelegenheid van een concert gewijd aan de nieuwste Rijnlandsche muziek, door een virtuoos van naam

[pagina 41]
[p. 41]

waren uitgevoerd. De pers noemde ze niet onverdienstelijk, de beroepscritici begroetten Hindemith erin en de manuscripten vonden geen uitgever. Niettemin, zijn omgeving van technici, zag een beetje tegen hem op: hij had toch gefigureerd op een programma, dat door niemand minder dan door Landeshauptmann en Regierungspraesident was aangehoord.

Maar tusschen meisjes en vreemde menschen stond het voornamer zich ingenieur te noemen. Een klein lidteeken op de linkerwang deed trouwens vermoeden dat hij Academiker kon wezen. Willy was nu eenmaal, zijn hoogen, beschouwende en ook titanische geest ten spijt, wat glorieus. Net als Ibsen.

Oberhoff leed aan te sterke intuïtie en te veelzijdige begaafdheid, samengaande met een zeer constante eerzucht. Moeilijk wist hij zijn geest geconcentreerd te houden; hij scheen alles van nature te weten, te doorgronden of spelend te kunnen leeren. Tot niets kwam hij door wording en worsteling, hij bereikte in alles iets brilliants, vlug en zonder veel moeite. Er lag wat geniaals in zijn wezen, maar het duizelingwekkend hooge en diepe, het titanische en geweldige, mengde zich immer met iets vaags, onpersoonlijks, met geestelijk eigendom van anderen.

[pagina 42]
[p. 42]

Met onweerstaanbaar élan wierp hij zich op het een of ander, bereikte in een jaar waarover anderen er drie deden. Doch dan zakte de belangstelling, want in dat eene jaar was het phenomenale dat hij bereiken wou, geen werkelijkheid geworden. Zijn onrustige geest zocht dan andere wegen, die hij gemakkelijk vond en waarover hij zich vlot voortbewoog. Stormend soms naar absolute hoogten! Zoo had hij op zijn zesentwintigste jaar al wat naam gemaakt als componist, als criticus van moderne architectuur, als kenner der praehistorie van Rijnland, als commentator van den grooten mysticus Tauler, als spreker op vergaderingen van Stahlhelm, als kenner van de Fransch-Duitsche geschillen en oorlogen... in iedere richting zou hij het ver kunnen brengen, wanneer de natuur hem ook de gave van geduld en doorzettingsvermogen had geschonken. Nu verspilde hij zijn talenten in pogingen en ongedurigheden.

Als technicus slaagde Willy Oberhoff evenmin Prachtige ideeën kon hij lanceeren, vindingen die de echte Diplomingenieurs verbluft deden staan, doch om ze zelf uit te voeren ontbraken hem vakkennis en rust. Het waren allemaal geniale flitsen, meer niet.

[pagina 43]
[p. 43]

Toen de omstandigheden hem naar België, naar de kanaalwerken van Luik brachten, had juist de literatuur hem overweldigd. Emile Verhaeren, Nietzsche en Werfel openden hem de oogen voor zijn waarachtige roeping: hij wilde dichter worden van het moderne leven en schreef, enkele weken na deze ingeving, wilde, rhapsodische verzen, die dra een goed onthaal vonden in de pers der Duitsche litteraire avant-garde. Een nieuw ideaal, een nieuwe droom: eenmaal te behooren tot de heroën der wereldlitteratuur...

Willy Oberhoff begon aan een epos: Panama, Panérgyrique van den modernen ingenieur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken