Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vallende vogels (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vallende vogels
Afbeelding van Vallende vogelsToon afbeelding van titelpagina van Vallende vogels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vallende vogels

(1934)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

IX. Bezinnen en bedenken

Tegen den vallenden avond wandelden de jongelui naar het dal en het dorp terug. Zwijgend, verlegen, gehinderd. Na de eerste vervoering dauwde bezinning in hun gemoed.

Wat er gebeurd was kon beslissend wezen voor hun toekomst, daarvan gaven ze zich allebei in stilte rekenschap. Maar wat zou de toekomst brengen?

Willy herinnerde zich zijn glorieuze droomen. Een man worden van macht en aanzien. Wanneer hij trouwde moest het een hem evenwaardige vrouw wezen. Dat hij nog iemand van naam en invloed werd, daaraan twijfelde hij ook nu niet. Hij geloofde, dat zijn tijd wel komen zou en voelde zich veelzijdig begaafd genoeg om van dat oogenblik gebruik te maken. Misschien schreef hij eens een boek, dat hem de plaats schonk die hem toekwam. Mogelijk werd hij leider van een partij...

Het overmatig bewustzijn tot wat bijzonders voorbestemd te zijn had zijn karakter al gevormd. Het ontbrak hem niet aan hartelijkheid voor al wie iets in hem zag en geen twijfel of geringschatting blijken liet. Maar iedereen die meende

[pagina 60]
[p. 60]

hem te mogen bevelen of gedachten op te dringen, stuitte op een onverzettelijke fierheid, zich uitend in scherpe ironie of hooghartig zwijgen. Zoo verliep zijn leven in ontelbare conflicten met iedereen die met gezag of macht bekleed in zijn leven kwam. Lang hield hij het nergens uit. Er was weinig noodig om hem uit protest te zien heengaan.

In zijn gevoelsleven toonde hij zich nauwelijks anders. Even fier, doch nog meer onberekenbaar. Aardig, vriendelijk en gedienstig voor ieder meisje dat hem beviel, of dat hem de moeite waard leek, doch lichtgeraakt en snel tot definitieve dingen bereid. Berekening mocht men hem niet verwijten; zijn waardeering voor vrouwen berustte immer op andere dan materieele overwegingen. Maar het kwam hem billijk voor dat diegene die eenmaal zijn naam te dragen had, op een of andere manier, iets beteekenen moest, aan schoonheid, geest, naam of maatschappelijken rang. De zeer merkbare genegenheid van een jong gravinnetje in Godesberg had hij vanzelfsprekend gevonden. Toen het rijke en voorname kindje even, zonder kwade bedoeling, 'n zinspeling maakte op de toekomst die ze voor hem openen kon, vatte hij dit op als een beleediging

[pagina 61]
[p. 61]

en verbrak bruusk de relatie. Niet beter verging het de dochter van een gefortuneerd Akensch naaldenfabrikant; ook die viel door een onberaden woord in ongenade.

Aan deze en andere gevallen moest Willy denken, toen hij, naast Sanneke, het dal in wandelde. Sanneke had kwaliteiten, er was iets van haar te maken. Ze leek hem niet minder mooi en van een even fijne schoonheid als de aristocratische meisjes die naar hem coquetteerden. Aan haar geest en bevattingsvermogen twijfelde hij evenmin. En toch... hij moest aan de dorpsherberg denken... aan den gepommadeerden vader, een echten Belg van het type dat hij niet mocht. Er hinderde hem iets. Hij hield wel van het lieve blondje, vooral wanneer hij haar sfeer niet voelde. Dat ze, half voor beroep, wat veel op straat en onder de menschen kwam, deerde hem niet. Hij kende haar nu al lang genoeg om te weten, dat ze zich hoog wist te houden.

Het was of Sanneke intuitief aanvoelde wat in hem omging. Ze onderging een gevoel van hevige depressie, scherp contrasteerend met de verrukking van een uur geleden. Voor de werkelijke gaven van Willy had ze nog weinig oog, al wist ze ook belangstelling en waardeering te

[pagina 62]
[p. 62]

suggereeren. Zijn artistieke en intellectueele aspiraties leken haar een verheven soort liefhebberijen, die overigens het effect naar buiten ten goede kwamen. Componeeren, lezingen houden, dat stond, men bewees ermee iemand te zijn.

Tegen Willy, die zich ingenieur noemde, zag ze niet heel erg op. Ze voelde zich immers zelf wat buiten en boven de massa, op zeer duistere gronden overigens, die ze nimmer critisch onderzocht. Maar ze vond hem ‘een chique type’, een heer, haar criterium. Bovendien was ze plots anders tegenover hem komen te staan. In haar gevoelsleven werd een teederheid wakker, die immer gesluimerd had. Haar moeder verloor ze te jong; van vader vervreemde ze spoedig en die had zijn kind ook niet voldoende begrepen om het te herwinnen; voor haar peettante voelde ze een vage achting, meer niet.

Van Willy was ze plots gaan houden. Zijn onstuimige liefdesbetuiging, de lange en wilde omhelzing van straks hadden iets in haar doen ontvlammen, een vuur ontstoken dat niet meer te blusschen viel. Snel ontkiemde en ontbloeide de teederheid voor hem, vermengd al met bijna moederlijk medelijden met den knappen jongen die hier, alleen, in den vreemde zat.

[pagina 63]
[p. 63]

Toch bekroop haar een duistere vrees. Er lag iets in zijn karakter dat beangstigde. Zou hun ontmoeting wel geluk brengen?

Willy bekeek haar af en toe, haast critisch van terzijde: zeker, ze was mooi, en zelfs met smaak, hoewel zeer eenvoudig, gekleed. Er stak een dame in, een vrouw die bezieling schenken kon. Onbewust had hij van een ideale vrouw gedroomd, dat realiseerde hij zich nu. Dit simpele dorpsmeiske? Twijfel begon hem te kwellen en tevens drong zich de overtuiging op, dat deze in zijn leven iets meer beteekenen ging dan de andere vrouwen die hij had ontmoet.

La femme fatale? Even moest hij glimlachen bij de idee. Zijn lieve, blonde Gudrun had niet het type van een fatale vrouw. Als iets noodlottigs dringt die zich op in het leven. Neen, dat was Sanneke niet. Jammer misschien, maar dan kon hij ook niet er van houden gelijk hij nu deed, als een man, als de sterkere.

In het dorp gekomen, herinnerden ze zich pas de catastrophe van 's middags. Ze waren blij het hinderlijk zwijgen te kunnen verbreken en over iets te praten, dat buiten hun eigen gevoelsen gedachtenleven stond.

Willy werd in het dorp met respect en sym-

[pagina 64]
[p. 64]

pathie begroet. Het was bekend geraakt, dat hij, met eenig levensrisico, een paar menschen had helpen redden. Men waardeerde dit in den Pruis en gaf hem vriendelijk inlichtingen over het verder verloop der gebeurtenissen.

De vermisten nog niet gevonden. Geniesoldaten en mijnwerkers overgekomen. Enfin, hij moest maar eens gaan zien.

Hij at wat in ‘Repos des Cyclistes’ en begaf zich toen met Ketteke naar den ingestorten berg. Half het dorp dromde voor den verbrokkelden ingang samen. Soldaten liepen in en uit. Marechaussees hielden de nieuwsgierigen op afstand. Bij den ingang stonden een paar snikkende vrouwen, klagende familieleden en wat journalisten.

Het was lente. Luwe winden streken neer langs de hellingen der heuvels. Felle sterren pinkelden in een kobalten hemel. En boven, in de zwarte boomen van het Ravenbosch, begonnen nachtegalen te slaan.

Zonder deernis hun levensdrift uitzingend boven kreunende menschenleed, boven wurgende angst en martelend verbeiden. Het leven ging zijn gang, onbarmhartig, ongevoelig en overstelpend van gevoel meteen.

[pagina 65]
[p. 65]

Lang bleven Sanneke en Willy er niet staan. Ook zij werden gekweld en gedreven van lente en jeugd. In het zachte, warme donker, doorgeurd van jongen bloei, verdwenen alle twijfels en overwegingen. Weer omhelsden ze elkander, plots, in vlagen, doch nu lag er diepe teederheid in hun gevoelens.

En een wijde rust, een eindeloos vertrouwen, een zalig vergeten van wat de dag bezinnen deed en denken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken