Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vallende vogels (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vallende vogels
Afbeelding van Vallende vogelsToon afbeelding van titelpagina van Vallende vogels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vallende vogels

(1934)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

XX. Een nachtfuif

Pol Meulenbeek handelde in bouwmaterialen en noemde zich ook wel aannemer. Achter zijn gewild grove manieren school iets beters. Inderdaad had een diepe desillusie zijn karakter misvormd. Het hoogere in hem was niet dood, maar het brassen werd toch een tweede natuur.

Van Ketteke maakte hij zich iets meester zonder bepaalde bijbedoeling. Hij wou wat ermee pronken, weer eens ander gezelschap hebben. Toen hij merkte met een nog onbedorven kind te doen te hebben, verwonderde hij zich eerst en raakte dan met het geval een beetje verlegen.

Aan trouwen dacht hij niet en wanneer hij toch ertoe overging zou hij zijn vrijheid zoo duur mogelijk verkoopen.

Hij dubde er wel eens over Sanneke Demerrel eerlijk te waarschuwen voor zijn eigen gezelschap en dat van zijn vrienden; hij vond het evenwel jammer haar kwijt te raken en behandelde haar nu met wat meer respect. Wanneer al te dubieuze elementen haar naderen wilden blafte en blufte hij die weg. Overigens dronk en braste hij even onmatig als anders en had er het grootste plezier

[pagina 143]
[p. 143]

in het meiske van Canne in een lichten roes te helpen.

Ketteke herkende in hem een goeden kern, ze vermoedde wat Pol op een verkeerden weg gebracht had en voelde sympathie voor hem. Ze merkte dat hij haar met meer achting behandelde en louche kerels op een afstand hield. Ze kon overigens haar Willy niet vergeten en de vergelijking tusschen die twee mannen viel zoodanig in het nadeel van Pol uit, dat ze zich, daardoor alleen al, vrij gevoelde.

Meulenbeek had een groote leverantie gekregen voor de Nederlandsche kanaalwerken. Daarop gaf hij een fuif ergens in Maastricht waar men zich van het sluitingsuur niets aantrok. Ketteke moest er heen, de anderen zouden ook hun vriendinnetjes meebrengen.

Het begon met een ouderwetsche koffietafel, geserveerd in de goede kamer van den restaurateur. Krentemik, broodjes met ham, rijstenvla, appelbollen en wafels werden opgediend. Pol en Sanne troonden aan het hoofd van de tafel. Met een beetje weerzin monsterde Ketteke de kennisjes der vrienden: allemaal min of meer typetjes. Had ze zich, zonder het te weten of te willen, nu toch vergooid? Wat waren het? Vermoedelijk

[pagina 144]
[p. 144]

wat sigarenmaakstertjes en bazaarkippetjes van de lichtere soort.

Ze poogde haar afkeer te camoufleeren; het lukte niet heel en al. De meisjes begonnen revanche te nemen door het lanceeren van geniepige verdachtmakingen en hoonende complimentjes. Ketteke riposteerde met goed geveinsde achteloosheden. De jongelui trokken zich van al die hatelijkheidjes weinig aan en begonnen onderling over sport te vertellen. Intusschen werd er danig gegeten, naar het parool van Pol, om een goede onderlaag te hebben voor wat komen ging.

Dat komende beteekende een wijnfuif met dans. Muziek leverde de radio wel op. De tafel werd weggeruimd; de restaurateur droeg flesschen en glazen bij, alles in ruim getal, er zou immers wel wat gebroken worden, dat wist hij bij ervaring.

De eerste dansen verliepen correct; de eerste flesschen ledigde men in vroolijkheid. Dan begon het op een bachanaal te gelijken. Spoedig waren ze allemaal bedronken en wisselden uitgelaten springpartijen af met schaamtelooze vrijages.

Tusschen woeste zoenen en gelal van modeliedjes

[pagina 145]
[p. 145]

door, wierp men elkaar bonbons en gebakjes naar het hoofd.

Ketteke hield zich eerst wat gereserveerd, maar spoedig deed de zoete, witte Bergerac zijn werking gevoelen. In een dwaas impuls vloog ze Pol ineens om den hals en overdekte zijn bedronken gezicht met kussen.

- Zie, de schijnheilige begijn, gilde een van de meisjes. Die weet ook wel hoe ze het moet doen.

In dolle dankbaarheid hief Pol haar omhoog en begon, met zijn angstig kraaiend liefke, een solodans.

In overmaat en brooddronkenheid werd er doorgevierd tot den morgen. Toen slaap en vermoeienis hun kalmeerenden invloed gevoelen deden, leidden de mannen hun vriendinnetjes, met den arm om het middel en onder veel hikkerige zoenen, naar huis. Pol had zijn wagen in de omgeving laten parkeeren en steeg met Ketteke in. Hij was triestig geworden en lalde wat van: je valt me mee en je valt me tegen.

- Je moest eigenlijk niet met ons omgaan. Je mag niet uitglijden.

- Maar Pol, lieve jongen, wat overkomt je opeens? hakkelde Ketteke, wakker schietend uit een soezerige rust.

[pagina 146]
[p. 146]

- Het spijt me, dat ik je leerde kennen, zeurde de ander met moeite de oogen open houdend om zijn auto door de straten te sturen.

- Nogal complimenteus, viel Sanneke verontwaardigd uit.

- Me niet verkeerd verstaan, je was en je bent beter dan wij, boemelaars. En die meiden van straks... geen halven franc voor haar fatsoen... geen tien centiem.

- Een vroegpreek! Je had Capucijn of Redemptorist moeten worden.

- Ik ben een lamme, beroerde kerel geworden... omdat ik van iemand te veel hield... Jij houdt ook van een ander... het is misgeloopen ermee... Neem een voorbeeld aan mij... ik ben een lamme, beroerde... De rest van den zin vervaagde in een snorkerig geprevel.

- Pol, houd je oogen open! Je rijdt den stoep op! gilde het meisje opeens beangst. Meulenbeek sliep bijna achter het stuur.

Pol schrok wakker, iets ontnuchterd en probeerde helder voor zich uit te kijken. Ze waren al buiten de stad en reden het Jekerdal in. Nu overmande de slaap ook Sanneke; ze lette niet meer op of Pol wakker bleef.

Plots een felle slag, gerinkel van glas, slinge-

[pagina 147]
[p. 147]

rende beweging van den wagen. Tegen een boom gereden. Pol was met de borstkas tegen het stuur gevlogen en maakte pijnlijke grimassen. Hij scheen niet gewond. Sanneke had een paar schrammen in het gezicht opgeloopen, bloedde eventjes.

Totaal nuchter sprongen ze uit den wagen, keken elkander verbluft aan en inspecteerden toen de auto. Gelukkig afgeloopen!

Haast geruischloos schoof, uit de richting Canne een groote Cadillac aan en stopte met bravour. Een voorname jonge man met ascetengezicht steeg uit, informeerde in Vlaamsch met Fransch accent naar het ongeval en bood de hulp van zijn chauffeur aan. Die hoefde hem maar even naar den vroegen sneltrein in Maastricht te rijden en kon binnen tien minuten terug zijn.

Nauw had Sanneke den eleganten jongen man gezien of ze verschoot van kleur, trok den bontkraag van haar mantel zoo hoog mogelijk op en hield haar zakdoekje voor den mond. Achille Le Fexhe, haar jeugdvriendje. Dat hij haar toch niet, in die omstandigheden en in dat gezelschap herkennen mocht! In de laatste jaren had zij niet meer aan hem gedacht. Het bericht, dat hij een functie kreeg aan het Belgisch gezantschap

[pagina 148]
[p. 148]

te New-York, wekte nauwlijks eenige herinnering. Maar nu verscheen hij voor haar als een levend verwijt. Tot zijn hoogte had ze omhoog gewild, met Willy leefde ze eenmaal in een edeler wereld en nu... vannacht...

Pol's wagen bleek niet ernstig beschadigd. Achille en zijn chauffeur stegen weer in en de luxueuze Cadillac suisde melodieus de verten in. Le Fexhe scheen Sanneke niet herkend te hebben. Pol kreeg den motor weer op gang en reed door.

Een groote droefheid overweldigde het meisje nu; ze begon zachtjes te schreien. Zenuwen, dacht Pol, en liet haar gevoelens liever den vrijen loop.

Zenuwen en een smartelijke inkeer deden zooveel tranen opwellen. Sanneke schaamde zich over haar gedrag, herinnerde zich met diepe zelfvernedering het dronkemanspreekje van een half uur geleden. Ze had een besluit en een afscheid te nemen.

Zacht stopte de wagen voor ‘Repos des Cyclistes’. Met verboemeld maar toch ernstig gezicht, hielp Pol zijn vriendinnetje uitstappen.

- Beste Pol, zei ze zachtjes met een schroeiend gevoel van leed in de keel, je les heb ik begrepen.

[pagina 149]
[p. 149]

- Ik kan me niet meer goed herinneren wat ik zei, ontweek Meulenbeek, getroffen door het leed van een naderende scheiding.

- Met je dronken kop vertelde je me wat je me nuchter verzweeg. Ik dank je voor al wat je voor me over had. Adieu, Pol,... doe als ik doen ga... vergooi je niet meer verder, je bent er te goed voor.

Pol probeerde hoonend te lachen, maar zijn mondhoeken trilden zichtbaar.

- Adieu Sanneke!... hij nam haar hand, kuste die haast eerbiedig en steeg in zijn wagen.

Als geslagen sloop Sanneke naar haar slaapmertje, zielsbedroefd over het afscheid van dien armen, verboemelden maar in-goeden kerel. Alle mannen waren toch niet zoo beroerd. Hij had haar toch iets van het verloren vertrouwen in de menschen teruggeschonken.

Dan hernam de wijn zijn rechten; ze verviel in een zwaren, doezeligen slaap, die alle leed vergeten deed en alle tranen droogde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken