Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

De Franskiljons.

I.
De Kasteelheer.

Denk nu maar niet dat het voor een kasteelheer noodig is de afstammeling voor een oud adellijk geslacht te zijn.

Neen, wij hebben met een modernen kasteelheer te doen.

Het ‘blauwe bloed’ vloeit hem maar heel spaarzaam door de aderen, als er ten minste nog spraak van kan zijn; een blazoenkenner zou lang in het ‘armoriael’ moeten zoeken om zijn geslachtsboom vast te stellen.

Maar waartoe is er een afkomst noodig, als men zich ‘junker’ in de ziel gevoelt.

Hij is dus een modern kasteelheer, die per automobiel rijdt en een prachtige villa bewoont, in plaats van een middeleeuwsch slot.

Hij is voorzitter van den boerenbond, eigenaar van de melkerij, beheerder van het landbouwkrediet, idem van een paar dito-kooperatieven en van wat weet ik nog niet allemaal.

Elk dezer instellingen is een der mazen van het net, waarmee hij een kwart van de provincie omspannen houdt. De helft van het dorp hoort hem toe; maar zijn invloed gaat veel, veel verder. Hij is er heer en de meester; wee degenen die hem in den weg loopen of niet dansen gelijk de kasteelheer fluit.

Natuurlijk is hij burgemeester van het dorp, omdat dat zoo behoort; verder houdt hij zich, ten minste niet rechtstreeks, bezig met politiek.

Maar hij heeft altijd een schoonbroer, of een aangetrouwde neef of zoo iets, die te Brussel, in de Wetstraat, ge weet wel waar, de belangen des lands vertegenwoordigt en natuurlijk tot de ‘vieille droite’ behoort.

De kasteelheer zelf is desnoods ook nog wel een bestendig deputatielid, of houdt er, in een staatskommissie of een provinciaal bestuur, een paar postjes op na die hem veel eer, veel

[pagina 13]
[p. 13]

gezag, veel invloed, en desnoods ook nog wat centjes aanbrengen kunnen.

Hij is dus een man van gewicht. Als ge nu weet dat hij daarbij nog een voet in het bisdom heeft, zult gij dat eerst naar zijn vollen omvang schatten.

't Spreekt van zelf dat iemand die zoo'n voorname betrekingen bezit, zich van zoo'n gemeene taal als het Vlaamsch niet bedienen kan. De kasteelheer op den buiten, heeft tegen het Vlaamsch wel niet den bekrompen wrokkigen haat van den katoenbaron in de stad. Hij heeft er alleen de diepste minachting voor.

't Vlaamsch, dat is goed voor den boer en den werkman; voor de meiden en knechts.

Plat boersch kent hij genoeg om er in te vloeken en te schelden; met deftige menschen en in zijn familie-kring, spreekt hij Fransch, of ten minste zijn Beulemans-taaltje dat daarvoor dienst moet doen.

Zijn jongens worden bij de Jezuieten op pensioen gedaan om goed Fransch te leeren, met hetzelfde doel krijgen zijn dochteren een heusche ‘française’ tot gouvernante. Die lezen de romans van René Bazin en Henry Bordeaux, en als ze wat ouder zijn ook van Paul Bourget, want ge moet toch iets van de wereld kennen, en dat zijn immers weldenkende schrijvers?

Ge moet, bij den kasteelheer dan ook met geen Vlaamsche Beweging voor de pinnen komen. Vroeger haalde hij daar de schouders voor op.

- Dat was allemaal zotspel, waar een ernstig mensch zich niet mee kan bezig houden.

In den laatsten tijd is die houding echter veranderd; nu fronst hij de wenkbrauwen, zijn schoonbroer, of aangetrouwde neef, die over de taalkwestie even zoo denkt als hij zelf, heeft tijdens zijn laatste kandidatuur last gehad van de onbescheiden vraagjes die een groep flamingantische kiezers hem durfden stellen.

Ja, ondanks al den invloed van heel den stam, scheen hij in zijn kamerzetel zelfs eenigszins te wankelen.

Bovendien, tijdens den oorlog zijn al die flaminganten immers landverraders en Duitschgezinden geweest?

[pagina 14]
[p. 14]

Sedert dien is zijn misprijzen in vijandigheid veranderd, vooral nu, in de hoogere sferen, de patriotarderie daarbij in de mode gekomen is.

Aan zijne pachters, waarvan de zoons met frontgedachten uit het leger zijn gekomen, heeft hij al een wenk gegeven.

- Ze moeten dat jong volk eens leeren wat beter hun manieren te houden; of zoo niet...

Wel hadden de dochters van den kasteelheer, na den wapenstilstand bij de bevrijding, een schoonen eereboog vlak tegenover het kasteel doen optimmeren, met den echt vaderlandschen welkom:

Vivent nos vaillants poilus!

Ze hadden eigenlijk wel liever Fransche soldaten gehad, dan ons eigen jassen; en zie, 't was afsof ze 't hadden voorzien, want die onbeschofterikken schenen heelemaal niet met zoo'n komplimentjes gediend en hadden laten verstaan dat, als men ze niet in hun eigen taal welkom kon heeten, die ontvangst gerust achterwege mocht blijven.

Sedert dien begint de kasteelheer zoo wat bewust te worden dat er ander tijden in aantocht zijn. Hij voelt zijn positie van oppermachtige dorpsvoorgd bedreigd, zijn gezag aan 't wankelen.

Daar is zoo'n onbeduidend onderpastoorken terug gekomen uit het leger waar hij aalmoezenier was, en die stookt kwaad vuur onder dat jong volk.

Vroeger zouden ze 't den kasteelheer niet gelapt hebben: drie, vier keeren per jaar kwam de pastoor dineeren op het kasteel; een woordje dan was voldoende om alles weer in 't rechte spoor te brengen... zoo niet zouden 's kasteelheer's deur en beurs voortaan gesloten blijven.

Nu is hij al twee keer in zijn automobiel gesprongen om bij 't bisdom aan te kloppen en nog is de zaak niet in regel.

Ook denkt hij er ernstig aan den ‘Cercle Catholique’ te laten schieten om lid van de ‘Renaissance Nationale’ te worden.

De uitslag van de kiezingen heeft hem daar echter van af gebracht; ook de aangetrouwde volksvertegenwoordiger heeft daar niet veel vertrouwen meer in.

[pagina 15]
[p. 15]

Maar zijn abonnement op Bien Public en XXe Siècle heeft hij laten varen om zich nu mot de hoogere lektuur van de Nation Belge geestelijk te spijzigen.

De flaminganten moeten het nu ontgelden: activistes, néoactivistes en bolchevistes; 't is allemaal een boeltje dat er de schuld aan heeft als de wereld tegenwoordig geen respekt voor zijn meerderen meer kent.

Zijn werkvolk heeft ook al opslag gevraagd... er zou nog maar aan ontbreken dat ze nu ook een syndikaat gingen stichten.

't Is nog maar goed dat er niemand aan gedacht heeft te vragen waar hij gedurende den oorlog zijn graan en zijn aardappelen heeft heen gestuurd.

Of dat ze er hem een verwijt van gingen maken dat hij een paar keer met dien Herr Oberst is op jacht geweest.

Nu, dan kon hij toch nog altijd zeggen dat het was om hem militaire geheimen te ontfutselen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken