Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

II.
De Katoenbaron.

De katoenbaron speelt in de stad denzelfden rol als den kasteelheer op den buiten.

De eerste is liberaal, de tweede katholiek; de omstandigheden brengen dat zoo mee, maar in den grond is het koek van een deeg. Daarom gebeurt het ook zoo dikwijls dat kasteelheer en katoenbaron van dezelfde familie zijn.

Gelijk de een te lande over den boer, zoo strekt de andere zijn macht in de stad over de proleten uit. Wat men er ook van moge denken, deze laatste zijn al niet moeilijker om te behandelen, dan de pachterkens, kortwoonders of koeiboerkens. 't Is maar dat men ze op een ander manier aanpakken en er onder houden moet.

De katoenbaron bezit dus een spinnerij, is aandeelhouder van een paar anderen, eigenaar van een cinema; hij zit in den beheerraad van een paar banken en van ik weet niet hoeveel naamlooze maatschappijen. Ofschoon op een ander gebied, strekt zijn invloed zich even ver uit als dien van den kasteelheer zijn kozijn.

Maar zijn haat tegen het Vlaamsch is veel vinniger; men zou kunnen zeggen dat hij een aktieve franskiljon, terwijl de andere slechts een passivist is geweest.

Terwijl de kasteelheer, tot vóór den oorlog ten minste, slechts een hooghartig misprijzen voor de lompe boerentaal koesterde, voedde de katoenbaron een bekrompen, wrokkigen haat tegen alles wat Vlaamsch dierf heeten.

Hij was lid van de ‘Ligue pour la Liberté des Langues’, en van de ‘Association flamande pour la vulgarisation de la Langue française en Flandre’ - om het ding met zijn langen naam te noemen.

Jaarlijks had hij er eenige briefkens van honderd voor over, om mijnheer Du Chastain, of eenig ander ‘clair génie latin’ zijn geestigheden te hooren ten beste geven over ‘le jargon

[pagina 17]
[p. 17]

vaseux, digne tout au plus des idées rudimentaires de l'anthropopithèque primitif.’

Als hij nog geen lid was van de ‘Amitiés françaises’ kwam het doordat deze doorluchtige vereeniging toen nog slechts weinig propaganda in Vlaanderen had gemaakt en er aldus minder bekend was dan de vulgaire of de L.L.L.

Daarentegen is de katoenbaron een der eerste bazen van de liberale Associatie en - natuurlijk ook - van de Loge, Le Septentrion, La Lumière de l'Occident, Les Frères Kadasch of ander dergelijk dink.

Als de broeder, in volle ornaat, met het groot lint rond den hals, het voorschootje op den buik en het truweeltje in de hand, de ceremonie van ‘la voute d'airain’ of een dergelijk spelletje uitvoert, denkt hij natuurlijk met de diepste minachting aan de klerikale dompers, die zich door hun komediespel belachelijk maken.

Want antiklerikalisme en franskiljonism gaan bij den katoenbaron hand in hand. Ieder flamingant is voor hem een verkapte klerikaal; daar hij als blijk van liberalisme en onvervalschte vrijzinnigheid, een eerste papenvreter is, is ook het gezicht van een flamingant voldoende om hem de razernij in het hart te ontsteken.

Tegen de flaminganten heeft hij een onberedeneerden maar des te scherperen haat.

De flaminganten hebben hem nooit iets misdaan. Misschien zijn ze van zijn bestaan zelfs niet bewust, want daar zijn veel katoenbaronnen en katoenbaronnekens in ons Vlaamsche land.

Maar een vrijzinnig man hoeft immers geen rekenschap van zijn gevoelens te geven, niet waar.

De flaminganten zijn hem antipathiek, dat is voldoende om ze tegen te werken en den duivel aan te doen.

Als er een Vlaamsche meeting in de stad plaats grijpt, koopt hij een paar dozijn van zijn werklieden uit om er stinkballen te gooien, opstootjes te veroorzaken en de sprekers te onderbreken.

Want, en dit is nog een kenmerk van den katoenbaron - hij is een modern patroon, die zich bij zijn werkvolk bemind weet te maken. De fabrieksmeisjes weten er van te spreken, en hij

[pagina 18]
[p. 18]

geneert zich niet zich zelf met zijn volk zat te drinken, als het er op aan komt die dompers van flaminganten eens - volgens zijn deftige uitdrukking - op hun bakkes te slaan.

De katoenbaron was het dan ook, om al deze reeds vermelde hoedanigheden, aan zich zelf verplicht, gedurende den oorlog aan het hoofd van het Komiteit te staan.

Niet dat hij zich zelf met de bevoorrading of met iets dergelijks bemoeide; neen, dat zou beneden zijn waardigheid zijn, en wij zullen trouwens hierachter een bijzonder portretje van de eigenlijke komiteitsrat zelve schetsen, maar hij stond een zijner fabrieksgebouwen af voor de volkssoep en een paar ander voor de komiteitsmagazijnen; dat is immer, in oorlogstijd, en voor een katoenbaron, reeds meer dan voldoende, om een medalie van de Nationale Dankbaarheid te verdienen.

Zijn grootste werkzaamheid, als komiteitslid, bestond erin ervoor te zorgen dat alles uitsluitend en alleen in het Fransch zou gebeuren. Men was daar immers deftige menschen onder elkaar, die smerige flaminganten hadden er hun neus niet tusschen te steken?

Wie stelt zich dan ook des katoenbarons onbeschrijfelijke woede voor, toen hij moest erkennen dat die rekels, die schoelies, die landverraders van flaminganten, zich heelemaal niet stoorden aan de Union Sacrée zooals het Komiteit die begreep, en eerbied voor hun taal dierven eischen percies alsof de oorlog met de Vlaamsche Beweging niet gedaan ging maken.

Weken lang liep hij rond, moedeloos en in zich zelf gekeerd, niet wetende wat hij bedenken zou.

Toen, plots, had hij gevonden.

De briefkens van honderd, die hij vroeger voor de Vulgaire Associatie ten beste had, werden nu besteed aan de prohibés, aan allerlei patriotardische sluikblaadjes waarin de Vlamingen naar hartelust werden vuil gemaakt. Terwijl men in het geheim der Vrijmetselaarsloges, allerlei rapporten aan de heeren van Havere opstellen ging, over het landverraad door de aktivisten jegens het Heilig Komiteit gepleegd, en over de strenge straffen die de veiligheid des lands daarvoor eischte.

De Katoenbaron wist wel dat zijn uur zou komen en het vond hem niet onvoorbereid.

[pagina 19]
[p. 19]

Bij de roemrijke bevrijding des vaderlands had hij zijn mannen klaar: dezelfde mannen die vroeger de stinkballen op de Vlaamsche meetingen gingen gooien, en die hij eerst een stuk in den kraag liet drinken om dan flamingantische dompers op hun bakkes te slaan.

Bij de roemrijke bevrijding dus, werd zijn werkvolk uitgenoodigd, om een glas van den wijn, dien hij zoo zorgvuldig aan de Duitsche hebzucht had weten te ontrukken, op het heil van de eindelijk zegevierende Bondgenooten te ledigen.

Men ledigde niet één glas, maar een gansche menigte glazen; men dronk niet slechts den voor de Duitschers verborgen wijn, maar nog wel klaren jenever, wat heel wat beter is om de geestdrift op het gewenschte peil te brengen.

En toen de katoenbaron zag dat dit peil bereikt was, haalde hij triomfantelijk een lijstje uit zijn binnenzak - de lang van te voren opgemaakte adressenlijst van al de Vlaamschgezinden die hem ooit in den weg hadden gestaan, en aan het hoofd van de joelende, tierende bende zette hij zich op weg.

Dien nacht werd de bevrijding van het vaderland triomfantelijk gevierd.

De roode haan kraaide in de woningen van de landverraders, die lasteraars van het driemaal heilig Komiteit.

Het huisraad werd geplunderd: de woningen werden uitgebrand, de bibliotheken - een meubel dat men vruchteloos in de woning van een katoenbaron zou zoeken - op den brandstapel gesmeten - het wetenschappelijk werk van jaren langen arbeid in de vier winden verstrooid.

Vrouwen en kinderen werden mishandeld; jonge meisjes aan de gezellen van den katoen baron overgeleverd.

En, o supreeme triomf van het Belgische recht, niet de plunderaars en brandstichters, maar hun slachtoffers werden achter slot en grendel gedraaid.

Het is de schoonste dag uit het leven van den katoenbaron geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken