Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

XI.
De Riberaal.

't Is er nog een van de oude garde.

Ge weet wel, he, van: ‘la garde meurt, mais ne se rend pas.’

't Is een geslacht dat uitsterft. De exemplaren worden zeldzamer met den dag. Als 't zoo nog wat aanloopt zullen ze hem onder een glazen stolp zetten, om hem, als herinnering aan vroeger tijden, in 't museum van oudheden te laten bewonderen.

Vroeger, heel, heel lang geleden, in zijn jongen tijd, is hij ook zoo wat een beetje flamingant geweest. Natuurlijk, een heel, heel gematigd flamingant; un flamingant qui entend raison, zooals onze Belgieksche gazetten dat zeggen.

Een tijd lang moet hij zelfs deel hebben uitgemaakt van het Willemsfonds of zoo iets; maar hij trad er uit omdat hij de tendenz nog overdreven Vlaamschgezind vond.

Klauwaart en
Geus Is onze Leus,

zoo hiet het bij hem, en zoo mengde hij eerst, in gelijke dozis het oud antiklerikale water bij den Vlaamschgezinden wijn. Doch daar de geus voortdurend den klauwaart in het hoeksken duwde, deed hij ook steeds meer water in den wijn, tot dat het mengsel ten slotte geen mengsel doch nog alleen maar zuiver water was.

Hij was trouwens een liberaal uit één stuk, een echte liberaal van den ouden stempel, een verstokte doktrinair. Hij noemt zich vrijzinnig en demokraat, en geeft blijk van het eerste door voortdurend op kerk en pastoor te schelden, en van het tweede door zich zelf en de papenvreters van zijn soort, als het zout dezer aarde, het denkende deel van Vlaanderen te aanzien, hemelhoog verheven boven den bijgeloovigen boer en lompen werkman.

Hij is ergens notaris op een dorp, niet ver van een stad; al

[pagina 55]
[p. 55]

behoort hij tot de oude garde, het ras dat uitsterft, zijn er nog drie, vier van het zelfde allooi, op twee uren in den omtrek.

Daar is een gepensioneerde kommandant, die nu op een buitentje woont en zijn tijd met visschen doorbrengt en die vroeger lid van de loge was; daar is de oude doktoor die van zijn renten leeft, en daar is één jongere, de paardenkoopman, een rijk getrouwd boerenheer, die geen zes woorden zonder een vloek kon zeggen en zich zelf daarom voor een vrijdenker aanziet.

Met hun gevieren hebben zij een liberale associatie gevormd die, met al de aanpalende gemeenten misschien wel een paar dozijn leden telt.

De notaris en de kommandaat zijn de felste vlaamschhaters uit dien kring; de kommandant is het door zijn opvoeding en door zijn stiel; de notaris is het uit puur idealistische motieven: hij is het uit anti-klerikalisme.

‘Le cléricalisme, voilà l'ennemi!’ zoo staat er in de riberale klassieken. De jonge onderpastoor is een geweldige flamingant. wat hem, tusschen haakjes, den haat van den kasteelheer en de ongunst van het bisdom heeft op den hals gehaald.

Maar voor den notaris, vertegenwoordigt die onderpastoor het klerikalisme; en 't ware voldoende dat, een enkel ‘pilaarbijter’ zich vlaamschgezind toone om den riberaal puur uit reaktie, tot een razend franskiljon te maken.

Zijn redeneering overigens, in dit opzicht is primitief: de papen willen het volk dom houden om er baas over te blijven. Daarom mag het alleen Vlaamsch kennen en moet als door een Chineeschen muur, van al de weldaden der ruime vrijheidskultuur gespeend blijven. De klassieke ‘foyer de culture latine’, de Gentsche universiteit, die willen de japneuzen alleen maar vervlaamschen om ze kapot te krijgen en zoo doende iedereen te dwingen naar de Jezuieten-universiteit van Leuven te doen gaan. Ge ziet het: heel die Vlaamsche Beweging is niet anders dan een klerikaal kiesmaneuver, om verdeeldheid tusschen ons, trouwe liberalen, stamvaste Vlaamsche vrijzinnigen te zaaien.

Dat is zoowat de wijsheid die er, door de vier leden van de liberale associatie, om beurten verkondigd wordt. De notaris

[pagina 56]
[p. 56]

herhaalt die redevoering het meest omdat hij de voorzitter is; de gepensionneerde kommandant voegt er nog een woord bij over ‘patrie, drapeau, foi inébranlable en vaillants souverains.’

De twee andere leden, doktoor en paardenkooper knikken instemmend, maar zwijgen, omdat ze niet zoo wel ter sprake zijn: ze hebben de gewoonte niet van in 't openbaar te spreken.

Tot nog toe heeft geen van die vier riberalen ooit last van een hersenontsteking gehad.

Om de vier jaar echter, bestaat daar wel eenig gevaar voor. Dan roept de president een algemeene vergadering van de twintig overige leden der liberale associatie bijeen om den kiesveldtocht voor te bereiden.

Daar zijn er soms wel vijftien van aanwezig.

Daar worden de hoogervermelde grondwaarheden over liberalisme, flamingantisme en klerikalisme nog eens herkauwd en in een bestendigen vorm gegoten om, als kiesmanifest, de wijde wereld te worden ingezonden.

Enkele weken later gaan de riberalen ter stembus; de notaris zetelt daarbij als getuige voor zijn partij, de partij van de breede gedachten, de verlichting en de verdraagzaamheid.

En als er dan een frontman gekozen wordt, en er weer een riberale volksvertegenwoordiger mag gaan koolen planten, komen de vier associatie-leden bijeen om raad te houden; ze kijken elkander aan en schudden meewarig het hoofd over de toekomst der partij.

En zeggen dat we toch zoo'n groote mannen hebben: zie maar eens Devèze en Paul Hymans.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken