Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

X.
De Auditeur.

Ook dit is een portretje uit Le Havre de Grâce. Of neen, 't is een tweeluikje, onder wier eerste deel wij den titel ‘de held van Sainte-Adresse’, en onder wier tweede deel wij ‘Do Belgische Gerechtigheid’ zullen schrijven.

Vóór den oorlog was hij een geheel onbekend substituutje, bij ik weet niet meer welke rechtbank van ons land. Hij hield het daar ruim drie jaar van den oorlog vol; toen kwam de beruchte ‘werkstaking van de Belgische magistratuur’ als protest tegen de houding van den bezetter; daar onze substituut daarmee geen centen meer trok, besloot hij het bezet gebied maar vaarwel te zeggen, om bij de hooge heeren van Havere den rol van held te gaan spelen.

Hoe de tocht naar het gastvrije Holland afliep; welke gevaren hij liep bij het overtrekken van den draad des doods of welke avonturen hem daarbij ten deel vielen, zou ik niet kunnen zeggen. Want nog eens: hij was een bescheiden substituutje, schoon heelemaal niet van eerzucht ontbloot, wiens naam niemand ooit had gehoord, vooraleer in den Haver, een eerste heldenrol op zijn schouders kwam rusten.

Eens in den Haver bleek hij voor dien rol dan ook heelemaal opgewassen.

Weldra was zijn figuur in al de voorkamers, in al de wachtsalons van de ministeries, in al de bureelen en barakkementen bekend: zijn arm, dien hij in een groot wit verband droeg, zoodat hij in de stille straatjes tusschen het groen der villas van Sainte Adresse heel van uit de verte zichtbaar was, droeg daar niet weinig toe bij.

De juffertjes van de schrijfmachien onderbraken hun getik om hem achterna te zien door het raam; dan vertelden zij onder elkaar zijn tragieke historie, terwijl een rillinkje van romantieke wellust haar door de bruine of blonde krulletjes voer, die huifden op de donzige ronding van haar hals.

[pagina 51]
[p. 51]

- Denk eens! daar met al die Duitschers! en 't was zoo verschrikkelijk geweest om over de grens te komen! en ze hadden op hem geschoten terwijl hij onder den draad wou kruipen...’

‘Ze hadden hem doodelijk gewond in den arm. Zijn eigen broeder, of zijn schoonbroeder, of misschien ook zijn neef of zijn vriend, was door de Duitschers gefusiljeerd. Op zijn lijk had hij gezworen hem te wreken, en daarom alleen was hij ginder weggevlucht om nu de wapens op te nemen tegen de verdrukkers van zijn vaderland.’

En nu, helaas! driemaal helaas! zou hij zijn duurbaren broeder niet kunnen wreken. Men wilde hem niet meer om die doodelijke wonde, die hem voor eeuwig had verminkt. Zoo had hij zelf verteld in de ‘anti-chambre’ van ik weet niet meer welken vaderlandschen minister; en de tranen van machtelooze woede kwamen hem daarbij in de oogen.

Natuurlijk het de held zich, bij zijn aankomst in den ‘Haver intervieweeren door de ‘Nation Belge.’ Even natuurlijk legde hij ook de hoogstgewichtigste verklaringen af over alles wat men maar wilde, juist zooals men dat in de officieele en officieuse kringen had verwacht.

Over het prachtig moraal van de Belgen in het bezette land; over hun weerstand aan den overweldiger; hoe niemand naar vrede verlangde vóór de laatste Duitscher zou verpletterd zijn; hoe er geen Vlaamsche Beweging bestond in het bezette land, hoe de laatste aktivist er door de bevolking gelynchd zou worden.

Ja! 't waren schoone verklaringen; verklaringen zooals ze moesten zijn en waarvan de officieele propagandadienst gebruik kon maken.

Hij werd er dan ook voor beloond: na een paar weken kreeg hij een plaats in het kabinet van een minister.

Zoo'n regeering in ballingschap is niet wat een simpel sterveling denkt: daar zijn stroomingen en tegenstroomingen, daar is wrijving en wedijver, daar zijn dalende en opgaande zonnen en elk dezer zonnen houdt er een volledig stel satellieten op na.

De heldhaftige substituut was natuurlijk slim genoeg om zich

[pagina 52]
[p. 52]

bij een dier rijzende zonnen aan te sluiten. Als de minister dan, de nieuwe minister die den andere had opzij gedrongen omdat hij niet krachtdadig genoeg optrad tegen het steeds voortwoekerende flamingantisme, als men de rijzende zon dus, omgeven van al haar satellieten, door de stille straten van Sainte Adresse zag wandelen, bemerkte men van heel uit de verte reeds een schel witte vlek op het donkere groen: de held met zijn gewonde hand in het hagelwitte verband.

Drie maanden later, droeg hij dien arm nog steeds in het verband. Daar waren er wel die vonden dat hij veel zaaks maakte omdat hij zoo even zijn duim geschramd had aan een pinnekensdraad. Kwatongen vindt men overal; maar een arm in een verband, dat staat goed in oorlogstijd, vooral als men daarmee uit het bezet gebied komt. Het staat goed voor den held zelve, en voor den minister ook...

En telkens de rijzende zonne met haar satellieten naderde, hoorde men boven allen uit de stem van den held:

... flamingants... activistes... défaitistes... bolchévistes... de haat ginder tegen dat rapalje is zoo groot, dat men in Vlaamsche steden gelijk Gent en Antwerpen niets anders dan Fransch meer spreekt, puur uit reaktie tegen dat opdringen van het Vlaamsch...

 

***

 

Nu het tweede portretje van onze diptiek; het eerste werd opgehangen in den Haver; het tweede drie maanden later in het roemrijk bevrijde vaderland.

Want het substituutje, de held, was steeds meer en meer voor zijn heldhaftigheid beloond geworden. Van substituut was I hij bevorderd tot militair auditeur, en van het ministerieel kabinet overgegaan naar het front, ten minste naar dat front waar de militaire auditeurs blijk geven van hun heldhaftigheid.

Daar de oorlog ten einde liep, kon hij, alles goed te saam geteld, nog juist zes weken lang op dat ‘auditeurs-front’ den held uithangen... zelfs niet lang, genoeg om een simpel ‘chevronneken’ te verdienen.

Toen mocht hij verder, als auditeur militaire fungeeren, van

[pagina 53]
[p. 53]

de bloedraden die in het roemrijk bevrijde land tegen de aktivisten optraden.

Daar plukte hij de schoonste lauweren van zijn rechterlijke welsprekendheid, daar bond hij zijn verlepte stijlblommekens saam tot een tuil dien hij huldigend op het altaar des vaderlands kon neerleggen; daar donderde hij tegen de landverraders, hij die zelf voor hetzelfde vaderland - cedat toga armis - de wapens ter verdediging had opgenomen.

Hij mocht de doodstraf eischen voor den eersten flamingant die er voor het Hof van Ongerechtigheid verscheen. En hij kreeg de doodstraf: de officieren rechters schonken hem gewillig het hoofd van den landverrader, percies gelijk Herodes aan Salomé.

Het was een schoone dag voor hem. Hij kon het als een persoonlijken triomf aanzien. Zijn kollegas kwamen hem feliciteeren en Le Soir vestigde, in een hoofdartikel, de aandacht op den auditeur militaire, die zich even bekwaam als dapper en vaderlandslievend had getoond.

Hij ook is nu geen simpel substituutje meer. Met vaderlandsliefde brengt men het verre in Belgenland.

Wij zagen tot nu toe dat àl de Franskiljons voor hun patriotism werden beloond. Alleen ‘le flamingant patriote ‘wacht nog op officieele erkenning... maar die had het vroeger ook al te zeer verbruid.

L'auditeur militaire staat er beter voor. Die eindigt voorzeker nog eenmaal als eerste voorzitter van het verbrekingshof.

Hij zal het verdiend hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken