Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

IX.
Petronius.

Dat is een portretje uit Le Havre de Grâce; een simpel avontuurtje van een simpel franskiljon; een onder de talrijken die zich daar aan de staatsruif ten goede deden. Een onder de talrijken, - 't was immers in de mode daar - die de Vlamingen voor boches uitscholden omdat ze, de landverraders! in hun eigen taal wilden bevolen worden.

Behalve het talent dat er noodig is om een Satyricon te schrijven, bezat hij al de hoedanigheden die iemand tot een ‘arbiter elegantiarum’ kunnen maken, voor zoo verre dit in een bescheiden provincie-stad gelijk Le Havre de Grâce mogelijk is, ook voor den duur dat zij, door 't verblijf van een regeering in ballingschap, tot een tweede Belgische hoofdstad, in partibus infidelium wordt verheven.

Als hij, met zijn ‘gecintreerde’ overjas, zijn monocle in het linker-oog geklemd, zijn glimmende kachelpijp op de gepommadeerde haren, door de ‘rue de Paris’ spanzeerde werd hij vol bewondering nageoogd doer de midinetjes van den Bazaar of van de Galeries, die in hem het figuur van den idealen gentleman en romanheld zagen, zooals zij dezen op de films van Pathé of Gaumont hadden leeren kennen.

Natuurlijk was hij ambtenaar aan een Belgisch ministerie, hooger ambtenaar zelfs. Immers waren het te Havre allemaal hooge ambtenaars, vermits de kleineren maar in België moesten blijven om zich daar met den vijand te compromitteeren.

Toen natuurlijk dus was hij zelfzuchtig en een ware plaag voor zijn minderen; hij vond - steeds even natuurlijk - dat de duurte-toeslag voor het klein personeel veel te hoog en dat van de hoogere ambtenaars veel te gering was, daar deze laatste immers altijd moeten leven volgens hun stand.

Nog steeds even natuurlijk was hij ook een Vlaamschhater; dat is immers al wie zich respekteert in den Belgiek, en Le Havre was nu toch eenmaal ‘little Belgium in partibus.’

[pagina 47]
[p. 47]

Iedereen weet dat een hooger ambtenaar, gewoonlijk niet iemand van driemaal zeven is, maar veeleer reeds enkele kruiskens achter den rug heeft. Doch men is geen ‘arbiter elegantiarum’ voor niets: de onbepaalde kleur der haren van Petronius glansde glimmend vernist van kosmetiek, terwijl de breede scheiding in het midden, gedeeltelijk hun steeds sterker in het daglicht tredende zeldzaamheid verdonkeremaanden.

Overigens was hij, wat de hooger vermelde jufjes ‘zeer gedistingeerd’ noemen: van af de verlakte schoentjes, langs de steeds keurig in de plooi liggende broekspijpen, tot aan de boterkleurige handschoenen of den glanzenden hoogen hoed, was hij vlekkeloos en smetteloos, zonder één kreukje, gelijk een pas gedrukt modeplaatje van de Belle Jardinière of den Bon Marché.

Gelijk een geurige wierookwolk, wuifde vrouwenbewondering hem te gemoet... ‘Coeur de Française!...’ niet waar?... De hartekens vlogen naar den ‘beau belge’, de man van het mode-plaatje, en bleven er aan vastgekleefd gelijk vliegen op plakpapier.

Maar de man was, gelijkalle helden, bescheiden ofte diskreet; geen enkel avontuurtje kon men hem op de rekening schrijven, al deden er ook nog zooveel vage geruchtjes de ronde, al ontbloeiden er ook nog zooveel veelbeteekenende glimlachjes op de lippen; dat alles was niet meer dan een blijk van afgunst jegens die blanke reinheid van den ‘arbitre des élégances.’

Tot op een zekeren morgen de ambtenaarswereld van Sainte Adresse in opschudding kwam. Rond de marmeren tafeltjes van Toboco, bij het eerste aperitief rond elf uur, als die heeren de eentoonigheid van de bureeluren wat gingen afwisselen, kwam het groote nieuws voor den dag. Den vorigen nacht had een automobiel den zwaar gewonden Petronius terug gebracht naar het chikke familie-pension waar hij zijn huisgoden had onder gebracht.

Van een droevig ongeval was hij het slachtoffer geweest; terwijl hij 's avonds laat over het strand kuierde om van den heerlijken zomeravond te genieten, had hij een misstap gedaan en was met het gelaat op de harde keien te recht gekomen. De linkerslaap was half ingedrukt: misschien zou hij er het oog

[pagina 48]
[p. 48]

bij verliezen; wellicht bleef hij levenslang misvormd... Van de pijn had hij het bewustzijn verloren en was blijven liggen tot een wandelaar hem had gevonden en een taxi had bijgeroepen.

Zoo luidde ten minste het officieele relaas; maar dit officieele vond al even veel geloof als de officieele legerberichten waarin er maar steeds overwinningen werden behaald en aanvallen afgeslagen. Daarnaast deed een ander versie de ronde, die minder onschuldig bleek.

Volgens deze zou Petronius aldus gemolesteerd geworden zijn door een verbolgen echtgenoot, met wiens wettige wederhelft hij op ontijdige uurtjes in druk gesprek gewikkeld was. Het dametje van een poilu waande haar landverdediger nog in den loopgraaf, terwijl hij door een onvoorzien toeval reeds twee dagen vroeger met verlof was gegaan. In zoo'n omstandigheden kan je nooit weten wat er gebeurt.

Een kommensaal van Petronius in hetzelfde familie-pension had van den taxi-chauffeur die den gewonde had thuis gebracht het adres vernomen van het huis waar het slachtoffer de eerste zorgen ontving.

Dit lag in het hartje van de stad, minstens een half uur van het lichtende strand. Het was een dier gezellige gastvrije huizen, waar jonge fransche dametjes, van hun witte-weeuwtjes-tijd gebruik maken om de avonden door te brengen in gezelschap van Engelsche officieren of Belgische hooge ambtenaars.

Voor den armen Petronius, nadat hij het slachtoffer van dat smartelijk ongeluk was geweest, mocht het een waar geluk heeten dat hij zoo'n gastvrij huis had ontmoet... al lag het dan ook niet rechtstreeks op zijn weg.

Wat er van zijn moge; het avontuur liep goed voor hem af; hij bleef eenige dagen te bed, bleef eenige dagen langer thuis om zich daarna weer verder onverdroten aan het heil des vaderlands te wijden.

Hij behield zijn oog en bleef ook niet levenslang misvormd, wat voor een arbiter elegantiarum wel jammer wrare geweest. Weer spanceerde hij elken dag door de ‘rue de Paris’, met verlakte schoentjes, monocle à l'oeil, en hooge zijden dop, tot groote bewondering van het Haversche zwakker geslacht.

[pagina 49]
[p. 49]

En vol minachting keek hij nog steeds neer op de Belgen van tweede klas, die het waagden ook daar hun taal te spreken.

Of hij des avonds echter, nog eenzame wandelingen deed langs het lichtende strand waar er zooveel puntige keien liggen, zou ik niet kunnen zeggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken