Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

VIII.
L'éminent Critique militaire.

Hij was hooger ambtenaar aan een Ministerie, daarbij gepensionneerd officier. Een klein gebrek, dat met de jaren steeds lastiger werd, had hem verplicht nog betrekkelijk jong van de militaire loopbaan af te zien, die zich nochtans schitterend voor hem had aangekondigd.

Daar hij echter, lijk sabeldrager, in hart en in nieren militair gebleven was, hij nog reserve-officier; in zijn omgeving noemde men hem nooit anders dan: de kommandant.

Wat de oorzaak van zijn gebrek betrof, daarover liep er een vaag gerucht van een ongeval bij de groote maneuvers. Sentimenteele menschen die 't verhaaltje hoorden, onderdrukten dan slechts zelden een meewarig woord voor den man die zoo, door een dom ongeval, in den aanvang zijner loopbaan was geknakt,

Nu wil ik niet beweren dat hij zelf dit leugentje de wereld had ingezonden; maar hij hoorde het welgevallig aan; 't staat vast dat het hem in zijn loopbaan bevorderde. Daar een mensch steeds op de hoogte van zijn tijd moet blijven, zou het mij dus niet verwonderen dat hij heden ook onder onze roemrijke oorlogsinvalieden gerekend wordt.

Inderdaad heeft hij ook heel den oorlog meegemaakt, al is het dan met pen en papier.

Met de mobilisatie verwisselde hij zijn gekleeden jas voor een blinkend splinternieuw uniform; zijn duurbaar ministerie verliet hij niet: hij behoorde tot degenen die het vaderland beter kunnen dienen dan met het zwaard.

In dien tijd was hij nog een aardig man: toen de regeering naar Antwerpen moest vluchten, werd de dienst in een gemeenteschool ondergebracht; men installeerde zich zoo goed en zoo kwaad als het ging: de papieren en dossiers werden netjes naast elkander gestapeld op de banken waar zooveel

[pagina 41]
[p. 41]

geslachten schooljongens achter elkaar hun broek versleten hadden.

Veel werd er niet gewerkt: de tijden waren er niet naar en overigens was er ook niet veel te doen. Men sprak veel over den oorlog, vloekte tegen den Duitsch en verwachtte er zich aan tegen nieuwjaar zegepralend naar Brussel terug te keeren, terwijl het Engelsch leger uit het Westen en de kozakken uit het Oosten tegen Berlijn op zouden rukken.

Soms ronkte er een Taube - Fokkers en Gothas waren er toen nog niet - boven de belegerde stad. Dan snelden de ambtenaars naar het venster om in den helderblauwen Septemberhemel de donzen wolkjes gade te slaan die rond den roofvogel ontploften, in de hoop dezen doodelijk getroffen te zien nederstorten. Maar deze hoop werd telkens weer te leur gesteld.

De commandant echter, legde aan de ambtenaars de samenstelling en het mekanism uit van de granaatkartets; hij beschreef de kogelbaan en de draagkracht van den mortier. En de ambtenaars waren daarmee al even gelukkig alsof die kogelbaan midden op het vijandelijk vliegtuig ware terecht gekomen,

Ja, de kolonel was waarlijk een aardig man. Op de landkaart van België, waar de schoolkinderen de bijrivieren van Maas en Schelde bestudeerden, volgde hij de opereerende legers en gaf daarbij lessen van strategie en taktiek. Hier, zie, langs de talrijke banen van Zuid Brabant, rukken de Duitsche legerkorpsen vooruit, na met een voldoende troepenmacht op hun linkerflank de bruggenhoofden van Luik en Namen te hebben gemaskeerd. Hier, in l'Entre Sambre et Meuse, liggen de Fransche divisies, terwijl honderden vijftig duizend Engelschen, te Kales en Boulogne ontscheept, in allerijl van de kust optrekken.’

‘Zoo zullen wij eens te meer, hier in het oude slagveld van Europa, de groote botsing mogen verwachten waarvan de uitkomst niet te betwijfelen valt. Tusschen het Engelsch en het Fransche leger wordt de vijand als in een nijptang vast geklemd. De Franschen opereeren in verbinding met onze bezettingstroepen van Namen: de Duitschers worden in de pan gehakt, en het gros van het Belgisch leger, dat zich nu

[pagina 42]
[p. 42]

onder dekking van den fortengordel bevindt, doet een uitval om hem den aftocht af te snijden...’

Dat afsnijden bleek zelfs niet noodig: enkele weken later verliet de Belgische regeering de stad Antwerpen om het einde van het badseizoen te Oostende door te brengen. Slechts één volle week duurde daar het seizoen; dan trok de regeering weer verder Zuidwaarts op, naar Le Havre de Grâce, waar een milder klimaat haar wachtte.

Daar vond de commandant zijn werkelijke loopbaan: nu zijn ministerieele dienst geen reden van bestaan meer had, werd hij gelast de pers van de noodige geestespijs te voorzien om bij de Belgen het moraal hoog en den moed er in te houden en, bij den vreemde een schitterend tafereel van derzelfder moed op te hangen.

Zoo werd hij ‘l'éminent critique militaire belge;’ en voorzeker; daar ware ter wereld geen beter postje voor hem gevonden. Hij scheen daarvoor in de wieg gelegd.

Reeds te Antwerpen, toen regeering en leger nog in hun oninneembare vest - ‘le réduit national’ - opgesloten zat, had hij in een paar kranten reeds artikelen geleverd over den hongersnood die de poorten van Berlijn bedreigde, en over den Russischen pletrol, die met onweerstaanbaar geweld de vijandelijke legers door Oost Pruisen voor zich heen joeg.

Gedurende het kort verblijf van de regeering te Oostende, schreef hij in een krant een hoofdartikel over den militairen toestand, dat aanving als volgt.

‘Zal het uur nu weldra slaan dat de Mof, vastgeklampt aan zijn stellingen die zich over Reims en Verdun uitstrekken, van af Rijsel tot aan Pont à Mousson, verplicht wordt los te laten onder den zegepralenden drang van de steeds vooruitrukkende Bondgenooten?’

Maar de Mof het niet los onder dien zegevierenden drang, zoodat de krantenstrateeg, er nog wel voor bijna vijf jaar lang van het zelfde lyrisme op nahouden mocht.

Als iemand met zoo'n vaart vertrokken is, wordt het moeilijk om hem tegen te houden onderweg. Het was pas het begin van de ongebreidelde vlucht die dit lyrisch talent nemen

[pagina 43]
[p. 43]

zou, terwijl het militair-kritisch vernuft zich in vollen omvang ontplooide.

In de kolonnen van allerlei bladen voorspelde hij offensieven, deed de legers maneuvreeren, de reserves op het gepast oogenblik ingrijpen; stelde het geschut op, hield de ruiterij in bedwang; masseerde de infanterie, sprak van flank en van spits, van linker en rechter vleugel, en telkens eindigden deze strategische beschouwingen met de hoopvolle bemerking dat de Bondgenooten, ondanks hun eeuwige minderheid, steeds zegevierend weerstand boden.

Doch waarin de militaire kritieker zich zelf overtrof, was als er een aanval viel te beschrijven: dan sprongen de soldaten, gelijk de duivel uit een doosje, uit hun loopgraven met de regimentsmuziek aan het hoofd, de vaandels wapperend in den wind, de officieren liepen met het gevelde zwaard hun soldaten vooruit die luidkeels de Brabançonne en Vers l'Avenir zongen.

Dat er, bij het Belgisch leger, ooit pépés hebben bestaan, die eveneens bij zoo'n aanval een rol hadden te spelen, en dat de officieren zoo'n aanvallen gewoonlijk bestuurden van uit hun ‘abri’, scheen de militaire kritieker zelfs niet te vermoeden.

Toen hij, in het derde oorlogsjaar, met andere dagbladschrijvers, voor het eerst een bezoek ging brengen aan het werkelijke front, bracht dit geen wijziging in zijn eenigszinds antikwarische opvatting van den modernen loopgraven-oorlog. Hij schreef toen een brochuurtje over het Yzerfront en over het Belgisch leger, dat daar, met onwrikbaren heldenmoed het laatste strookje ongeschonden grond van het vaderland tegen den meineedigen overweldiger verdedigde. Welk brochuurtje door de officieele propaganda-diensten op ruime schaal werd verspreid.

Van af dien tijd dagteekende zijn groote beroemdheid. Hij had nu al een paar brochuurtjes op zijn litterair geweten, waarin de strafgespannen lier, in hoogdravend proza al de veldslagen en al de glorierijke daden van het Belgisch leger, en speciaal van dezes officieren, bezong; nu werd hij de officieuse historiograaf; hij werd ‘l'éminent critique militaire belge.’

De vluchtelingenbladen in Holland namen zijn artikelen over,

[pagina 44]
[p. 44]

en de militaire kritiekers uit de Engelsche en Fransche pers - major X., colonel Y., en géneral Z. - vermeldden voortaan ook regelmatig de meening van hun ‘éminent collègue belge.’

Het veld zijner werkzaamheden breidde zich uit. Bij alle gelegenheden: nationale feestdag, herdenking van den een of anderen veldslag, Luik, Haelen of den Yzer, vervaardigde hij enkele dozijnen gelegenheids-artikelen voor de Bondgenooten-pers, of uitvoeriger studien voor hun tijdschriften.

Daar de militaire kritieker trouwens een bescheiden dienaar van de machthebbers was; daar hij, als zulks noodig bleek, de Vlamingen vuil maakte en verdachtmaking tegen Holland zaaide; daar hij aan elk nieuw minister en aan elk generaal ten gepasten tijde een loftuitend artikel wist te wijden waarin er langs al de platgetreden litteraire gemeenplaatsen steeds dezelfde verlepte stijlbloemekens bleven groeien; zoo moest de verdienste hier ook niet lang op de haar toekomende belooning wachten.

Als officier maakte de militaire kritieker veel spoediger carrière dan zijn onnoozele collegas die het zwaard boven de pen verkozen; van commandant werd hij spoedig tot majoor en van majoor tot kolonel bevorderd. Zoo hij het nog niet tot generaal heeft gebracht, komt het alleen omdat men hem nog wat jong van jaren acht. Belangrijke diensten zijn hem toevertrouwd; in zijn omgeving heeft hij zoodanig den naam van een knappen kop, dat zijn collegas, die hij voorbij is gesprongen, het bijna vergeten jaloersch te zijn.

‘L'éminent critique militaire’ is thans niet langer een aardig man voor zijn ondergeschikten; waar is de tijd dat hij op de schoolkaart, den gang der operaties uitlegde: langs hier rukken de Duitsche legerkorpsen vooruit; hier in l'Entre Sambre et Meuse, de Fransche strijdmacht, en hier de 150.000 Engelschen die te Boulogne zijn ontscheept...

Gelijk alle arrivistjes die al het eerste deel van hun weg hebben afgelegd maar het nog, veel verder hopen te brengen is hij kruiperig plat tegenover de meerderen en hooghartig brutaal tegenover de minderen.

Voor het publiek blijft hij echter steeds ‘le parfait gentleman’. Zijn meening over zich zelf groeit in evenredigheid

[pagina 45]
[p. 45]

met al de postjes en eerbewijzen die hem te beurt vallen, doch daar hij zulks uitstekend weet te verbergen wint de faam zijner voortreffelijkheden nog steeds veld. Nog meer dan vroeger is hij een uitstekend officier, een man met glanzend vernuft, met alzijdige bekwaamheden, iemand die het verre, ja zeer verre brengen zal.

Ja, de stoutste verwachtingen zijn hem niet ontzegd. 't Zou me niet verwonderen zoo hij nog ooit extra-parlementair minister van oorlog werd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken