Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

VII.
De Kazerne-rat.

Hij, hij zelf, is geen kazerne-rat meer. Ten minste sedert den oorlog niet. Hij is officier de carrière, en voor zoo'n mannen is oorlog een buitenkansje; dan komt er eer, en roem en glorie, en... vooral, avancement. Zelfs zonder veel gevaar als men het maar slimmekens aan boord weet te leggen.

Beroepsofficier dus, van kop tot teen, van kindsbeen af, want hij werd in de pupillen-school groot gebracht. 'k Ging bijna zeggen dat hij het militarisme met de moedermelk had ingezogen.

Zijn vader, was een van diegenen waarvan men vroeger - dat is dus uit den tijd van vóor den oorlog - zegde dat hij te lui was om met werken den kost te verdienen.

Daarom ging hij op als remplaçant. Hij verkocht zijn ziel voor 1600 fr.; daar hij voor niets anders goed was bleef bij den troep. Hij leerde wat soldatenfransch, bracht het moeizaam tot kaporaal, sergeant en bereikte, tegen de vijftig, het summum zijner loopbaan: den graad van adjudant,

Tegenwoordig - dat is dus na den oorlog - noemt men - men, dat is de Nation Belge en consoorten - dat ‘les humbles héros qui sauvèrent notre armée de la décadence finale.’ Een eenvoudiger mensch noemt dat een kazerne-rat

De waardige afstammeling daarvan, het kazerneratteken dus, bleef niet in de kazerne maar ging naar de pupillenschool; daar leerde het Fransch met haar op, en andere dingen, dienstig tot de milletaire kunst.

Van af dat de afstammeling de eerste elementen dier taal machtig was, en de trotsche vader voorzag dat zijn spruit het veel verder zou brengen dan hij zelf ooit had vermocht - 't is te zeggen tot den graad van officier - besloot hij dat men in zijn gezin voortaan nog slechts Fransch zou spreken, als zijnde de eenige taal, die werkelijk geschikt was voor de hoogere

[pagina 37]
[p. 37]

beschaving waaraan het kazerne-ratteken deelachtig ging worden.

Door dat Fransch diene men te verstaan een mengsel van Beulemansch, marolliaansch, kazerne-fransch, flamand usuel en plat-boersch, dat de moeder van het ratteken zich nooit ontwennen kon.

Dat zonderling mengsel, vormde de moedertaal van den toekomstigen officier.

Met het Fransch dat hem bovendien op de pupillenschool werd ingepompt, kon hij zich dus heelemaal een ‘belge de culture française’ achten.

Toen hij het tot onderluitenantje had gebracht, kende zijn hoogmoed geen palen meer. Van dat oogenblik af, had hij alleen nog maar de diepste minachting over, voor alles wat in graad beneden hem stond, dus ook voor de oude kazerne-rat, omdat deze het nooit zoover als zijn zoon had gebracht.

Hij schaamde zich zoowel om zijn vader als om zijn moedertaal; voortaan sprak hij nog alleenlijk zijn kazerne-fransch; zijn familie het hij liever linksch liggen.

De militaire deugden schenen er bij hem ingeboren: plat als een luis voor alles wat maar een sterretje meer op den kraag, of een galon meer op de mouw droeg, was hij even hooghartig brutaal jegens allen die beneden hem stonden.

Algauw kreeg hij bij zijn ondergeschikten den naam van niet gemakkelijk te zijn, wat hem bij zijn bazen even natuurlijk den naam van een goed officier bezorgde.

Wee den onnoozelen jas! wee den onervaren schacht, die op een dergelijk heerschap viel; en driedubbel wee, wanneer hij daarbij een boerenjongen was die geen Fransch verstond!

Want zoo de kazernerat zich voor zijn omgangstaal zich slechts van ons nationaal Belgisch Beulemans bediende, hield hij daarentegen voor zijn soldaten een ‘flamand usuel’ op na waarin de woorden: stommen boer, lomperik, 'spèce d'idiot, verkenskop, smeerlap, enz. enz. de meest gebruikte termen waren.

Natuurlijk dat deze lieflijkheden dan nog meest gebruikt werden als de Vlaamsche schacht geen Fransch bevel ver-

[pagina 38]
[p. 38]

stond, of de honderd en zooveel Fransche benamingen van zijn uitrusting niet op een rookje onthouden kon.

Daar het bovendien een feit is dat elke kazernerat steeds meer moed en brutaliteit toont, naarmate hij voor een zwakker, zachtmoediger en onbeholpener karakter staat, waren het juist de weerloozen, zij die zich niet konden of niet dierven verdedigen, die het meest van zijn plagerijen te lijden hadden.

Op hen regende het straffen en dagen cachot, voor hen waren de karweitjes en de lastposten. Fier vertelde hij aan zijn collegas dat hij zijn mannen wist te drillen; hij stelde er eer op dat hij er al zooveel naar een tucht- of een boetkompagnie en zooveel voor den krijgsraad had verzonden.

Daar hij niet dwazer was dan een ander officier - in 't rijk der blinden is immers éénoog koning - wist hij algauw zijn weg te vinden in den doolhof der administratieve reglementen, waarin hij leerde elke verantwoordelijkheid op zijn minderen te schuiven en voor zich zelf steeds een achterpoortje open te houden.

Ook steeg hij in graad en in traktement en kwam, lijk elk officier die het ver wil brengen, in de Loge terecht, waarin men de noodige kruiwagens vindt om iemand verder te helpen.

Aan dat zoete leventje maakte de oorlog voor korten tijd een eind. Gedurende de eerste weken was de man zoo geweldig uit zijn lood geslagen dat hij zelf niet wist hoe hij ze doormaakte. Gelukkiglijk had hij een goeden sergeant-majoor.

Maar algauw wist hij zich zelf weer te hervatten; toen liep het verder van een leien dakje.

De jassen en onder-officieren deden het hondenwerk... en hij zelf haalde er de eer van. ‘De eerste plicht van den officier, is zich zelf, voor het heil van zijne manschappen te sparen’, zoo was zijne kenspreuk; daaraan bleef hij ook trouw tot het einde toe.

Dat einde kwam na de eerste maanden oorlog, toen hij er genoeg van kreeg. Daar hij echter te voorzichtig was om zich aan verwondingen bloot te stellen deed hij een zware ziekte op in het uitoefenen van zijn dienst.

De man was zoo zwak van gezondheid, ziet ge.

Hij deed dus een zware ziekte op; bleef zes maanden in het

[pagina 39]
[p. 39]

zuiden van Frankrijk, en werd toen aan het hoofd van de een of andere militaire inrichting gesteld.

Daar hij ‘l'esprit militaire ‘bezat ging alles op wieltjes; hij was hard voor de anderen en gemakkelijk voor zich zelf.

De ontberingen van den oorlog blijven den wijze vreemd, als hij zooveel soldaten onder zich heeft, wien men 't alles wat schraalder toe kan meten. Integendeel; hij gelukte er zelfs in, een flink spaarpotje ter zijde te leggen.

Van taaleischen was er bij zijn mannen geen spraak. Eens toen er, voor den zeshonderd en zeven en dertigsten keer, een ministerieelen omzendbrief was gekomen om het taalgebruik te regelen, las hij dezen voor en vroeg aan zijn mannen.

- Is er iemand, die hier iets te reklameeren heeft?

Niemand, roerde natuurlijk.

- De eerste dus die het wagen zal hier tweedracht te stoken, krijgt veertien dagen kachot.

Daarmee was de taalkwestie opgelost.

Het is hem dan ook blijven gaan; 't blijft bevorderingen en dekoraties op hem regênen; hij staat in goed blaadje bij de hooge bazen die de lakens uitdeelen.

Sedert dien is hij nog lid van het Komiteit van Nationale Politiek geworden: hij is een man van gewicht, een redder van het vaderland, en zal eindigen als een onzer nationale helden van dezen wereld-oorlog.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken