Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Portretten van flaminganten (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Portretten van flaminganten
Afbeelding van Portretten van flamingantenToon afbeelding van titelpagina van Portretten van flaminganten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Portretten van flaminganten

(1920)–Paul Kenis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

VI.
De Professor.

Eigenlijk zouden wij hem ook onder hoofdstuk XIII, onder de algemeene rubriek: de Waal, kunnen rangschikken. Als professor aan een hoogeschool in een Vlaamsche stad, behoort hij natuurlijk tot het ras der overwinnaars dat bij ons de beste plaatsjes komt wegkapen, alleen maar om ons van hun superioriteit te overtuigen.

Maar iets onderscheidt hem van de postmeesters, de statieoversten, de inspekteurs, de kontroleurs en direkteurs van zooveel diensten in het Vlaamsche land die slechts Walen voor de hoogere en Vlamingen voor de ondergeschikte postjes kunnen gebruiken: zijn Waalsch intellektualisme dat hem zijn vetbetaald ambt in het Vlaamsche land als een vooruitgeschoven post dor Latijnsche kultuur doet aanzien, waaraan hij het dan ook verschuldigd acht al wat Vlaamsch is op de bitterste wijze te bekampen.

Daarin echter had onze professor ‘chance’.

In zijn jongen tijd deed hij een ontdekking die hem voor heel zijn verder leven met geld en glorie overladen zou.

De man heeft de ‘Belgische ziel’ uitgevonden, - ‘l'âme belge’ als ge dat zoo beter verstaat.

In het begin leidde dat beestje een kwijnend en ziekelijk bestaan. Velen oordeelden dat het nimmer de jaren der prille jeugd zou te boven komen.

Maar met staatstoelagen en akademie-prijzen en dergelijke dingen werd het beest vet gemest, zoodat het opzwol en aandikte tot een monster dat eenmaal diegenen zou verslinden die weigerden er hun wierook voor te brengen.

De professor die het ding had ontdekt en opgekweekt, won ook in aanzien en macht, naarmate zijn kweekeling in omvang toenam.

Geen moeite was hem te veel om het beestje dat hij had ontdekt van een natuurlijken stamboom te voorzien.

[pagina 34]
[p. 34]

De loop van de geschiedenis werd er voor verdraaid, de feiten werden er voor uit hun verband gerukt, de historische teksten werden verwrongen of eenvoudig vervalscht, kortom alles werd afgemeten, uitgelengd of ingekort, aangedikt of afgeschaafd om nauwkeurig te passen binnen de grenzen van de theorie die de professor tot zijn doelwit noodig achtte.

Voortaan was hij een beroemd man, schepper van de Belgieksche ziel.

Daar was wat mee te verdienen, met zoo'n uitvinding.

Omdat er, aan het hof van Diederik van Elzas, Fransch gesproken werd, besloot hij dat Vlaanderen altijd tweetallig was geweest; uit het feit dat Chrestien de Troyes de bezoldigde hofpoeet van den vorst was, trok hij logischer wijze het besluit dat de franskiljons er een historisch recht op hadden de Vlamingen de beste plaatskens onder den neus weg te knippen.

Bescheidenheidshalve slechts, vergeet hij dan altijd ook zijn eigen voorbeeld daarbij aan te halen. Doch daar zijn hooge geleerdheid den professor niet belet een klaren blik op de nuchtere dingen des werkelijken levens te hebben - of anders gezegd, daar de man bij der hand is, - is hij er ook reeds in geslaagd zijn zoontje als waardige ‘fils à papa,’ een warm plaatsje aan de rechterhand des vaders, in dezelfde universiteit te bezorgen.

Ook gaan er geen zes weken achtereen voorbij of hij acht het noodig, hetzij in een interview, hetzij in een dagblad- of tijdschrift-artikel, hetzij in een diskoerken of nog in eene brochuur, nog eens te eischen ‘que jamais on n'éteigne ce foyer de civilisation latine’ waarmee hij dan ook natuurlijk de Fransche hoogeschool van Gent bedoelt.

Waarschijnlijk wil hij het aan zijn zoontje, den ‘fils à papa’ overlaten, om ook eens op 'nen Nobelprijs te wachten, die nog nimmer, ook niet aan den professor zelve, aan een der hoogepriesteren van dien kultuurtempel te beurt mocht vallen.

De akademie-prijzen waarmee zij zich moesten vergenoegen, vermogen het echter niet heelemaal hem daarvoor te vergoeden.

Bij de franskiljons is de professor natuurlijk een groot man. Ze steunen op zijn gezag, op zijn historische wetenschap, om

[pagina 35]
[p. 35]

er de schaarsche pijltjes uit te putten waarmee ze de flaminganten trachten te bestoken.

Geen gemeenplaats kan er door hen verkondigd worden, geen afgezaagd argument van den rommel zolder te voorschijn gehaald, of de professor heeft er een wetenschappelijk draaike aan weten te geven; zoodat men bijna zou gaan denken dat zijn leeraarstoel een perstribuun en zijn wetenschappelijk werk een politiek pamflet geworden is.

De katoenbaron staat stom van bewondering voor al die wetenschap van zijn geleerden vriend; ‘le patriote flamingant’ haalt dezes herkauwde argumenten aan om een historisch argument voor zijn kazakkenkeerderij in te roepen; de arrivistjes van allerlei slag teeren op het wetenschappelijk werk van den professor gelijk een vlieg op een paardenvijg en kommenteeren, en analyzeeren en paraphazeeren zijn gedachten, daar hun eigen koker te hol is om er een oorspronkelijk denkbeeld in te vinden.

Als Leonce, binnen enkele jaren, nog eens een tweeden verzenbundel uitgeeft - en wij dringen er ernstig op aan dat hij ook ditmaal de voorrede niet vergeet, daar deze het plezantste stuk was van geheel het boek - mogen wij hopen in dat dichterlijk meesterwerk, ende meesterlijk dichtwerk, ditmaal ‘Belgieksche natuur’ geheeten, ook een hooggestemden lierzang op de Belgieksche ziel aan te treffen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken