Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 1 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 1

(1869)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 40]
[p. 40]

IX.
Walter aan Frans.

 

25 Juni 18..

 

waarde vriend,

 

Gisteren was het een allerschoonste weder. Anna voelde zich merkelijk beter, en wij besloten met haren vader eene kleine wandeling in de omstreken te doen. Martha, eene oude vrouw, welke Anna in hare ziekte oppast, en wier geluk ik derhalve dagelijks benijd, bleef alleen het huis bewaken. Eene hemelsche uitdrukking was op het wezen van Anna geschilderd; zij stapte stil en langzaam, en mijn arm, welken ik haar had aangeboden, ondersteunde hare wankelende treden. o Mijn vriend, wat gelukkige stond! Het was de eerste maal, dat hare fijne leden de mijne drukten, de eerste maal dat onze harten zoo dicht bij elkaar klopten! Wat ik in mijnen boezem gevoelde, is onbeschrijfelijk. Nooit ben ik zulke vreugde, zulk innig leven in mijne ziel gewaar geworden! o Mijn vriend, hebt gij nooit ondervonden, wat het is voor de eerste maal de aanraking te voelen van den engel, wien ons leven en onze ziel verpand zijn? Hare kleederen tegen de zijne te voelen schaven? Hare leden op de zijne te voelen rusten, en de

[pagina 41]
[p. 41]

warme uitwaseming haars lichaams met die van zichzelven te voelen vermengen? O, zoo gij dit ooit gevoeld hebt, dan weet gij welk geluk ik gesmaakt heb, met welk genot mijn boezem is overgoten geweest!...

Wij zetteden onze wandeling langzaam en sprakeloos voort: de stilte werd slechts onderbroken door de stem des ouderlings, welke, met eene teedere vaderzorg voor zijne dochter ingenomen, haar telkens vroeg hoe zij zich ge voelde en of haar de wandeling goed deed. ‘O, ja, vader’ antwoordde zij met eenen beklemden boezem. Wij waren eindelijk eene streek genaderd, welke, door de hooge boomen, die haar omringen, belommerd was, en waar de zon slechts door het groene gebladerte eene zachte warmte verspreidde. Wij besloten daar te rusten. Ik opende mijnen schilderstoel en deed Anna er op neerzitten.

Heur vader ging zich eenige schreden verder, op den kant eener beek, in het mollige gras nederzetten, en scheen zich weldra in zijne gedachten en mijmering als te verliezen. Ik plaatste mij op den grond, naast Anna, en zat daar als in aanbidding voor eene godheid. Onze blikken waren op elkaar gevestigd en wij bleven eenen langen tijd in die woordenlooze samenspraak. Eindelijk verstoutte ik mij te spreken:

‘Welnu, Anna, voelt gij u thans beter?’

‘O ik ben niet krank, Mijnheer Walter, het is slechts zwakheid.’

‘Anna,’ sprak ik, hare hand vastgrijpende, ‘mag ik u een verzoek doen?’

‘Doe, Mijnheer, ik wensch slechts in iets u aangenaam te kunnen zijn.’

‘Welnu, Anna, noem mij dan slechts Walter, niets dan Walter, hoort gij? Ik ben uw heer niet, en acht mij zelfs onweerdig uw dienaar te wezen.’

Anna bezag mij met eenen blik, welke mij tot in het diepste der ziel drong. ‘Ik versta u niet...’ sprak zij, en een schaamteblos bekleurde hare wangen.

‘Ja, Anna, gij verstaat mij,’ riep ik uit, ‘want anders zoudt gij zoo niet ontstellen! o ja, gij begrijpt het geheim, welk ik zoolang reeds in den boezem heb verscholen gehouden, en dat ik u echter moet openbaren; want mijne rust, mijne vreugde, mijn leven hangt er vanaf! o Anna! moet ik u nog zeggen, dat ik u bemin; dat mijn hart sinds maanden aan niets meer denkt dan aan u; dat er buiten u te beminnen en uwe liefde te bezitten, geen geluk voor mij meer bestaat? Ja, Anna, ik bemin u van het oogenblik, dat ik u voor de eerste maal gezien heb,

[pagina 42]
[p. 42]

en nu aanbid ik u als eene godheid. O zeg mij, dat gij mijne liefde niet versmaadt; zeg, dat gij mij ook... o Anna! Mijne liefde, mijn eenig geluk!...’

Tranen rolden uit de oogen des meisjes, en mijne hand drukkende, sprak zij:

‘Walter, ik ook, ik bemin u en durf het u bekennen... Doch waartoe, zeg, zal ons die liefde dienen; waartoe zal zij ons leiden? Ik ben een arm meisje, Walter!’

‘Gij zijt de rijkdom zelve, mijne lieve!’ riep ik uit. ‘Het bezit uwer min is de grootste schat, die op aarde te vinden zij!.. Dank, dank, Anna, gij bemint mij! O ik ben gelukkig, en, gij ook, gij zult gelukkig wezen.’

En ik drukte eenen warmen zoen op hare hand, die nog altyd in de mijne geklemd was. ‘Laat af, Walter,’ zuchtte zij, ‘spaar mij. Ik gevoel mij zoo zwak, en de aandoening, welke ik in mijne ziel gewaar word, zal mijn lichaam doen bezwijken.’

Ik zweeg een oogenblik en ging zachter voort: ‘Moed, mijne lieve Anna, schep moed; uwe gezondheid zal terugkeeren, en dan zullen wij gelukkig zijn. De toekomst is ons zoo schoon! Wij zullen immer bij malkaar blijven; gij zult mijne echtgenoote worden; uw brave vader zal ook mijn vader zijn en ons nooit begeven. Zoo gij het land verlaten wilt, waar gij niet dan ongelukken onderstaan hebt, hoeft gij slechts een woord te spreken, en wij trekken naar Duitschland; daar vindt gij uwe moeder in de mijne terug, en mijne zuster zal u eene gezellin wezen. O uwe harten zullen elkaar verstaan; want zij ook, zij is een engel. Daar, Anna, daar kunnen wij onze dagen in geluk en vrede doorbrengen...’

‘Zwijg, zwijg, Walter,’ sprak Anna, ‘o zwijg en stel mij geen geluk voor, welk ik mogelijk nooit zal kunnen smaken... Kom, keeren wij terug naar huis.. Vader,’ riep zij, ‘willen wij terugkeeren?’

De grijsaard schoot, op Anna 's geroep, uit zijne mijmering, richtte zich met moeite op, en antwoordde:

‘Gaan wij, mijne dochter.’

Anna vatte mijnen arm en het zich, als afgemat, op mijne borst rusten, o Mijn vriend, met welke blijdschap, met welke hemelvreugde voelde ik dien zaligen last op mijn hart wegen! Ik was hoogmoedig op dit oogenblik, en de gansche wereld en al wat schoon is, de kunst zelve, scheen mij klein en nietig! O gij hadt moeten zien, mijn brave

[pagina 43]
[p. 43]

Frans, met welke trotschheid ik mijn hoofd verhief, met welke fierheid ik mijne stappen in het mollige gras neerzette! Een wereldveroveraar kan geen' grooteren hoogmoed bezitten, dan ik, op dien stond, in mijn hart ge voelde; maar ook had ik het grootste goed, iets dat mij meer dan de gansche wereld waard is, niet veroverd? Was het hart mijner geliefde niet aan mij!

Toen wij te huis gekomen waren, was Anna genoodzaakt zich te bed te begeven. De vader schreef het aan de vermoeienis der wandeling toe en stelde vast, deze een andermaal korter te maken. Doch het was zooveel niet de wandeling, als wel de hevige gewaarwordingen en zielsontsteltenis welke Anna's krachten uitgeput hadden.

Den geheelen dag bleef ik bij hare bedsponde zitten, en wat wij elkaar zegden, en wat wij dachten en droomden, mijn vriend, kan ik u niet verhalen. Wat al schoone plannen wij gevormd hebben, wat al uitstortingen des harten van beide kanten geschied zijn, kunt gij mogelijk u inbeelden; doch herzeggen, kan ik het niet. Uwe inbeelding doe u gelijkelijk het verhaal, welk ik u gedaan heb, bevroeden: het is koud, ijskoud in vergelijking met hetgeen ik in mijne ziel gevoeld heb.

Het is acht ure des morgens. Ik sluit mijnen brief, bestel hem aan den bode, en ik ga mijne geliefde, ik ga Anna vinden.

Vaarwel.

 

Uw getrouwe vriend,

walter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken