Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 1 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 1

(1869)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

XI.

Lieve lezer of lezeres, gedoog, dat ik hier mijn verhaal een weinig stake, om u eenige bemerkingen mede te deelen, welke mij, bij het nadenken der laatste hoofdstukken, in den geest zijn gekomen. Ik vind mij waarlijk genoodzaakt uwe toegevendheid in te roepen.

Toen ik mijn verhaal begon te schrijven, had ik voorzeker een gedacht, even als elke letterkundige, die niet uitsluitelijk voor eigen vermaak werkt. Deze gedachte was verre van in zich een wijsgeerig nadenken te besluiten, en onder het luchte kleedsel eens verhaals, eene dier groote waarheden te doen schuilen, welke den ziekelijken toestand onzer maatschappij verraden. Eilieve! Wat kan mijne stem bij het dwaas geluid eener menigte, die hare wilde zangen gestadig in de lucht doet rondgalmen? Wat zou een enkele zuivere toon tusschen het valsch gerammel van eene partij verdwaalde schreeuwers te weeg brengen? o niets! en daarom ook heb ik het niet willen wagen. Ik dacht dan alleenlijk, een eenvoudig verhaal samen te stellen, waar de gewone man - want al wie met de aangenomene schoonheden, hoe misselijk die dan ook voorkomen, niet bekend is, wordt een gewoon en ongeleerd mensch genoemd, - waar de gewone man, zeg ik, mogelijk eenig vermaak zou in gevonden en eenig nut uit getrokken hebben. Dit doel te bereiken, scheen mij niet moeilijk. Ik had slechts de

[pagina 50]
[p. 50]

natuur voor oogen te nemen, en die alledaagsche dingen, welke te dikwijls gebeuren, om nog indruk op de menigte te maken, wier hart, om zoo te zeggen, verstaald is, in eenen eenvoudigen stijl en trant te schetsen. De gewone man begrijpt zulke dingen nog.

Ik zag weldra, dat, om zulk een doelwit te treffen, ik geene pracht moest ten toon stellen; dat ik gerust die verlokkende beeldspraak, welke zoo goed tot het gehoor en zoo weinig tot het hart spreekt, kon daarlaten, en er mij niets anders te doen blecf, dan mijn verhaal op het papier te laten vloeien, zoo als ik het, bij winteravond aan het vuur gezeten, aan den eenen of anderen braven vriend zou verteld hebben. vond nu de wijsgeer ziekelijke wonden, zonder hulpmiddelen daarnevens, aangeduid; vond de minnaar van schoone letteren geenen stijl, die hem het oor en den geest bekoorde; vond de romantische droomer geene tafereelen, die hem dieper in zijne verbeeldingen konden dompelen; - het was mijne schuld niet. Mijn onderwerp, zooals ik het had daargesteld, vergde van mij niets anders, dan verstaanbaar te zijn, de eenvoudige harten trachten te ontroeren, en hen soms eenige leerzame dingen te doen gevoelen.

Ja, lieve lezer, zoodanig was mijn ontwerp, en ik moet u met schaamte bekennen, dat ik, niettegenstaande mijn goed voornemen, in de laatste hoofdstukken hiervan eenigszins ben afgeweken; doch ik heb mijnen misslag gezien en ben geen verharde zondaar: de bekeering volgt weldra.

Voor u dan, eenvoudige burger, voor u is dit boek bestemd. Gij alleen zijt bekwaam, om al het hevige, al het hartknijpende te gevoelen, dat in het gemoed eens braven wonen kan. Gij alleen zijt bekwaam, door uw onvervalscht gevoel, datgene aan mijn verhaal bij te zetten, wat ik u niet in langdradige en gebloemde volzinnen afschilder. Hij, die zijne leden op fluweelen kussens uitstrekt; hij, die des winters tegen de koude en in den zomer tegen de hitte beschut is; wiens weeke vingeren bij zomerdag door fijne zijde tegen de roosting der zon, en des winters door warm bont tegen het klieven beschermd zijn; die zijne voeten nooit bij slecht weder in het slijk der straten drukt; die nooit door den sneeuw wandelt; wien de brandende stralen der zon, noch de arbeid ooit het zweet ontpersen; wiens grootste ongelukken slechts de werkeloosheid en de verveling zijn; o neen! voor hem is dit boek niet geschreven: hij Jean het niet verstaan. Het denken slechts aan eene arme woning, is hem walgachtig; de armoede is voor hem door

[pagina 51]
[p. 51]

eenen reuk omgeven, die hem het hart verflauwt, en zoo een arm mensch met versletene lompen, zijne kleederen aanraakte, zou hij van deze eenen afkeer krijgen en ze voorzeker van zijn teed er lichaam schudden. Er moeten andere dingen voor zijnen geest opgedischt worden; met hem moet men voorzichtig te werk gaan, en zoo men iets wil zeggen, moet het met omwegen geschieden; ja, de bitterste drank moet hem nog in gouden schalen worden voorgeschonken. Welnu, indien ons de lust bekruipt, zullen wij hem ook wel eens iets voordragen, en wij zullen het met zorg en vooruitzicht doen; want zijn zenuwstel is zoo slap en valt zoo licht in duigen!

Doch laten wij dien uitstap, welken onze lezer gerust mag overslaan, en keeren wij tot ons onderwerp terug.

De brieven van onzen mogelijk al ta gevoeligen Walter en de spotredenen van Frans zullen u voorzeker niet zeer behaagd hebben. De draad onzer geschiedenis is er wel niet door onderbroken geworden, wij zijn wel altijd voortgestapt; doch onze gang is zoo vrij, zoo onverhinderd niet gebleven. Wij hebben zoo naakt de wonden des ongeluks niet meer kunnen tasten. Dunkt u dit ook niet?...

Ja, zoo is het, ik beken het; doch, zichier de menschelijke zwakheid: wij begaan niets of zoeken en vinden er eenigszins verschooning voor. Ik heb de mijne reeds lang gevonden. Ik kon u nu ook wel zeggen, dat ik dit alles met voordacht gedaan heb; doch ik heb liever mijne zwakheid te bekennen, dan de waarheid te bewimpelen. Denk dan, lieve lezer, zoo als ik, dat die laatste hoofdstukken daargesteld zijn als eene verpoozing, als een oogenblik, waarop het u is toegelaten geweest adem te halen. Denk, dat gij met mij een groot ziekenhuis bezocht hebt, en wij, bij het uitstappen eener zaal, een oogenblik stil gehouden, elkaar bezien, en een woord van medelijden over de ongelukkigen gewisseld hebben, vóór wij den voet in de volgende plaats stelden, om andere rampen te gaan bezichtigen. Dit zoo aangenomen zijnde, stappen wij voort.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken