Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 1 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 1

(1869)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

XVII.

Eer wij met onze geschiedenis voortgaan, schijut het ons noodig eenige woorden te zeggen over het leven, welk Jaak bij den krijgsdienst geleden had. Zoo de jongeling zich waarlijk tot dien staat geneigd hadde gevoeld, zou hij voorzeker in denzelven vooruitgang hebben kunnen maken, en mettertijd den eenen of anderen graad bekleed hebben; want Jaak was niet zonder eenige geleerdheid te bezitten. Zijn vader had hem, gedurende zijne voorspoedige jaren, dien schat willen doen verkrijgen, wel verzekerd, dat de ongeleerde mensch in onze hedendaagsche maatschappij als een vreemdeling te boek staat. Doch de jongeling had het soldaat wezen voor zich als eene slavernij van zeven jaren aanzien; het was eene noodige opoffering, welke hij gedaan had; het was een werk, dat hij had aangenomen en waarvoor hij reeds betaald was geweest; het was eene daghuur van zeven jaren, waarvan hij het loon bij het begin reeds had getrokken. Men geloove echter niet dat de jongeling dien staat met wederzin en spijt bediend had: neen, Jaak was te edelmoedig van harte, om over eene goede daad spijt te kunnen hebben. Integendeel hij verheugde zich telkens, wanneer hij dacht, dat hij zijn braaf huisgezin hierdoor aan de ellende en aan den honger onttrokken had, en zijnen armen vader van dienst was geweest. Dit was hem vertroosting voor alles.

[pagina 76]
[p. 76]

Edoch gedurende zijnen diensttijd waren hem velerhande smarten ten deele ge vallen. Hij had eerst het afsterven zijner geliefde moeder en dan dit zijner tedere zuster moeten vernemen, en het was hem niet vergund geweest hunne laatste levensstonden bij te wonen, hunne laatste woorden in zijne ziel te voelen dalen en hunne laatste zuchten als een' gewijden schat in zijn hart op te sluiten. Zijne moeder had op hem, bij haar doodsbed, geroepen, en hij was daar niet geweest, om haar de hand te drukken, haar een laatst vaarwel te zeggen en hare oogen te sluiten. Zijne zuster had zijnen naam, in hare laatste oogenblikken, wanneer haar de stem bijna ontgaan was, nog gestameld, en hij was daar niet geweest, om haar eenen laatsten broederkus te geven en op haar lijk te weenen... En bij dit alles had zich nog de gedurige twijfel gevoegd, welke hij over den toestand zijns vaders, waarvan hij zoo ver verwijderd was, voedde. Die gedachte had den jongeling hevig gefolterd: zijne gewone stilzwijgendheid was hierdoor nog vergroot geworden en, om zoo te zeggen, in eene zwarte droefgeestigheid, welke hem gedurig bij bleef, veranderd. Dit oorzaak dat, zoo Jaak geene vijanden, ten minste weinige vrienden bij zijne makkers ontmoette. Het was niet gemakkelijk om met Jaak vriendschap te maken: hij schuwde de menschen, en zijn hart bleef gestadig aan de lichte aandoeningen gesloten. Die koelheid van gevoel verdween slechts, wanneer hij, door langdurige opmerkingen, den aard eens makkers had leeren kennen, en dan schonk hij hem ook zijn volle vertrouwen en diende hem niet zelden tot raadsman. Nu, die vrienden, zooals wij reeds gezegd hebben, waren in klein getal. De anderen aanzagen den jongeling als eenen menschenhater, als een, die vol hoogmoed en opgeblazenheid was, en zich te groot achtte om met hen om te gaan. Wat deze laatsten het meest tot nijd aanporde, was dat Jaak nooit aan hunne woelige vermaken en slemppartijen deel nam. De jongeling gaf nogtans op dit alles weinig acht, ging, zooals men zegt, zijnen weg recht door, en voldeed stiptelijk aan de plichten, die hem ten laste vielen.

Om nog een staaltje te meer van Jaaks inborst te geven, willen wij hier een klein geval overschrijven, dat den jongeling te Bergen overkwam.

In alle krijgskundige afdeelingen zijn er mannen, welke zich geoefend hebben in het vechteu, en door hunne kundigheden in het moorden vermaard, gedurig twist zoeken, om met den eenen of den anderen in

[pagina 77]
[p. 77]

tweestrijd te kunnen treden, en aldus proeven hunner dapperheid te geven. Een vriend van Jaak had zich gedurende eenen langen tijd aan de bespottingen, versmadingen en uitdagingen van een dier haantjens blootgesteld gezien. Die jongeling was zwak van gesteltenis, en bezat wel edelmoedigheid, doch geene dwaasheid genoeg, om zijn leven te gaan wagen tegen eenen, die hem in wapenhandel oneindig ver te boven ging; te meer hij was geen schermmeester en kon derhalve met den anderen niet vechten. Jaak had die onrechtveerdige en laffe terging meer dan eens beschouwd en zijn bloed daardoor van woede voelen koken. Eens dat de verwaande schermmeester nog verder dan gewoonte in zijne lafheid geweest was, ging Jaak hem, eenige stonden later, vinden, en zegde hem, dat hij de eer zijns vriends, mits men dit zoo noemde, gereed was te verdedigen, en als schermmeester zich de zaak aantrok. De bespotter, welke den zoon van Pieter eenen zekeren eerbied toedroeg, weigerde eerst met hem in strijd te treden.

‘Het moet echter geschieden,’ zegde Jaak koelbloedig; ‘eene zaak slechts heb ik u te belasten: en dit is, dat niemand van ons tweegevecht iets zal weten, en dat gij van heden af mijnen vriend in vrede zult laten.’

Dit werd toegestaan en het uur des gevechts werd gekozen. ‘Ik wil geene getuigen,’ zegde Jaak nog. Dit punt leed veel moeite om door te krijgen; want de schermmeester hield veel van de proeven zijner dapperheid in het openbaar te geven. Hij moest zich echter volgens Jaak's wil gedragen.

Het tweegevecht had plaats, en Jaak, hetzij hij te zeer door de woede vervoerd was, hetzij waarlijk zijn tegenstrever hem in behendigheid overtrof, kon niet lang den strijd uithouden, en ontving eenen sabelslag in den rechterarm, waarbij hij op den grond neerstortte. De medevechter hielp hem eenen zakdoek om de wond binden, om het verlies van bloed een weinig te stutten; en op het gebod van Jaak, die hem nogmaals zijne belofte herinnerde, vluchtte hij van de plaats en het hem alleen liggen.

Het verlies van bloed had den gewonde dermate uitgeput, dat hij zich niet in staat bevond zich op te richten. Hij bleef dan, uitgestrekt en in zijn bloed zwemmend, liggen, tot dat eenige voorbijgangers hem naar het gasthuis deden vervoeren. Daar de wonde niet zeer gevaarlijk was, bevond zich de jongeling weldra hersteld; doch nu wilde de overheid weten, bij welk geval Jaak die kwetsing had ontvangen en

[pagina 78]
[p. 78]

wie er de dader van geweest was; want het scheen klaar, dat dit in tweegevecht was geschied. Jaak verklaarde daarover niets te kunnen zeigen; en geene middelen ook waren bekwaam hem zijn geheim te ontrukken. Schoon met tegenzin, werd hij door zijne overheid tot eenige maanden gevangenis verwezen, en hij onderstond die straf.

Dit voorval had de schermmeester over zich zelven beschaamd gemaakt, en wanneer hij den jongeling, na zijne gevangenis, voor de eerste maal zag, zwoer hij hem eene eeuwige vriendschap.

Wanneer Jaak zijne vrijstelling bekwam en naar huis mocht keeren, het hij zijne weinige vrienden, diegene welke zijnen aard en goede inborst hadden leeren kennen, in de grootste droefheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken