Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 1 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 1
Afbeelding van Volledige werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 1

(1869)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

XVIII.

Keeren wij nu tot het vervolg onzer geschiedenis terug, en zien wij in welken toestand Jaak en de ouderling zich bevonden.

Jaak, zooals wij reeds gezegd hebben, bezat eenig geld, dat hij, bij zijne afdanking van het leger, had getrokken. Wij weten niet hoe hoog die som juist liep, schoon Jaak gedurende de zeven jaren van zijnen krijgsdienst zeer zuinig en spaarzaam geleefd had; althans is het zeker dat dit geld de twee ongelukkigen niet lang voor de armoede kon bevrijden.

De jongeling had met zijnen vader een klein vertrek in een der arme wijken der stad gehuurd, en had, bij zijne intrede, twee weken op voorhand betaald. Eenig geld werd er nog besteed om klein, onontbeerlijk huisgerief te koopen en zich drie busselen stroo, welke tot rustbed moesten dienen, aan te schaffen.

Van den tweeden dag, dat Jaak zich in de stad bevond, had hij begonnen alle moeite aan te wenden om werk te bekomen. Hij stond gansche dagen op de markt te wachten, zooals hij reeds over zeven jaren gedaan had, in de hoop dat hem iemand zou uitgekozen hebben, om hem te laten arbeiden. Dan, dit gebeurde niet. Er was echter werk genoeg; want het jaargetijde was voordeelig; de kaden krielden van Werklieden; dagelijks kwamen er eene menigte schepen de Antwerpsche

[pagina 80]
[p. 80]

haven binnen, om hunne rijke vrachten aan den handel te komen overleveren, en den overvloed in de stad te verspreiden.

De oorzaak, welke Jaak in den beginne niet opmerkte, en waardoor hij immer achteruit gesteld werd, gaan wij trachten onzen lezer te doen verstaan. Wie een weinig met den staat der Antwerpsche werklieden bekend is, zal weten, dat er bij de zakdragers, welke aan het laden, ontladen en vervoer der koopmanschappen werken, een gedeelte bestaat, welk, geene vaste arbeiders zijnde, de helft van het jaar zonder werk is, en op de buitenkansjes, zooals men die noemt, moet leven. Dit gedeelte is in het algemeen uit eene menigte luierikken samengesteld. De tijd, waarop zij niet werken, wordt doorgebracht met op de markt te staan praten en sjouwelen, ofwel in de kroeg te zitten drinken. Bij deze mannen had Jaak, die geene kennis aan iemand in de stad had, zich gevoegd. Daar hij echter met hen nooit de kroeg binnenstapte, en zich tusschen den hoop immer als alleen hield en weinig sprak, was hij weldra een vijand zijner makkers geworden. Men had begonnen hem uit te noodigen om te komen drinken. Jaak had vriendelijk geweigerd. Men lachte eerst met hem en dan begon men hem tergende woorden toe te werpen, die wel niet bekwaam waren den jongeling in woede te stellen; doch die niet nalieten hem te pijnigen. Jaak verdroeg dit alles sprakeloos, en zijne makkers, hierdoor nog meerder aangehitst, gingen verder in hunne tergingen. Zekeren keer, nogtans, dat de jongeling meer dan naar gewoonte had moeten uitstaan, was hij in eene woede geschoten, welke hij nog nooit gekend had: het bloed doorstraalde gloeijend zijn aangezicht, hij schuimbekte, knarste op zijne tanden, en eene ratelende spraak kwam hem onverstaanbaar uit den mond. Zijne vuisten ineen wringende, stapte hij grijnzend tot den hoop, als gereed om eene prooi aan te vallen en te verscheuren. Die buitengewone ontsteltenis bracht schrik in den laffen kring; allen deinsden achterwaarts, en zich verspreidende, lieten zij den jongeling alleen staan. Jaak ging tegen eenen paal leunen, en trachtte de hij gingen zijns boezems te bedaren. Eene diepe verachting volgde eindelijk op de gramschap.

Sedert dien dag werd Jaak in het geheel niet meer aangesproken. Men vreesde hem en hij bleef als een vreemdeling tusschen zijne makkers. De vervolging dezer laatsten was echter slechts van vorm veranderd. Zij hadden te zamen een besluit genomen, dat niemand van hen zich tot eenig werk zou begeven, indien Jaak van de arbeiders deel

[pagina 81]
[p. 81]

maakte. De jongeling moest dit zekeren dag ondervinden, en ditmaal was het geene gramschap, maar eene diepe droefheid, die zijn hart overmeesterde.

‘Verachtelijke schepsels,’ sprak hij in zichzelven, ‘wisten zij welk kwaad zij door hunne laffe vervolging bedrijven, o zij zouden huiveren! Wisten zij, dat zij niet alleen mij, maar ook mijnen armen vader den nooddruft benemen!... Dat zij ons mogelijk zullen dwingen van honger te sterven!... Godl God I...’

Tranen rolden, bij dit hartverscheurend nadenken, over de wangen des jongelings. Hij verliet den hoop, om die droefheid te verbergen, en ging, radeloos en wanhopend, de kaden der Schelde bewandelen. Daar zag hij alles werkzaam en vol leven. Hij zag de arbeiders, jokkend en lachend, de koopwaren lossen en vervoeren. - ‘Hoe gelukkig zijn ze,’ dacht hij. ‘Met een blij gelaat zullen zij dezen avond naar huis keeren en het loon huns arbeids aan hun huisgezin brengen. Met vreugde en tevredenheid zullen zij het hoofd en de leden ter rust leggen, en een zachte slaap zal hun het zwoegen van den dag doen vergeten... En ik, ik zal dezen avond, zooals reeds zoo vele dagen, met een verbrijzeld hart, mijne woonst binnentreden; ik zal mijnen verhongerden grijzen vader op eenigen nooddruft vinden wachten, en ik zal hem moeten zeggen:’ Wederom niet gewerkt, vader! ‘Ik zal mijne leden op het stroo nederleggen, en de slaap zal mijn afgemat hot fd vluchten. Den nacht zal ik in zwarte gepeinzen doorbrengen, en de morgenstond zal mij andere knellende gedachten bewaren. o indien ik slechts, zooals over zeven jaren,’ ging Jaak, na eenige oogenblikken, in zichzelven voort, ‘iemand vond, die mijne vrijheid eene tweede maal wilde koopen, ik zou nog eens soldaat worden, en mijn vader zou, voor het overige zijns levens, voor de armoede bevelligd zijn... Of zoo ik op een schip konde dienst krijgen en eene reize aannemen... o dit is een goede inval!’ riep de jongeling uit, en zijne oogen tuurden op den breeden Scheldestroom. Een straal van hoop verspreidde zich nu over zijne wezenstrekken, en hij wandelde voort.

Eenige stonden later ontmoette hij eenen schipper, die, met den ronden blinkenden hoed op zijde, de handen in den zak, en de blijdschap en tevredenheid op het aangezicht, over de kaai wandelde. Jaak sprak hem aan, gaf hem zijn voornemen, eene reis op zee te doen, te kennen, en vroeg hem of hij geen schip wist, dat nog manschap noodig had. - ‘Juist, vriendje,’ sprak de schipper, den jongeling met eenen scher-

[pagina 82]
[p. 82]

pen blik beziende, ‘wij vertrekken binnen eenige dagen, en het getal der varensgezellen is nog niet ten volle. Gij ziet er mij een brave kerel uit. Kom, ik wil u aan den kapitein voorstellen.’ Jaak's hart klopte van blijdschap, en hij volgde den schipper.

Zijne verwachting werd nogtans teleurgesteld. De kapitein vroeg hem, hoevele zeereizen hij reeds gedaan had, en op het antwoord ‘geene,’ deed hij den jongeling verstaan, dat hij reeds veel te oud was, om nog het matrozenleven aan te nemen en een goed zeeman te worden.

Jaak trad, nog droefgeestiger en wanhopiger dan te voren, de stad binnen, en bleef er als een ontzinde ronddwalen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken