Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 5 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 5
Afbeelding van Volledige werken. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

roman
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 5

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

XXV.
Waar de schrijver zich veroorlooft eenige bemerkingen te doen.

Een jaar na het huwelijk van den heer Piet, beschonk Trees, zijne vrouw, hem met eenen frisschen jongen zoon. Het huwelijksleven van onze echtelingen was slechts eene aaneenschakeling van genoegten en stille vermaken - en indien het waar is, dat de tevredenheid het geluk van den mensch op aarde uitmaakt, konden zij zich volkomen gelukkig achten. Niet dat dit geluk nu en dan niet door eenige kleine wolkjes werd overtrokken, zooals het in alle huisgezinnen weleens gebeurt. - Ja, Piet ook had nu en dan tegen eenige kleine onaangenaamheden te worstelen; doch de liefde zijner vrouw en de tevredenheid zijns vaders deden hem weldra alles vergeten; en wanneer de wederwaardigheid voorbij was, smaakte hij het genot weêr met zooveel te meer vermaak.

Wij konden hier licht eenige bladzijden vullen met de minnelijke zorg af te schilderen, welke Trees voor haren man droeg. Dan, dit is te zeer op alle goed uitgezochte huwelijken toe te passen, om er hier, waar wij ons bijzonder met het slach der handelsklerken bezig houden, van te willen gewagen. Zooals wij gezegd hebben, was er een frissche zoon ter wereld gekomen. Alhoewel kantoorklerk zijnde, gevoelde Piet al de zuivere genoegens, welke op zulke stonden, wanneer er een kind ter wereld komt, het vaderhart overweldigen.

De blijdschap des ouden kleermakers was niet min groot. Hij had het genoegen den kleine in zijne eerste broek te zien, broek, die hij zelf had willen vervaardigen, en alsof zijn leven aan dit gewenscht oogenblik of aan die broek ware vastgehecht geweest, verliet hij eenige dagen later het droevig ballingschap der wereld.

Piet en Trees waren aan dien slag diep gevoelig. Het was wel het grootste ongeluk, dat hun gedurende hunnen huwelijksstaat overkwam.

Wij zullen ons thans niet bezig houden met onze getrouwden stapsgewijze op te volgen. Schoon het tijdstip des levens van onzen Piet, waarop wij ons thans bevinden, voor hem wel het gelukkigste was, moeten wij echter bekennen dat het nauwkeurig verhaal voor onze lezers weinig belang zou aanbieden. - Dit doet ons eene wijsgeerige bemerking in den geest komen, te weten, dat het ware geluk

[pagina 62]
[p. 62]

niet alleen in het binnenste des menschen bestaat, maar zelfs dat het niet volgens waarde kan beschreven worden, en dat men er moeilijk door woorden een licht denkbeeld kan van geven. Het ware geluk vlucht de openbaarheid: zijn zetel is in het hart en het houdt er zich liefst verborgen. IJdelheid kan met het ware geluk niet gepaard gaan.

Nu nog eenige bemerkingen.

Wij hebben al wat wij tot hiertoe over den handelsklerk geschreven hebben, met aandacht overlezen, en zonder ons juist de reden van den waarom te kunnen geven, bemerken wij, dat onze genegenheid voor het slach der kantoorklerken merkelijk is vermeerderd. - Voorzeker, wanneer wij onze levensbegrijving begonnen, hadden wij wel eene gedachte van ons onderwerp; doch, wij bekennen het, die gedachte was niet volkomen. Het scheen ons alsdan dat de kantoorschrijver voor onze ooges stond te dansen en niet slecht aan die houten Janklaaskens geleek, welke, op het trekken van een lijntje, armen en beenen uitslaan. Ja, lieve lezer, nu zien wij het klaar, het denkbeeld dat wij hadden opgevat, was min of meer fantasmagoriek. Wij zagen jongelingen met vernepen kleederen, springers wien het aan goeden smaak in hunnen optooi ontbrak; klerken van middelmatigen ouderdom, vol verwaandheid, die zich door hunne gedwongen manieren, hunne uitheemsche kleeding, hunne stijve witte hemdsbanden, hunnen afgemeten gang, van de andere ordentelijke burgers onderscheidden. Dan nog: oude versletene kantoorgasten, met brillen op den neus, met groene zijden lichtschermen op het voorhoofd, wanneer zij des avonds werken, met kleederen waar men niet durft aan raken. - Dan, al die verschijnselen schenen voor onzen geest te springen en te tuimelen, en door hunne vreemde gebaren en grillige wezenstrekken onze aandacht als te willen inroepen. Wij voelden er onze fantazij door verleid en ondernamen in eenige trekken den waren staat dier wezens af te schetsen. Men begrijpt licht dat dit wel uit geene ware toegenegenheid ontstond en dat er veel nieuwsgierigheid en lust om zich te vermaken bij gemengd was. Dan, wat er ook van zij, wij hebben het reeds gezegd en wij herhalen het thans: de kantoorklerk heeft sedert dien tijd veel, oneindig veel in onze gunst gewonnen. Zeker zijn er velen onder het slach, welke weinig achting verdienen, - zooals de springers en de oude jonkmans, - doch, lieve lezer, geloof het, er zijn oneindig veel kantoorschrijvers, die aan onzen Piet gelijken, en wij vragen het u in geweten: is onze mijnheer Piet geen

[pagina 63]
[p. 63]

volkomen braaf man; is hij niet steeds een brave zoon geweest; hebt gij hem geen gevoelig minnaar gezien; en is hij thans geen brave vader des huisgezins, en verdient hij niet het geluk, waarmede de hemel hem zoo mild heeft begunstigd? Wij hooren u bevestigend op die vraag antwoorden Wij zien het, gij deelt volkomen in onze gevoelens. Lieve lezer, wij zijn er u dankbaar voor.

Beiden kunnen wij uit dit alles nog eene les trekken, vriend lezer, en het is deze: dat het nooit voorzichtig is eene zaak te beoordeelen, voor men ze goed onderzocht hebbe.

‘Schrijver, dien grondregel ken ik reeds lang.’

‘Ik ken hem ook zeer lang, vriend lezer, doch hebben wij, gij en ik, hem niet dikwijls uit het oog verloren, en er tegen gezondigd?’

‘De mensch is zwak.’

‘Dit is zeer vertroostend.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken