Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 6 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 6
Afbeelding van Volledige werken. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 6

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VII.

Toen Santafiora de lezing van het briefje geëindigd had, liet zij zich met het hoofd tegen de leuning haars zetels vallen, neep hare ooges toe en twee tranen bleven als twee fijne parels op hare wangen blinken. Daar zat het lieve meisje als eene geknakte roze, door fellen wind van den stengel gerukt. Daar zat zij in diepe gepeinzen verzonken en voelde haren geest in eene wereld zweven, die zij tot dan toe niet ontdekt had. Geen enkel woord deed hare lippen bewegen, geen enkele volzin vormde zich in haren geest; doch zij gevoelde alles, zij scheen haar lot als met den vinger te tasten en kreeg eindelijk de overtuiging, dat de wereld voor haar geene vreugd meer kon opleveren.

Santafiora was geene dier gewone vurige vrouwenzielen, welke, zich door de drift overweldigd voelende, hare smart door uitwendige gebaren en hoogdravende woorden doen uitstroomen. Neen, zij was een eenvoudig meisje, die, door natuurlijke neiging bestuurd, bekwaam was om de grootste heldendaden, zonder verwaandheid en als een onverschillig werk, te verrichten. Zij had Felice als haren echtgenoot aangenomen, dan zelfs wanneer zij had geweten, dat zij eeuwig de vrouw eens roovers zou geweest zijn. O, zij kon niet begrijpen, waarom haar minnaar hunne liefde wilde verbreken. Zij beminde hem en was hij daardoor harer niet waardig geworden? Kan de liefde, die in twee zielen bestaat, iets anders dan eene volkomene gelijkheid daarstellen? Is de liefde, de ware, de oprechte liefde dan geene zielenvereeniging, smelt zij niet twee gevoelens in een enkel gevoel samen, en wat kan daartegen opwegen?...

[pagina 83]
[p. 83]

Die nadenkende toestand bleef een groot deel van den nacht voortduren. Eindelijk ontwaakte Santafiora uit hare mijmering en de oogen openende, liet zij haren blik rond de stil verlichte kamer weiden. Zij ontwaarde thans hare knielbank, waarboven een gekruiste Kristus prijkte, en uit haren zetel opstaande, stapte zij tot de bidbank en viel op hare knieën voor het beeld van den Godmensch neder. Zij zuchtte halfluid, terwijl overvloedige tranen hare oogen ontsprongen: ‘o Gij, mijn en aller Verlosser, ik troost mij met de gedachte, dat ik eenen enkelen druppel uit den alsemkelk, dien gij gansch moest ledigen, mag drinken. Gij waart op aarde gekomen om door uwe goddelijke liefde, waarvan de menschelijke toch een straal is, al de schepselen met u te vereenigen en ons allen in u zalig te maken. Uwe liefde is miskend geworden en men heeft er u om vervolgd. Diegenen, die gij kwaamt zalig maken, hebben u in de wreedste folteringen doen sterven. Gij waart voor allen gekomen en weinigen hebben u herkend, o Jezus, wees gij mij een trooster, een verlosser; ik beveel mijne ziel en mijn lichaam in uwe handen.’

En het meisje liet haar hoofd op de knielbank nederzakken en bleef inwendig bidden, totdat de eerste morgenstralen haar slaapvertrek binnendrongen. Dan stond zij op en het was alsof haar de moed gansch was teruggegeven.

Niets scheen in de handelwijze van Santafiora veranderd. Felice, zooals hij gezegd had, deed zijn vertrek aan zijnen braven vriend kennen en bij die tijding, welke de vader aan Santafiora bracht, kon hij niet opmerken dat er zijne dochter sterker dan hij zelve om bedroefd was. Die bezadigdheid van wegen het meisje was niet natuurlijk; het was zeker, dat er een sterk voornemen in hare ziel opgroeide en dat zij zich gereed maakte om een groot plan uit te voeren. De verklaring van dit alles liet zich niet lang wachten. Eenige dagen later, als zij met haren vader in den tuin rondwandelde, om de geurige avondlucht te genieten, leidde zij hem tot den rozenstruik, waar Felice haar voor eeuwig had vaarwel gezegd, en deed den braven ouderling naast haar plaats op de bank nemen:

‘Vader,’ zegde het meisje op eenen ernstigen toon, ‘ik moet u over eene zaak van de grootste aangelegenheid spreken.’

De ouderling ontstelde, doch antwoordde, de hand zijner dochter vastgrijpende en haar met minzame nieuwsgierigheid beziende: ‘spreek op, mijne lieve Santafiora, ik luister.’

[pagina 84]
[p. 84]

‘Vader,’ hernam het meisje, ‘bemint gij uwe dochter?’

‘Waar hebt gij zulke vraag gehaald,’ sprak de vader verbaasd, ‘hebt gij daar ooit kunnen, kunt gij daar heden aan twijfelen?’ en een traan vertoonde zich in het oog des braven ouderlings.

‘Neen, mijn lieve vader,’ zuchtte het meisje, den ouderling omhelzende, ‘ik heb daar nooit aan getwijfeld, ik twijfel er thans ook niet aan; doch antwoord mij en zeg ja.’

‘Ik begrijp u niet, Fiora... Wel, ik zeg, ik zweer, ja.’

‘Dan zult gij ook mijn geluk willen, niet waar?’

‘Ongetwijfeld, mijne dochter, maar waartoe die ondervraging?’

‘O zij is niet onnoodig, mijn vader.’

‘Ik begrijp u!’ riep nu op eens de ouderling met blijdschap uit, ‘ik zal voor u spreken... Wat ben ik toch blind geweest; ik weet het, nu versta ik het, Santafiora. Gij bemint den vriend Felice en gij wenscht mijne toestemming tot het huwelijk. Moest zich de brave jongeling daarom verwijderen en durft hij zelf mij die vraag niet doen?... o Mijn kind, is het anders niet!...’ En de brave ouderling wreef zich de handen met eene kinderlijke blijdschap.

Santafiora bleef met het hoofd gebogen zitten; haar boezem klopte hevig en zij voelde gansch haar lichaam beven. Zij bedwong echter die pijnlijke aandoening en sprak met diepen ernst:

‘Het is waarlijk eene vraag van huwelijk, vader; doch de heer Felice is daar voor niets tusschen. Ik heb eenen anderen bruidegom mijne trouw beloofd...’

‘En wie is die bruidegom, mijne dochter?’

‘Die bruidegom is God,’ zegde het meisje.

‘Ik versta u,’ zuchtte de vader, en hij liet het hoofd op de borst neêrzakken. Hij bleef eenigen tijd sprakeloos en onbeweegbaar; dan het hoofd oplichtende, zegde hij met eene doffe stem:

‘Mijne dochter, wilt gij mij dan gansch alleen in deze wereld laten? Wanneer ik over eenige jaren uwe brave moeder verloor, troostte ik mij eenigszins, als ik nadacht, dat toch gij, mijne Santa, mij bijbleeft, en ik overwon allengs mijne droefheid. Wat zal er nu, indien gij mij verlaat, van mij geworden?’ En een vloed van tranen ontsprong aan de oogen des braven ouderlings. Het meisje, tot in de ziel geschokt, kon ook hare tranen niet bedwingen en wierp zich eindelijk in de armen baars vaders. Zij bleven eenige stonden op

[pagina 85]
[p. 85]

elkanders borst weenen. Eindelijk ontsloten zich hunne armen en de vader, zijne tranen afdrogende, vroeg op eenen plechtigen toon:

‘Wat hebt gij besloten, Fiora?’

‘Ik moet,’ antwoordde het meisje op denzelfden plechtigen toon, ‘aan de belofte, die ik mijnen bruidegom gedaan heb, getrouw blijven.’

‘En uw vader zal van weedom ten grave zinken.’

‘Daarvoor zal ik den Heer bidden... En toch wij zullen niet ver van elkander gescheiden zijn. Het klooster van Santorsola, dat gij ginds tegen den zeeroever ziet opstijgen, zal mijne woon worden.’

‘Dat de wil des Heeren geschiede!’ zegde de vader, en hij drukte nogmaals zijne dochter in zijne armen.

Beiden verlieten den tuin en gingen zich in hunne nachtvertrekken opsluiten. Santafiora voelde zich thans kalmer; zij hoopte dat de smart haars vaders door hare gebeden zou verlicht worden. De ongelukkige grijsaard nogtans voelde zich zwaar door die ramp gedrukt en het scheen hem, dat er voortaan geen geluk, geene vreugde meer voor hem op de wereld mogelijk waren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken