Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 9 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 9
Afbeelding van Volledige werken. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 9

(1871)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

II.

Omstreeks het jaar 1563, op eenen avond der maand Juni, scheen er buitengewoon bezoek te zijn ter woning van den heer Van B..., van eene der edelste familiën van de stad, en die zich, door het huwelijk met eene Spaansche vrouw, eene Perez, insgelijks bij den Spaanschen adel aangesloten zag. De klopper der woning werd, tusschen het verloop van ruim een half uur, wel twintigmaal opgelicht en telkens ontsloot zich de poort om aan eenen geheimzinnigen persoon den toegang te verleenen, welke dan sprakeloos door eenen bediende tot in den achterbouw der ruime woning geleid werd; achterbouw, welke bestond uit de woning, waarvan wij de geschiedenis willen schrijven, en die langs den reeds vermelden gang met eene andere straat in gemeenschap stond.

Daar vereenigden zich de bezoekers in de groote zaal, ongetwijfeld degene, waar men tot heden nog de fresco-schildering op de wanden kan ontdekken, en die zich nagenoeg in den toestand kan bevonden hebben, waarin onze verbeelding ze ons voorstelde.

Toen allen vergaderd waren, nam de heer Van B.. het woord en sprak:

‘Mijneheeren, ik heb u heden hier vergaderd, ten einde er bij de ernstige omstandigheden, waar wij ons in bevinden, een krachtdadig besluit zoude genomen worden. Wij hebben ons sedert lang door eenen duren eed onderling verbonden en gezworen have en leven, zoo het noodig is, voor de vrijheid op te offeren. Het oogenblik is misschien gekomen om van woorden tot daden over te gaan; de gang der zaken dwingt er ons toe. Door mijne familie betrekkingen in aanraking zijnde met eenige Spaansche edelen, heb ik op bedekte wijze vermaningen ontvangen, waardoor men mij wilt doen begrijpen, dat men argwaan jegens mijne staatkundige handeling heeft opgevat en ik op mijne hoede moet wezen.’

‘Men heeft ons dus verraden!’ riep de heer Van Inschot.

‘Het zou ons niet moeten verwonderen,’ hernam de spreker: ‘het verraad is het geliefkoosd wapen der Spanjaarden. Dan, wat er ook van zij, dit voorval mag slechts voor uitwerksel hebben onzen moed te vergrooten en onze werking te bespoedigen.’

‘Het is mijn eenigste verlangen!’ riep een der eedgenooten, ‘en

[pagina 126]
[p. 126]

ik haak naar het oogenblik, waarop ik mijn degen zal kunnen gebruiken om Spaansche borsten op te zoeken.’

‘Wij allen trachten sedert lang naar dit oogenblik, mijnheer,’ ging de spreker voort; ‘doch het verlangen alleen is niet genoeg om eene onderneming te doen gelukken, en er moeten andere voorzorgen genomen worden. Tot hiertoe hebben wij staatkundig gewerkt. Wij zijn tot niets gekomen; wij hebben de dwinglandij niet doen verminderen; wij hebben de vrijheid geenen stap doen vooruitgaan.’

‘Eilaas! neen! integendeel,’ mompelde de heer Van Inschot. ‘En zooals gij zegt, heer Van B..., wordt het tijd, meer dan tijd, om aan meer werkelijkheid te denken. De vredelievende strijd, welke tot hiertoe gevoerd wordt, moet een einde nemen en er blijft ons niets meer over dan de gewapende opstand! Ziedaar mijne meening.’

‘Het is ook de mijne,’ hernam de spreker, ‘en ziehier wat er diensvolgens moet gedaan worden. Hernieuwen wij vooreerst onzen eed en zweren wij nog eens ons leven voor de volksvrijheid op te offeren.’

‘Dat zweren wij!’ riepen de verbondenen, de hand opstekende.

‘Welnu, mijneheeren,’ ging Van B... voort, ‘er dienen thans geene lange redevoeringen gehouden te worden. Gij hebt mij wel tot het hoofd des bondgenootschaps willen aanstellen en dit ambt heeft mij de verplichting opgelegd, de middelen te beramen, welke ons best tot het voorgestelde doel kunnen leiden. Ziehier waar dezelve zouden op neerkomen. - Voortaan zullen wij geene geregelde zittingen meer houden, ten einde het verraad ons niet zou kunnen omvangen. Wanneer het noodig zal zijn ons te vereenigen, zal ik er u kennis van geven en u tenzelfden tijd de plaats der geheime bijeenkomst aanwijzen.

‘Vervolgens zal ieder van ons zijne werking op eene min geheime wijze gaan uitspreiden. Gij zult u in betrekking stellen met de kleine burgerij, met het eigentlijke volk, dat wij noodig hebben, wanneer het geweld moet gebruikt worden. Men zal zorgen de nieuwe leer te beschermen en uit te breiden, als het krachtigste wapen zijnde om de wereldlijke vrijheid te kunnen winnen.

‘De bijgeloovigheid is de groote hinderpaal, welke ons in den weg ligt en die de dwinglandij blijft schragen. Ruimen wij dien hinderpaal weg; zoeken wij, mits het anders niet wezen kan, de Roomsche geestdrijverij door de protestantsche geestdrift te vervangen en zoo zullen de wapens langs weêrszijden gelijk gemaakt worden, en de

[pagina 127]
[p. 127]

zegepraal zal niet alleen mogelijk maar verzekerd wezen. Zijt gij van mijn gevoelen, mijne heeren, en mogen wij op elkaar rekenen?’

‘Wij zweren het op onze ziel!’ riepen de verbondenen. ‘Oorlog! open oorlog aan de Roomsche verbastering! aan de godsdienstige dweeperij! en leve de nieuwe leer! leve de vrijheid!...’

Bij het uitspreken dier laatste woorden ging de deur der zaal open, en de echtgenoote van den heer Van B... trad bleek en ontsteld binnen.

‘Vlucht, mijne heeren!’ riep zij, ‘vlucht! er is geen oogenblik te verliezen. Eene Spaansche wacht is onze woon binnengedrongen. Zij doorzoeken reeds het voorgebouw!...’

‘Langs de achterdeur, indien zij nog vrij is!’ riep Van B... ‘Wie wil er zich van gaan verzekeren?’

‘Ik ijl er heen!’ riep Van Inschot, en op denzelfden stond verdween hij uit de zaal.

De verbondenen bleven sprakeloos wachten.

Eenen stond later trad Van Inschot terug binnen, en zegde:

‘Het is te laat; zij hadden hunne voorzorgen genomen. De achterpoort is met soldaten bezet.’

‘Volgt mij dan, mijne heeren,’ riep Van B... en hij geleidde de eedgenooten in den geheimen kelder, welken de lezer kent.

Nog nauwelijks was de meester des huizes terug in de zaal gekomen, waar zijne echtgenoote op hem was blijven wachten, toen de Spaansche soldaten het vertrek kwamen binnengestormd.

Van B... trad den aanleider der wacht te gemoet:

‘Mijnheer,’ klonk zijne onverschrokken stem, ‘sedert wanneer heb ik het bestuur reden gegeven, om mij te verdenken, om bij nachte in mijne woon te vallen, en mijne gade, eene Perez, mijnheer! te komen verontrusten.’

‘Vergeef mij, senor,’ sprak de kapitein, ‘de bevelen zijn stipt, en een krijgsman volbrengt, zonder tegenspraak, wat hem door de overheid bevolen wordt. Het spijt mij wel eene dusdanige zending te moeten vervullen; doch ik gehoorzaam, ziedaar alles... En nu, mijnheer, laat mij toe in mijn onderzoek voort te gaan.’

‘Wie heeft er zich tegen verzet, mijnheer? Ik beklaag mij over u niet; doch ik beschuldig hem, die mij heeft durven verdenken. Voldoe uwen plicht, mijnheer, en zoek...’

En de heer Van B... ging zich bij zijne gade vervoegen en bleef sprakeloos de handeling der krijgsknechten gadeslaan.

[pagina 128]
[p. 128]

Men ging voort met het onderzoek der woning, doch ontdekte niemand.

Toen het krijgsvolk de woon verlaten had, wierp zich de echtgenoote van Van B... voor hem op de knieën en smeekte:

‘Mijn goede Hendrik, gij wilt mij het dan doen besterven met u op eene dusdanige wijze in gevaar te stellen.’

‘Sta op, mijne lieve Catharina,’ zegde de echtgenoot; ‘uwe plaats is op mijne borst; doch gij weet het: ik ben Nederlander en ik bemin mijn vaderland.’

‘En uwe gade en uwe kinderen, mijn vriend?’

‘O, die aanbid ik, Catharina; doch het is juist die liefde, die mijn vaderlandsch gevoel versterkt. Ik wil dat gij mij niet alleen bemint, maar eerbiedigt, en daarom moet ik mijnen plicht doen... Zeg, Catharina, in uwe aders vloeit het bloed van mijne vijanden; doch uw hart is rein en uw geest is door geene dweeperij bedorven. Zeg, keurt gij de gruweldaden goed, welke de vreemdeling hier op onzen grond aanricht?’

‘O, ik verfoei die, gij weet het.’

‘Keurt gij de dweepzucht goed, die hier het bloed van de onnoozelen vlieten doet, en den brand der vrijheid door den gloed van den brandstapel in onze harten wil versmoren?’

‘O, ik vloek die laffe handelwijze, gij weet het?’

‘Welnu, keur dan ook mijn vaderlandsch gevoel niet af! Streef mijne werking voor de vrijmaking van het vaderland niet tegen. Houd mij niet terug, wanneer ik het mijne wil bijdragen om het vaderland uit de klauwen van eenen bloeddorstigen dwingeland te verlossen, en mede wil werken om de vrijheid aan mijne kinderen, aan uwe kinderen achter te laten.’

‘o Mijn brave echtgenoot, gij kent immers mijn hart genoeg! Het is die werking niet, die ik afkeur; doch, ziet gij, ik bemin u! Zonder u kan ik niet leven, en indien gij mij ontnomen werdt, wat zou er dan van mij en van mijne kinderen, ook uwe kinderen, geworden?’

‘God verlaat de zijnen niet, Catharina; doen wij slechts onzen plicht, zonder aarzelen, en hij zal voor het overige zorgen... En nu, laat mij toe dat ik mijne vrienden vervoege en aan hunne verlossing denke. Vaarwel tot straks...’

En eenen zoen op het voorhoofd zijner vrouw drukkende, maakte hij zich zachtjes uit Catharina's armen los en wendde zijne stappen naar den geheimen kelder, waar zich de bondgenooten bevonden.

[pagina 129]
[p. 129]

Des anderdaags verlieten de samenzweerders, bedektelijk en gedeeltelijk onder vermomming, de woon van V.B..., en de omwenteling, welke tot dan toe slechts in het duister gewerkt had, begon van dit oogenblik het hoofd in het openbaar te verheffen. De lagere volksklassen werden aangehitst, het vuur des opstands werd al meer en meer aangeblazen; de nieuwe leering verspreidde zich, werd allengs meer openbaar en gewapenderhand begon men de predikatiën bij te wonen en daarbij meermaals met de Spaansche soldaten handgemeen te worden.

De woning van Van B... was het nest geweest waar het Antwerpsche oproer uitgebroeid werd en zijn eerste leven ontving.

De Spaansche verdrukkers schenen te raden van waar hun de slag was toegebracht en Van B... moest hunne wraak gevoelen. Op suspicie werd hij met zijn huisgezin gebannen en zijne uitgestrekte eigendommen werden in beslag genomen Later nogtans, daar de bewijzen ontbraken, grootendeels ook wel door het toedoen der familie Perez, waartoe zijne echtgenoote behoorde, werd hij terug in het bezit zijner goederen gesteld. Hij betrok echter zijne vorige woon niet, welke overging in handen der familie Goubau, die met hart en ziel aan de Roomsch katholieke partij verslaafd was.

Onder het beheer dier familie onderging de uitgestrekte woon eene merkelijke verandering. Het achtergebouw namelijk werd van het voorste gedeelte der woning afgescheiden, en de familie Goubau behield zich slechts een' der zijvleugels en den geheimzinnigen kelder, welken men ontdekt had.

Het afgezonderde gebouw, zooals het nog hedendaags bestaat, werd alsdan de woon van een klein vrouwenklooster, en daar, waar vroeger het nest was der Geuzen, het punt, van waar de opstand vertrokken was om zich in het openbaar te toonen, werd het eentonige verblijf, waar een aantal vrouwen zich verscholen om haren maagdelijken weduwstaat te beweenen en, in ziekelijke dweepzucht, het onvruchtbare, nuttelooze leven te slijten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken