Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 11 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 11
Afbeelding van Volledige werken. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 11

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De drie kinderen.

I.

Zij waren drie meisjes en zustertjes. Niet eene had nog haar tiende jaar bereikt.

Zij schenen drie bloemen op eenen enkelen stengel; doch de verslindende stormen des levens hadden haar reeds de kleur ontnomen en treurend gemaakt.

Omdat zij aan het lage volk toebehoorden en arm waren, was er geen blos op haren wangen en de zachte trekken harer lieftallige wezens boezemden geene liefde aan drooge harten in: want hare kleederen waren slordig en zonder opschik.

Het levenslicht der kinderen ontbrak haar: zij hadden geene moeder meer.

En haar vader was krank en lag door ziekte afgemat te bedde en leed dubbel: want hij kon zijn kroost geenen nooddruft verschaffen.

En toch leefden zij: want de honger is eene lange en pijnlijke ziekte.

II.

Het was winter en de koude was verschrikkelijk.

Des avonds verlieten de drie meisjes hare arme woning en gingen in de vergaderingen der lediggangers en minnaars der overdaad.

En daar deed de oudste der drie zusterkens, met hare koude, ver-

[pagina 55]
[p. 55]

stevene vingeren, een snarenspel klinken en de twee andere deden hare fijne, krachtelooze stemmen tusschen het razend gewoel der slempers opstijgen.

En onmeedoogend hoorde met het onkunsteld lied der drie ongelukkigen, en niemand voelde zich tot medelijden bewogen.

En als aan een' hond wierp men haar nu en dan, met stuursch gelaat, een stuk gelds - om van den last ontslagen te zijn, en niemand verstond het knagende hartzeer en de armoede, die op het gelaat der kinderen geprent stonden.

Niemand las in die zachtblauwe oogen der oudste zuster welk wee er in haar jong hart reeds woonde: niemand zag met welk teeder medelijden zij nu en dan eenen blik op hare jongere zusters wierp.

En troosteloos en van koude versteven, keerden de drie kinderen huiswaarts en vonden dan zelfs geen sprankel vuur in de haardstede, om zich een weinig te verwarmen.

Dan drukte de vader de drie meisjes tegen zijne borst en tranen ontsprongen aan zijne kranke oogen.

Dan, ook die tranen waren hulpeloos.

En, bevend van koude, spraken de kinderen hare avondbede en, stram en versteven, strekten zij hare leden op het killige stroo uit.

Zij klaagden haren nood aan de Maagd des hemels en baden God om verlichting.

De slaap ontweek hare sponde en de koude alleen bleef hare trouwe gezellin.

III.

Intusschen werd de koude van dag tot dag heviger en het ongelukkig lot der drie kinderen en des rampzaligen vaders werd dagelijks onverdragelijker.

Te nauwernood konden zij genoeg voor hunnen nooddruft bekomen en geen sterveling toonde medelijden.

De arme woning werd eindelijk den ongelukkigen vader ontzegd en in het kort moest de wet der menschelijke rechtvaardigheid ten uitvoer gebracht worden, en de ongelukkigen gingen zich zonder schuilplaats bevinden,

Op een avond, dat de drie meisjes weêr bevend van koude hare arme woning binnentraden, werd haar aanzicht als op eens verlevendigd;

[pagina 56]
[p. 56]

want zij zagen heur vader aan een gloeiend vuur zitten en zich warmen.

Met blijdschap voegden zij hare tengere handen bij de gloênde kolen en blijde erkentenis straalden op hare zachte wezens.

‘Komt kinderen,’ sprak de vader, ‘en warmt u!’

En hij zoende ieder zijner dochterkens met eene ongemeene teederheid.

De meisjes warmden zich aan de krakende boschkelen, en waren blijde.

IV.

Dit vuur hield voor allen de dood in; want de vader had zorg gehad het vertrek dicht te maken, opdat de stiklucht geenen uitgang zou hebben kunnen vinden.

De kinderen warmden zich zoolang tot zij het hoofd bezwaard voelden.

Zij dachten, dat het de slaap was, die hen zoo duizelig maakte en wilden te bed.

Doch eerst lazen zij, in eenvoud, een kort gebed en riepen hare afgestorvene moeder aan.

Het herdenken aan hare moeder deed den vader in tranen losbersten, en hij sloeg eenen blik van medelijden en zelfverwijt op zijne kinderen.

Hij stond op, opende het venster van het kleine vertrek en doofde het vuur uit.

De kinderen zagen verbaasd op en begrepen niet waarom de vader zoo handelde.

Eenige stonden later begaven zich allen ter rust.

Des anderendaags werd het lot der ongelukkigen aan eene medelijdende ziel bekend en deze redde het huisgezin van de ellende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken