Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pim en Kim (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pim en Kim
Afbeelding van Pim en KimToon afbeelding van titelpagina van Pim en Kim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (30.50 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.F. Heskes



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pim en Kim

(1927)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Vierde hoofdstuk.
Kim leert een mooi versje en Pim wijdt zich aan zijn verdere ontwikkeling.

Zoolang Pim bijna dag en nacht had geslapen, had hij maar weinig tijd kunnen vinden, om zich met zijn geestelijke en lichamelijke ontwikkeling bezig te houden, maar dat werd nu anders. Ja, hij verviel nu zelfs in een ander uiterste, want niet alleen wilde hij 's morgens in het geheel niet meer naar bed, maar zelfs 's middags had zijn Moeder de grootste moeite, om hem een dutje te laten doen. En van de box had hij een volslagen afkeer gekregen. In die gevangenis wilde hij niet meer opgesloten worden. Neen, hij deed niet anders dan kruipen, altijd maar kruipen, met het gevolg dat hij in minder dan geen tijd al een broekje versleten had.

En weldra was hij met kruipen alleen niet meer tevreden. Mama moest hem van achteren onder zijn beide armpjes vasthouden, en dan trappelde hij zoo hard met zijn voetjes op den vloer, dat Mina in de keuken hem wel hooren kon.

‘Loopen! Loopen!’ riep hij dan.

Die loopoefeningen duurden hem nooit te lang.

Ook in dezen voor Pim nieuwen tak van sport maakte hij snel groote vorderingen. Na een paar weken kon hij zelfs al langs den muur en achter een wagentje loopen, zonder vastgehouden te worden, en nog enkele dagen later stak hij plotseling van wal en liep, met beide armpjes balanceerende en met een goedmoedigen glimlach op zijn bolle toetje, dwars de kamer door, 't Gebeurde 's middags na den maaltijd. De dokter had een half uurtje met hem gespeeld en gezongen, en zat nu de courant te lezen.

[pagina 27]
[p. 27]

Opeens schrikte hij op door een luiden kreet van zijn vrouw, die hem toeriep:

‘Kijk eens, Gert, neen maar, kijk eens, Pim loopt los!’

‘Wel heb ik van mijn leven!’ riep de dokter opgetogen uit, terwijl hem de krant uit de handen viel. - ‘Neen maar, dat is fameus! Dat is kolossaal! Die jongen - die jongen is een wonderkind!’

En opstaande riep hij, Pim gehurkt de armen toestekende:

‘Goed zoo, Pim! Kom nu hier, naar Papa! - Kijk eens, vrouwtje, daar komt hij! Daar komt hij! Is het niet fameus? - Ha, goed gedaan, kereltje, - daar heb ik je. Nu naar Mama, ja, ja, toe maar, vooruit, naar Mama!’

‘Stap, stap!’ klonken Pims laarsjes, en een oogenblik later was hij in de veilige armen van zijn juichende Moeder beland.

Opeens nam de dokter, wiens hart zwol van vadertrots, zijn dikken spruit met twee armen op, en zei opgetogen:

‘Kom mee, vrouwtje, dan gaan we naar hiernaast. Dàt moeten ze zien. Wat zullen ze groote oogen opzetten.’

En met hun drietjes verlieten zij de kamer om naar Villa Braamhoeve te gaan.

Daar stond Kim boven op de tafel een versje op te zeggen.

‘Van Mina geleeld,’ zei ze. ‘Mooi velsie.’

Met de r stond zij nog altijd op voet van oorlog.

‘Goed, laat maar hooren, Kim, dat mooie versje.’

Toen zong Kim:

 
Bim bam,
 
De kolken die luije,
 
Wie is tel dood,
 
Kippetje met ze ééne poot!’

En bij den laatsten regel tilde zij haar eene beentje zoo hoog op, dat het met het andere een rechten hoek maakte.

Vader en Moeder schoten in een luiden lach om het dwaze liedje en de malle vertooning.

‘Mooi velsie?’ vroeg Kim, ook lachend.

‘Of het mooi is!’ riepen Papa en Mama om het hardst uit.

‘En heb jij dat mooie versje van Mina geleerd?’ vroeg Papa, maar

[pagina 28]
[p. 28]

voordat Kim gelegenheid had om te antwoorden, kwamen de buren binnen.

‘Wat is dat? Ben jullie daar? En op dit uur? Wat kom je doen?’ vroeg Mevrouw van Kampen in één adem.

‘We komen je een kunststuk van Pim laten zien,’ zei de verrukte Vader.

Deze zette zijn jongen op den grond, hurkte op eenigen afstand met uitgebreide armen neder, en riep:

‘Kom Pim, - kom bij Papa!’

‘Daal is Pim!’ riep Kim, terwijl zij zich zóó haastte om bij haar vriendje te komen, dat zij ongetwijfeld van de tafel gevallen zou zijn, als haar Vader haar niet nog net bijtijds gegrepen had. Hij zette Kim op den grond en keek naar het kunststuk, dat Pim zou vertoonen.

‘Kom bij Papa, Pim, kom bij Papa!’ riep de dokter.

Maar Pim hield zijn vriendinnetje strak in het oog, en liep regelrecht naar haar toe.



illustratie

‘Pim loopen! Pim loopen! Pim loopen!’ juichte Kim, terwijl zij Pims handje greep.

‘Neen maar, daar kan hij nu ineens loopen ook!’ riep Mevrouw van Kampen verwonderd uit. ‘En geen drie weken geleden lag hij nog als een blok in zijn wieg! 't Is verbazend, zoo hard als hij in de laatste dagen vooruit gaat.’

‘Ja, is het niet fameus?’ zei de dokter, die met stralende oogen naar Pim keek. ‘'t Is een wonderkind. Daar stak hij een half uurtje geleden zoo maar geheel uit eigen beweging van wal, en hij loopt met een zekerheid, of hij het al jaren lang gedaan heeft.’

Kim hield Pims handje stevig vast en riep haar vriendje toe:

‘Pim loopen met Kim, gloote wandeling maken.’

Dat vond Pim blijkbaar prachtig, want hij ging dadelijk op stap tot groot vermaak van Kim, die hardop liep te lachen. En toen begon Pim

[pagina 29]
[p. 29]

ook te schateren, hoe langer hoe harder, tot ten slotte de wederzijdsche ouders ook in een lach schoten om het vermakelijke tafereeltje.

Opeens werd het geval echter van meer ernstigen aard, want Kim, die eerst heel langzaam geloopen had, bleek al weldra de krachten van haar vriendje te overschatten, en trok hem met groote stappen met zich voort, met het gevolg, dat Pim, die zijn uiterste krachten inspande om haar bij te houden, zijn evenwicht verloor en met zijn hoofdje tegen een tafelpoot terecht kwam. 't Gaf een geduchten bom, en iedereen verwachtte, dat een geweidige huilpartij er het gevolg van zou zijn, natuurlijk alleen van Pims kant, want Kim stond er hard om te lachen.

Tot ieders verbazing echter slaakte Pim geen enkelen kreet; hij trachtte zich aan den tafelpoot op te richten en riep:

‘Pim loopen Kim!’

Kim pakte hem bij zijn handje en toen begon de wandeling opnieuw.

‘Niet zoo hard, Kim, Pim kan nog niet hard loopen,’ riep haar Moeder haar toe.

‘Is het niet fameus?’ vroeg de dokter herhaaldelijk. ‘En zoo hard als hij met praten aanleert, - neen maar, 't gaat mijn begrip te boven. Iederen dag opnieuw sta ik verbaasd over zijn vorderingen. En zeg, Van Kampen, nu het voorjaar in het land is en de kinderen uit den aard van de zaak veel in den tuin zullen zijn, moeten we samen een grooten zandbak laten maken. Daar kunnen ze heerlijk in spelen en meteen van de buitenlucht genieten, dat is gezond.’

‘Ja maar, als het regent....’ viel tante Ans in.

‘Geen bezwaar,’ zei haar buurman. ‘We laten een grooten bak maken en dien overkappen, dan zitten ze droog, ook als het regent.’

‘Een pracht-idee!’ vond de dokter, die opgetogen over het plan was.

‘Bij wien in den tuin moet hij komen?’ vroeg zijn vrouw.

‘Wel, in allebei de tuinen,’ zei Kims Vader. ‘We nemen een klein gedeelte van het scheidingshek weg en maken hem daar, half in jullie tuin en half in den onzen. Dan kunnen ze er van beide kanten inkomen.’

‘Ja ja, dat is leuk,’ vonden de dames. ‘Dat is goed bedacht.’

‘En nog wat,’ hernam de dokter. ‘Nu ze beiden kunnen loopen, moest er wat op gevonden worden, dat zij ons niet ontsnappen en zich op de straat begeven. Daar is het levensgevaarlijk voor hen, en 't zou toch licht kunnen gebeuren, niet waar?’

[pagina 30]
[p. 30]

‘'t Is al gebeurd,’ zei tante Fré. ‘Gistermorgen liep Kim al op straat om een kindje, dat met haar moeder passeerde, een handje te geven. Gelukkig bleef zij nog op het wandelpad, maar dat neemt niet weg, dat ik me haast een ongeluk schrok.’

‘Zoo zie je - 't is veel te gevaarlijk,’ zei de dokter.

‘En gemakkelijk afdoend te verhelpen,’ zei Kims Vader. ‘We laten morgen aan den dag van onze huizen af zijwaarts vlechtdraad zetten, desnoods met een klein hekje er in, zoodat wij er door kunnen. Dan is de achtertuin geheel afgesloten en loopen zij geen gevaar. Die hekjes voorzien wij van een sterke drangveer, zoodat zij vanzelf dicht klappen.’

‘Heerlijk,’ zei de dokter. ‘Zeg amice, zou jij op je willen nemen om er voor te zorgen? Je weet, hoe druk ik het gewoonlijk heb, en op 't oogenblik zijn er juist vele zieken. Kan ik er op rekenen? Zooals je doet, is vooraf al goedgekeurd.’

‘Goed, dat is afgesproken,’ zei Mijnheer van Kampen. ‘Ik zal er dadelijk werk van maken.’

En zoo gebeurde het ook, want Mijnheer van Kampen ging dienzelfden avond nog naar den smid en den timmerman, om de zaak met hen te bespreken.

Al vroeg in den morgen werd met het werk aangevangen. De smid zette de beide villa's in het verlengde van den voorgevel met sterk vlechtdraad af, zoodat de voortuinen op afdoende wijze van de achtertuinen gescheiden werden, en maakte naast elk huis een poortje, dat door een sterke drangveer vanzelf weer dichtviel, als er iemand doorgegaan was. Tegelijkertijd namen twee timmerlieden een gedeelte weg uit het rustieke hek, dat de tuinen scheidde, om op het vrijgekomen terreintje een grooten Zandbak te maken.

Na enkele dagen waren èn de smid èn de timmerlieden met hun werk klaar, en konden de kinderen onbezorgd in den achtertuin aan hun lot overgelaten worden. Natuurlijk werd er altijd eenig toezicht gehouden, maar men behoefde geen vrees meer te koesteren, dat zij ongemerkt op de straat zouden komen en daar een ongeluk krijgen.

En toen de eerste mooie voorjaarsdag in het land kwam met gouden zonneschijn en zingende vogeltjes, werd de mooie groen-geverfde zandbak ingewijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken