Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Zestiende hoofdstuk. De leevendige leeuw.

Op raad van den Hospes huurde de Baron eenen Gids, welke hem al het Merkwaardige zou laaten zien, en hem geleiden, werwaarts hij begeerig was te gaan. Deze man, door eenen ongelukkigen koophandel tot Armoede vervallen, had dit beroep bij de hand genomen, het geehem op eene sobere wijze den kost gaf, en hij zou meer hebben gewonnen, zoo hij door zijne onverschillige houding, slegmatieken gang, en stilzwijgenheid niet alle vreemdelingen weldra tot vijandden maakte; vooral Fransche kooplieden, welke ongeduldig hunnen leidsman elk oogenblik al vloekende voorbij liepen. Zijne gestalte was zeer groot, hij rekende meer dan zes voeten en zes duimen, daarenboven was hij mager als een geraamte, en bleek als de dood, zijn hoofd was zeer klein, en op het zelve stond altoos een zeer klein hoedje geplant; zijne beenen daarentegen maakten het grootste gedeelte van zijn aanzijn uit, hij deed gewoonlijk geweldige groote, doch langzaame en eenpaarige stappen, en hij was zoo vast in deze

[pagina 196]
[p. 196]

maat, dat men bij menschen geheugen nooit gezien heeft, dat hij van tred veranderde, het zij de heete zomerzon het zweet met geweld uit zijn gerimpeld voorhoofd perste, het zij eene felle hagelbui door den kouden noorden wind voortgezweept, om zijne kaale ooren snorde, het zij kletterende donderslagen of vaale blixemstraalen den onvervaardsten zelfs eene koude rilling deeden gevoelen.

De eerste vraag welke de Baron deed om eenigsins over de ervarenheid van zijnen leidsman te kunnen oordeelen, was deze: weet gij, kameraat! waar de Leeuw zich ophoudt?

de gids.

Gij meent zonder twijffel de leeuw en Zoonen, steevige Kooplieden in Baleinen en Walvischbaarden?

de baron, (met drift.)

Hemel bewaar mij! - neen ik meen in de daad een Leeuw, welke ik moet zien, en naar welken ik meer verlange dan naar mijne naaste bloedverwanten, wijs mij dezen of ik schop u onder uw....

de gids, (met de grootste bedaardheid.)

Dat wilde ik wel eens zien, ik heb meer dan honderd vreemdelingen den weg gewezen, niemand heeft mij een vinger aangeraakt, en wie heeft u dan in de waereld geworpen om mij te koomen schoppen? als 'er geschopt moet worden, heb ik ook voetjes - terwijl hij deze laatste woorden bedaard uitsprak, ligte hij een van zijne

[pagina 197]
[p. 197]

tweelingen op, die in langte en rankheid alle voeten en beenen van den aardbodem naar de kroon konden dingen. Onze Adelijke held hield van geen zuur gezicht of van een gefronst voorhoofd, veel minder van drijgen of van daadelijkheden - neen, in allen ernst, zeide de Baron met vriendelijkheid, terwijl hij zijn stem ten minsten een octaaf liet daalen, weet gij, mijn lieve vriend! niet, waar een Leeuw te kijken is, een beest met een grooten bek, en maanen?

de gids.

O! meent gij dien, dan moet gij in Blaauw-Jan zijn, volg mij dan maar terstond. -

De man stapte voor uit met zijnen gewoonen tred, even als een halfverzadigde oijevaar in de graazige beemden van Rhijnland: de Baron en barend volgden, terwijl de laatste gluurde naar de Amsterdamsche maagdenrij, welke hem van tijd tot tijd tegen kwam, en de eerste onophoudelijk gromde over de lompheid der Hollanders: zij willen liever van gebrek sterven, riep hij uit, of vaal worden van honger en kommer, dan dulden, dat zij geschopt of geslaagen worden, het moest dat vee veel eer zijn, dat eene Adelijke hand hun sloeg, of een Adelijke voet hun trapte.

Eindelijk nadert men tot aan de deur van de wooning des Leeuws - zij wordt geöpend, de Baron treedt huiverig binnen, barend volgt met ontroering, en durfde naauwlijks adem haalen. Het geval wilde, dat de beheerscher des wouds vreeslijk begon te brullen; de Baron trad bee-

[pagina 198]
[p. 198]

vend te rug, en barend, op welkers ingewanden de aandoeningen meest altoos werkte, liet een geluid hooren, waar over hij aan eene aanzienlijke tafel meer zou gebloost hebben, dan wanneer hij aldaar openlijk van meineedigheid, of van de grootste leugentaal was overtuigd geworden. -

Geen reiziger staart met meer aandoening en eerbied op het graf van den onsterfelijken maro in de gewesten van Italie, dan de Baron op zijnen langverlangden dieren-koning. Na dat hij hem eenigen tijd met een open mond en opgesperde oogen aanschouwd had, deed hij den meester duizend vraagen, waar van de goede man naauwlijks in staat was vier te beäntwoorden.

Eindelijk moest de Baron deze geliefde verblijfplaats verlaaten; vaar wel zeide hij, geducht schepsel! op welkers beeltenis de Adel meer trots ga, dan een Koopman op duizend gelaaden kielen. - Vaar welen leef gezond. - Leef gezond, baauwde barend, even als een echo, den Baron na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken