Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Negende hoofdstuk. Charlotte Dumoron wedergevonden.

De Knecht schelde aan, eene oude destige Vrouw, welker gelaat en houding geensins overeenkwamen met haare behoeftige kleeding, deed open; 'er werd voor weinige oogenblikken belet gevraagd; dit verzoek werd in het eerst met eene stilzwijgende verwondering, doch eindelijk met beleefdheid beantwoord en toegestaan: het portier werd geöpend, de Secretaris trad al beevende uit de koets in huis: na eenige minuuten in een klein voorkamertje gezeten te hebben, zonder zich in staat te bevinden één woord te kunnen spreeken, vroeg hij eindelijk of de Dame, welke hij de eer had te zien, niet een der bloedverwanten was van den overleden Heer dumoron; dit werd met ja beantwoord, en dewijl de oude Juffrouw zag, dat de Secretaris aangedaan was, deed zij, om hem intusschen wat tot bedaaren te brengen, een verhaal van haar geslacht, van haare rampspoeden, en wederwaardigheden, welke haar sedert den dood van haaren geliefden broeder waren overgekoomen, eindelijk, voegde zij 'er bij, is een ongelukkig voorwerp, het welk, voorwaar!

[pagina 136]
[p. 136]

een beter lot op deze waereld waardig was, doch door de verleiding van eenen booswicht, de moordenaar van haare ouders geworden is, op het onverwachts, na eene afweezigheid van zoo veele jaaren, in den allerellendigsten toestand hier te rug gekoomen.

In het eerst was ik van voornemen haar in mijne wooning niet in te neemen, eensdeels wegens het verdriet dat zij haare ouders en mij had veroorzaakt, en aan den anderen kant, dewijl ik naauwlijks zoo veel heb, dat ik in staat ben mij zelve eenig gering voedsel te verschaffen, laat staan, dat ik aan eene andere ongelukkige nog iets zou kunnen mededeelen; doch door haare gebeden werd ik bewoogen, ook zwoer zij mij met plegtige eeden, dat zij, zoo ik haar in mijne wooning niet innam, den dorpel van mijn huis niet zou verlaaten voor dat de dood haar uit haar rampzalig leven rukte. Zij ligt nu hier in eenen hoopeloozen toestand, zij weent, zy zucht zonder ophouden, sterk verlangende naar het uur van haare ontbinding; met de grootste moeite heeft zij mij haare lotgevallen verhaald, zij heeft een grievend berouw over alle haare misdaaden, en wel voornamentlijk over eene schandelijke daad, welke zij in een der Hollandsche Steden, op sterken aandrang van haar minnaar, moet gedaan hebben, en waarover zij nu ontroostbaar is.

De Secretaris bad haar te verhaalen, waarin die misdaad bestond, hij betuigde veel deel te neemen in de lotgevallen van de dumorons, en dat hij niet

[pagina 137]
[p. 137]

kwam om haar te verraaden, maar, om zoo veel als in zijn vermogen was, alles toetebrengen, om haar uit haaren ongelukkigen toestand te verlossen.

De oude Juffrouw had menschenkennis genoeg om te kunnen zien, dat barend niet in staat was iemand te kunnen bedriegen, en dat alle zijne gezegden voortkwamen uit een oprecht en menschlievend gemoed. Zij verhaalde hem dus openhartig, wat haar nicht haar beleden had: dat zij, schoon zij zich te vooren nooit aan diefstal had schuldig gemaakt, nu voor eenige weeken een braaf heer, welke haar oprecht scheen te beminnen, en welke zij wel bespeuren kon, dat het wel met haar meende, op raad van haaren zoogenaamden minnaar, met welken zij, onder een groot aantal andere mannen geleefd had, op eene ondankbaare wijze had behandeld, ja hem zelfs had bedroogen, en bestoolen, dat zij, hoe zeer zij zich schaamde over haare gehoudene levenswijze, zich zelve echter zulk eene schandelijke misdaad niet kon vergeeven; dat zij als dan gerust zou sterven, indien zij dien man nog eens mogt ontmoeten, om hem om vergiffenis te smeeken, en hem te zweeren, dat zij tegen de inspraak van haar hart, op sterken aandrang van eenen geveinsden booswicht, tot zulk eene laage daad vervallen was.

Nu was het voor den Secretaris ondoenlijk om langer te zwijgen, hij vloog de oude vrouw om den hals, al weenende en snikkende verzekerde hij

[pagina 138]
[p. 138]

haar die zelfde man te zijn, die zoodanig eene mishandeling had moeten ondergaan; hij bad haar charlotte te mogen zien, en haar te verzekeren, dat hij haar alles vergaf; dat, schoon hij op het sterkste door haar beleedigd was; hij haar nog even zo sterk als te vooren beminde; dat hij nooit andere dan eerlijke gevoelens omtrend haar had gekoesterd; dat hij zelfs op dien dag, toen hij door haar verraden was, geen ander voorneemen had gehad dan aan haar zijn hand aantebieden; hij drong 'er dus hoe langer zoo sterker op aan om haar, al was het maar een oogenblik te zien en te spreeken, voor dat de dood een einde maakte van haar leven. De oude vrouw beweerde, dat dit nu ondoenlijk was, dat het onverwacht gezicht van den man, naar welken zij zo sterk verlangd had, haar doodlijk zijn kon; dat zij daarenboven scheen te slaapen; dat de rust haar oneindig meer nut deed, dan alle medicijnen, zij verzocht dus dat hij tegen den avond terug zoude koomen, dat zij in dien tusschentijd haar nicht tot die ontmoeting zou voorbereiden.

Barend moest gehoorzaamen, treurig en echter verblijd dat hij zijne beminde nog eens zou ontmoeten, verliet hij haare wooning; hij liet zich naar het Park brengen, alwaar hij op eene afgelagen bank ging nederzitten, door stille traanen en zuchten eenige verlichting zoekende te geeven aan zijn gefolterd en aandoenlijk hart.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken