Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen) (1800)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)
Afbeelding van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het leven, gevoelens en zonderlinge reize van den landjonker Govert Hendrik Godefroi van Blankenheim tot den Stronk (2 delen)

(1800)–Willem Kist–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

Elfde hoofdstuk. Charlotte sterft.

De Secretaris was dien ganschen dag zeer treurig, hij zuchtte, hij weende, hij zwierf door afgelegen wegen rondom de stad in eenzaamheid om; afgemat keerde hij te rug, en wierp zich troosteloos in zijn bed; doch een angstig voorgevoel deed hem het grootste gedeelte van den nacht niet rusten, nu en dan maar sloot een afgebrooken slaap zijne vermoeide oogen, deze echter verkwikte hem niet, nadien akelige droomen hem gestadig met schrik wederom deeden ontwaaken: dan zag hij zijne weleer zoo geliefde charlotte den geest geeven; dan verbeeldde hij zich, dat zij van wroeging en wanhoop haare hairen uittrok, dan hoorde hij haar zijn naam noemen, of al schreiende den Richter der waereld om ontferming smeeken.

Naauwlijks kwam de zon ten voorschijn, of 'er werd hevig gescheld, men verzocht den Secretaris van poederen oogenblikkelijk bij juffrouw dumoron te koomen, zoo hij nog eenige begeerte gevoelde haar voor haaren dood te zien.

Hij volgde met een angstig en beklemd gemoed: de braave oude vrouw was zeer bedroefd, zij weigerde alle vertroosting; zij bragt hem inde kamer, char-

[pagina 147]
[p. 147]

lotte lag te worstelen met den dood, met gevouwen handen bad zij met een flaauwe stem, nu en dan opende zij nog haare stervende oogen. De Secretaris naderde het Ledikant met ontzetting, hij luisterde en verstond nog onder andere gezegden, deze woorden: O God! ontferm u mijner, Gij die alweetend zijt, weet ook, hoe ik in mijne eerste jeugd, toen mijn hārt even zoo oprecht, even zoo onschuldig was als dat van eenen Engel, door eenen beminnelijken verleider vun het voetspoor der deugd ben afgebragt! Gij weet, dat deze eerste stap alle mijne verdere lotgevallen heeft beslist. Gij die alweetend zijt, weet, dat ik nooit gezondigd heb zonder berouw te gevoelen over alle mijne wanbedrijven, maar dat ik neergezonken in eenen diepen afgrond des verderfs moest voortgaan met zondigen, wilde ik mijn leven niet eindigen door honger en wanhoop.

Eene doodelijke verzwakking deed haar zwijgen, barend nam haar hand, hij kuschte dezelve, en besproeide ze met zijne traanen. Vergeeft gij mij mijne misdaad, vroeg charlotte, toen zij bemerkte, dat de Secretaris geknield voor haar Ledikant lag, ja, riep barend al snikkende uit, met al mijn hart. - Gij dan, die een Zondig sterveling zijt, vergeeft het mij, dat ik u zoo zwaar beleedigde, zou 'er dan ook nog ontferming te vinden zijn bij den rechtvaardigen Schepper van Hemel en van Aarde! - neen, dat kan niet zijn, alle mijne zonden staan nu alle te gelijk voor mijne oogen: hier zie ik mijne lieve ouders, die door mijne misdaad, voor den tijd,

[pagina 148]
[p. 148]

uit het leven zijn gerukt; daar alle de jongelingen en mannen, die ik verleid heb; ginds alle vrouwen, de wel eer zoo gelukkige echtgenooten, welker vaste band des Huwelijks door mij voor altoos is ontbonden! - Indien men in eene betere waereld eenige bewustheid heeft van alle zijne daaden, met welk een oog zal ik dan mijn Vader, mijne moeder, mijne bloedverwanten, alle die geenen, die door mij van het spoor der deugd zijn afgedwaald, aanschouwen! kan ik daar wel, gelukkig zijn? - Ach! kon ik nu verstrekeen tot een voorbeeld van zoo veele jongelingen, die alleen schijnen te ademen, om de onschuld te belaagen! konden alle jonge, onschuldige maagden nu hier tegenwoordig zijn, om in mij de gevolgen der ondeugd met afgrijzen te aanschouwen! - Hier zweeg charlotte, of sprak met eene onverstaanbaare stem. - Eindelijk verhefte zij dezelve met kracht: ijdele waereld riep zij uit, met welk eene onverschilligheid, met welk eene verachting ziet men op u, op uwe schijnschoone vermaaken neder in het oogenblik dat men u moet verlaaten! wanneer het geducht tijdstip nadert, dat het treurig graf onze wooning zijn zal! - alle kluisters, waar mede ik aan het aardsche was gebonden, zijn nu verbrooken! - Nog eene zorge echter ligt mij zwaar op het hart, en dat zijt gij, lieve oude getrouwe! die mij behoeftige, schoon gij zelfs behoeftig waart, niet hebt willen verstooten; de rechtvaardige God zal u reeds in dit leven deze uwe weldaad vergelden,

[pagina 149]
[p. 149]

dit geloof ik zeker. - Voor haar zal ik zorgen, zeide de Secretaris met ontroering, voor haar zal ik zorgen, de laaatste beete broods zal ik met haar deelen; nu sterf ik gerust, zuchtte charlotte uit, zij kuschte zijne, en haare handen, zij staarde met haare gebrooken oogen naar den Hemel - Zij bad stilzwijgende en met gevouwen handen - eene hevige benaauwdheid prangde haare heigende borst, zij wrong zich met zichtbaare smert, het klamme zweet lag op haar verbleekt aangezicht - een oogenblik daarna zuchtte zij uit; O God ontferm u mijner, en blies haaren laatsten adem uit. -

Zij leeft niet meer, zeide de oude Vrouw met drooge oogen, de hooge ouderdom had haare traanen reeds opgedroogd, en vergunde haar niet meer haare smarten uit te weenen. De Secretaris viel op het ontzielde ligchaam neder, hij besproeide het met zijne traanen tot zoo lange, dat de oude Vrouw hem smeekte het lijk te verlaaten. Dagelijks echter kwam hij hetzelve nog eens bezichtigen, ook om van de oude braave Vrouw nog eenigen troost te ontfangen, of haar daar en tegen met zijn vermogen bijstand te verleenen in haaren behoeftigen toestand. De dag der begraafenisse naderde, het lijk werd zonder eenigen toestel nedergelaaten in hetzelfde graf, waarin het gebeente rustte van de achtingwaardige ouders der ongelukkige charlotte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken