Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais (ca. 1890-1900 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais
Afbeelding van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van PasaisToon afbeelding van titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (49.28 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

(ca. 1890-1900 )–W. Klarenbeek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Wimbert de Vries.

[pagina 111]
[p. 111]

Hoofdstuk I.
De beleedigde jager.

't Was bitter koud, bitter koud.

De fijne jachtsneeuw, door eene fellen noordenwind voortgedreven, sneed den wandelaar als met vlijmende lancetten in 't aangezicht. De vochtigheid van den dampkring maakte het lichaam nog meer gevoelig voor de koude, en de jonge man, die zich op dien barren decembermorgen van het jaar 1216 over den zandweg van Heilaard naar Jellum begaf, had het inderdaad zuur genoeg.

Hij droeg het hoofd onbedekt, en het haar kort geknipt, verder eene pij of lijfrok van ruwe, grijze wol en hozen van dezelfde kleur en stof. Zijne geheele gestalte gaf kracht en lenigheid te kennen en hij scheen omstreeks achttien jaren oud. Zijn blauwe oogen en blonde haren wezen op zijn germaansche afkomst en zijn tongval zou, als wij hem hoorden spreken, van zijn friesch bloed getuigen,

Zijne rechterhand omvatte een stevigen eikenhouten

[pagina 112]
[p. 112]

stok, waarvan het ondereinde dikker werd op de wijze van een morgenster, - een knots of kodde.

Om zijn aangezicht te beschermen tegen de ruwheid van het weer hield hij het hoofd schuins naar de linkerzijde gebogen, en bespeurde derhalve niet wat er aan die zijde gebeurde, totdat een geritsel van brekende takken aan den linkerkant van den weg hem plotseling deed opschrikken.

Onversaagd als hij was, kneep hij zijne knots steviger vast en hief haar op. Had hij tijd tot nadenken gehad, dan zou hij den slag, die op zijn plotselinge ontsteltenis volgde, hebben ingehouden - maar de nadering van een gejaagd hert, dat juist op de plaats waar hij liep, den weg wilde overspringen, geschiedde te schielijk, - zoodat het dier het volgend oogenblik door een hevigen slag tegen het voorhoofd bedwelmd, neerzeeg. Blijkbaar had de jongeling een aanval van een minder onschuldig dier gevreesd.

- ‘Gevloekte dorper! dat zal ik je afleeren!’

Met die woorden sprong een ruiter, dezelfde, die het hert had gejaagd uit het kreupelhout te voorschijn, en met snerpende slagen daalde herhaalde keeren zijne houdenzweep op de schouders van den onthutsten jongeling neer.

- ‘Vergeef mij, heer! Ik vreesde een aanval van een of ander onguur beest. Het gebeurde te schielijk......’

Maar de edelman, zoo eensklaps in zijn jachtvermaak gestoord, was niet zoo spoedig tot bedaren te brengen en evenmin van plan rede te verstaan.

Hij bleef nog geruimen tijd zijne wraak koelen op

[pagina 113]
[p. 113]

den rug van den armen jongen man, totdat hij er zelf moede van werd.

Er stak iets menschonteerends in den deemoed, waarmee de slagen werden ontvangen, evenals in den overmoed, waarmee ze werden uitgedeeld.

- ‘Wij zullen nog nader afrekenen, jongen, dat verzeker ik je! voort, kom mee!’

En de jongeling, Wimbert was zijn naam, volgde den heer Ubbo van Hintema met een verslagen hart, nadat deze het prachtige dier op handige wijze had afgemaakt, waaruit bleek, hoezeer hij met het jachtwerk vertrouwd was.

 

Op het schiereiland, gevormd door het Boerdiep, of Borndiep, [waarvan sommigen nog den naam van het riviertje de Boorne en dien van de gevaarlijke zandbank bij Ameland, het Bornrif afleiden,] ten Oosten en ten Zuiden, en de Noordzee ten Noorden en ten Westen, van welk schiereiland Franeker indertijd het middelpunt uitmaakte en dat het noordelijk deel vormde van Westergoo, verhief zich statig de tinne van het slot Hintema, thans, evenals zooveel stinsen en staten, getuigen van Frieslands aloude grootheid en kracht, gevallen onder den moker des sloopers.

De hooge ronde toren stak ver boven het lage geboomte, dat hem omringde, uit, waartusschen de verschillende deelen van het dak des zomers alleraardigst verborgen lagen. Twee valbruggen leidden over de buiten- en de binnengracht, waarvan de binnenste het eigenlijke hoofdgebouw bespoelde.

[pagina 114]
[p. 114]

Korten tijd na het beschreven tooneel zat Wimbert in een deel van den kelder des torens dat tot gevangenis was ingericht. Een steenen bank diende hem tot zit- en ligplaats, en met het hoofd in de hand staarde hij geruimen tijd naar den grond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken