Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais (ca. 1890-1900 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais
Afbeelding van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van PasaisToon afbeelding van titelpagina van Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (49.28 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wimbert de Vries, of De bestorming van Damiate en De page van Pasais

(ca. 1890-1900 )–W. Klarenbeek–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 197]
[p. 197]

Hoofdstuk XI.
De bestorming van Damiate.

De graaf van Holland was tot zijn leedwezen niet in staat geweest aan dit roemrijk wapenfeit deel te nemen omdat eene, hoewel niet gevaarlijke wonde hem tot werkeloosheid dwong. Niettemin deed het hem goed dat zijne volgelingen zich zoo uitstekend hadden gekweten, en hij liet niet na hun daarvoor zijne erkentelijkheid op allerlei wijze te betuigen en te betoonen.

Aan Wimbert kende hij een gouden keten toe en aan Walram eene kostbare met goud en edelgesteente overladen wapenrusting uit den aanzienlijken buit.

De nieuwe Soudan, Meledijn, ofschoon veel minder krijgshaftig dan zijn vader Safadijn, maakte nochtans met behulp van zijn bekwamen broeder Coradijn, Soudan van Damaskus, toebereidselen om de stad die in zoo benarden toestand verkeerde, ter hulp te komen.

In dat plan werd hij door de Christenen zoo welwillend mogelijk geholpen.

[pagina 198]
[p. 198]

Hervé van Leon, een fransch aanvoerder, door nijd verteerd, omdat hij geene gelegenheid had gevonden zich te onderscheiden, vormde het voornemen terug te keeren, en een groot aantal ontevredenen, waaronder verscheidene Oostfriezen, maar vooral Franschen sloten zich bij hem aan, ongeveer ten getale van vier duizend.

Zij keerden inderdaad terug, maar luidens het verhaal kwamen slechts tachtig bij hunne haardsteden aan - al de overigen lieten in een verschrikkelijken storm in de Middellandsche zee voor Brindisi het leven.

Het verhaal van de gedurige twisten in het leger der Christenen, twisten, die meest alle uit onderlingen naijver voortkwamen, is te onverkwikkelijk om het onzen lezers niet te sparen.

Te midden dier verdeeldheid liet men een kostbaren tijd verloren gaan, dien de Sarracenen zich trouwens nog beter ten nutte hadden kunnen maken, wanneer hun leger niet, ofschoon in mindere mate, aan dat zelfde euvel hadde mank gegaan.

In plaats van onmiddellijk partij te trekken van het gunstige oogenblik, - ook zelfs al wilde Hervé van Leon met zijne ontevredenen aftrekken, want er kwamen nog dagelijks uit alle oorden der wereld versterkingen aan, - in plaats van voordeel te zoeken in de verslagenheid der Sarracenen, verbeuzelde men zijn tijd met nutteloos gekijf over bijzaken.

Men weet reeds dat Damiate ten slotte werd ingenomen; maar men weet tevens uit de geschiedenis, dat het beleg anderhalf jaar duurde, van welken tijd juist een jaar vruchteloos voorbijging en roekeloos

[pagina 199]
[p. 199]

werd verspild, nog zelfs den tijd er af gerekend dat stormachtig weer en hooge waterstand van den Nijl hen in hunne operatiën hinderden.

Meledijn, die reeds eenmaal tot ontzet was komen opdagen, en op hunne beurt de belegeraars tot belegerden in hunne versterkte legerplaats had gemaakt, maar daarop zonder dat iemand ook maar in de verte de reden vermoeden kon waarom hij dit deed, zich weder had teruggetrokken, kwam andermaal met een leger aanrukken.

Het leger van Meledijn deed in getalsterkte ver voor het Christenleger onder, - daarentegen niet in gehalte en vooral in krijgstucht.

Coradijn, die in de plaats van zijn broeder nu het opperbevel voerde, behield de overhand in onderscheidene schermutselingen voor de muren der belegerde stad; maar trots alle pogingen, gelukte het hem niet tot de stad door te dringen.

Een enkel dier gevechten is voor ons verhaal van eenig meer belang.

Het leger der Sarracenen had zich neergezet op de bergen of liever de hooge heuvelen die de stad aan de oostzijde omringden, niet ver van de plaats waar de Christenen in den regel zich van versch en drinkbaar water voorzagen, omdat het Nijlwater, zoo dicht aan de monding gemeenlijk brak en ook om andere redenen onbruikbaar was.

Zij die het water aandroegen, moesten steeds met gewapend geleide uitgaan, welke gelegenheid de ruiters meestal gaarne aangrepen om tegelijk verkenningen te doen.

[pagina 200]
[p. 200]

Op zekeren vroegen morgen in Augustus, - 't was inmiddels weer Augustus geworden - toog Walram van Montaigu aan het hoofd der zijnen met datzelfde doel uit.

't Was een heerlijke ochtend, juist geschikt om hen, die hem genoten, te verzoenen met de verzengende temperatuur der middagzon.

Abel van Warndorf en Wimbert beiden te paard met nog een twintigtal voetknechten volgden heer Walram die met eenige zijner vrienden vooruitreed.

Wimbert en Warndorf onderhielden elkander op eene wijze, die duidelijk aantoonde dat ook hun geduld bij zooveel getreuzel ten einde liep, al kwam hun ontevredenheid al niet tot eene uitbarsting. Ook zij waren aangetast door de akelige epidemie der rustende legers, de verveling.

De driftige Wimbert, die zoo licht tot opgewondenheid oversloeg, was onuitputtelijk in verwenschingen tegen zulk een plantenleven als zij tegenwoordig leidden en gaf zich met een soort van wellust aan allerlei dolzinnige beschouwingen over.

Nog steeds had hij zich gewacht den heer van Hintema te ontmoeten, van wien hij wist, dat hij nog in het leger was, daar hij hem meermalen in de verte had gezien.

Ook deze moest Wimbert's knorrige luim misgelden, want zijne gedachten aan wraak kwamen nog maar al te duidelijk aan het licht.

O! mocht zich de gelegenheid aanbieden, wat zou hij zich schadeloos stellen voor zooveel leed, haar en zijne familie aangedaan! De heer van Hintema ver-

[pagina 201]
[p. 201]

achtte hem, dacht niet aan hem, en leefde voort in een zorgeloozen droom, niet wetende wat hem boven het hoofd hing in den wrok van hem, van den nietigen boer. Hoe vreeselijk zou het ontwaken zijn uit dien droom!

- ‘Houd toch op!’ viel Warndorf den verbitterden jongeling in de rede, ‘gij vergeet alweer wat Hilda u heeft doen beloven.’

- ‘Langzaam aan,’ zei Wimbert. ‘Een mensch moet zijn geduld ook wel verliezen. Dat komt nog 't meest van dat rondslenteren zonder werk.’

- ‘Zonder werk! Zie, ik geloof, dat daar juist werk voor ons nadert,’ zeide Warndorf. En van den top eens heuvels wenkte Walram van Montaigu hen met uitgetrokken zwaard, ijlings nader te komen.

Zij zetten hunne paarden in draf en volgden de heeren, die den heuvel afrenden.

Toen ook zij op den top gekomen waren, aanschouwden zij een tooneel dat eensklaps al hunnen strijdlust deed ontwaken.

Een dertigtal Christenen, door waarschijnlijk meer dan honderd Sarracenen verraderlijk besprongen, verdedigde zich dapper; maar trachtte vergeefs, ondanks hardnekkige pogingen tegen die overmacht stand te houden. Reeds waren verscheidenen hunner gevallen en de weinigen die overbleven, waren genoodzaakt den strijd voort te zetten achter de lijken hunner makkers.

Als een stormwind gierden de ruiters van Montaigu de vallei in en zij stieten met een zoo hevigen schok op de Sarracenen dat deze onmiddellijk deinsden. Toen zij bespeurden dat de naderende versterking gering in

[pagina 202]
[p. 202]

aantal was, vatten zij weer moed en hernieuwden den strijd met verdubbelde woede.

Het krijgsgeschreeuw der vechtenden, de hartverscheurende kreten der gewonden, de smeekende gebeden der gevallen Christenen die met luider stemme om hunne zaligheid riepen, bij de vervloekingen der verminkte Mohammedanen, die toch overtuigd waren van een gelukkig hiernamaals, nu zij in den strijd tegen de Christenhonden bezweken, het brieschen en snuiven der paarden en het geklikklak der wapenen veroorzaakte een afgrijselijk mengsel van geluiden, dat den een, met eene geaardheid als Wimbert tot een dolle strijdwoede aanvuurt, en den ander, als van Warndorf's karakter met een onoverwinnelijken afschuw bezielt.

Allengs voegden zich de achteraan komende voetknechten bij de ruiters, en poogden het hunne bij te brengen tot den goeden uitslag van den strijd, door met hunne pieken de paarden te treffen, die daardoor hunne berijders konden afwerpen, of door met hen te vallen, deze buiten gevecht konden stellen.

Eén reusachtige Sarraceen vooral vocht als een razende. De grond rondom hem was bezaaid met gevallenen; zijn groot en breed slagzwaard, sterk gebogen naar Turkschen trant, maar aan het einde dik toeloopend op de wijze van een klewang, droop van bloed, zijn donker getint gelaat door woede verwrongen, glom van zweet, en nog immer drong hij voorwaarts om nieuwe slachtoffers te zoeken.

Een Christenridder slaagde er in met inspanning van al zijne kracht hem een tijdlang staande te houden

[pagina 203]
[p. 203]

maar uit elke zijner àl langzamer wordende bewegingen, en zijner àl minder snelle wendingen bleek duidelijk dat de kamp te ongelijk was, dan dat de Sarraceen niet spoedig zijn tegenstander zou hebben geveld.

Wimbert zag het en snelde ter hulp.

Met immer forsche en nooit vermoeide vuist slingerde hij zijn vlegel.

Ha! dien reus van een Sarraceen zou het gelden!

Zijn geducht wapen was reeds geheven, straks zou hij een Christenleven meer gered hebben!

Daar viel zijn oog op het gelaat van hem, dien hij ging verlossen.

Het was de heer van Hintema.

Als een bliksemstraal schoot er iets door Wimherts leden, dat hem in een oogwenk deed verstijven.

Zijn oog flikkert met een zonderlingen gloed. zijne lippen lieten twee rijen stijf op elkaar geklemde tanden zien.

Andermaal hief hij zijn wapen met een vreeselijken vaart omhoog.

‘Langzaam aan,’ mompelde hij en - de Sarraceensche reus tuimelde met diep gedeukten helm van zijn ros.

Dat was het begin der zege van de Christenen - maar Wimbert alleen had grooter zege behaald dan alle kruisvaarders te zamen.

Toen de Sarracenen zagen dat zelfs hun reusachtige aanvoerder, dien zij onoverwinlijk achtten, was gevallen, sloegen zij ijlings op de vlucht.

De heer van Hintema droogde zijn gezicht en zeide tot een in zijne nabijheid, die zich gereed maakte

[pagina 204]
[p. 204]

Wimbert in zijne vervolging van den vijand na te gaan:

‘Wie is toch die man die mij daar zoo handig ontzette, en mij mijn leven deed behouden. Ik moet zijn gezicht meer gezien hebben.’

‘Het is een landgenoot van ons,’ zei de ander: ‘maar hij dient bij een waalsch escadron, ik heb veel van hem en zijnen vlegel gehoord.’

‘Ik wil hem straks spreken. Hij komt mij bekend voor.’

Maar Wimbert keerde alleen en ongemerkt naar zijne tent terug, en vermeed zorgvuldig, gelijk hij tot nog toe gedaan had, die ontmoeting, - een streven, waarin Warndorf hem ijverig behulpzaam was, zoodat de heer van Hintema niet in zijn voornemen slaagde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken