Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruispunt van het verleden (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruispunt van het verleden
Afbeelding van Kruispunt van het verledenToon afbeelding van titelpagina van Kruispunt van het verleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (20.91 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruispunt van het verleden

(1971)–Dolf Kloek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 217]
[p. 217]

29

Ze zouden van hun kerstdagen geen grandioos feest maken.

‘Jij mag zeggen wat we dan wél gaan doen,’ zei Henk. ‘Jij kunt het beste aanvoelen wat bij dit feest past en wat niet.’

Ja, dat was een kwestie van aanvoelen. Van je afvragen wat je herinnering wél- en wat niet kon verdragen.

‘Goed, ik zal het een en ander voorstellen. En dan begin ik met de avond vóór de kerst. Dan zou ik graag naar een kerstnachtdienst willen.’

Ze waren nog zulke vreemde eenden in de geloofsbijt. Hij net zo goed als zij. Maar ze wisten van elkaar dat ze niet meer wilden wegvliegen. En waar vonden ze een passender entourage voor hun eerste belijdenis dan in een met kaarslicht versierde kerk?

‘Dat doen we dus,’ zei hij eenvoudig.

‘Nou, en dan eten we op eerste kerstdag natuurlijk samen in mijn flatje. En 's avonds... Vind je het goed dat ik dan Ans en haar vriend en haar moeder erbij vraag?’

‘Allicht; al zou het maar zijn omdat Ans wel mooi kerstliedjes zal kunnen zingen.’

‘Goed. En nu de tweede dag. Moet Lady dan ook niet eens een beetje genieten? Ik kan me nog herinneren dat je me vorig jaar iets vertelde van “verre wandelingen” die je met 'r zou gaan maken.’

‘Om Lady en vanwege m'n eenzaamheid, ja. Nu dus om Lady en omdat we sámen zullen zijn. Mag ik het een en ander om die wandeling heen plannen?’

[pagina 218]
[p. 218]

‘Ga je gang.’

‘We vertrekken na de koffie, met de wagen. Dan rijden we eerst naar het kerkhof. Vind je niet dat wij een keer samen bij het graf van Frits moeten staan?’

Ze knikte. Ze was hem dankbaar voor zijn diepe gedachte. ‘Daarna rijden we naar buiten. 't Gooi, of de kant van de Veluwe op. Daar zetten we de auto ergens neer en gaan we op een mooie plek onze wandeling maken. Lady zal dan wel eens bij ons vandaan hollen, maar wij blijven dicht bij elkaar, hè?’

Hij bedoelde dat laatste waarschijnlijk vrolijk te zeggen, maar aan de klank van zijn stem kon ze horen dat hij zich bij vroegere wandelingen, en misschien speciaal op de feestdagen, wel eens verschrikkelijk eenzaam moest hebben gevoeld.

‘Van wandelen krijg je trek, en daarna gaan we dus ergens in die contreien iets eten. Hoeft geen uitbundig diner te worden, maar is misschien alleen al gezellig vanwege de sfeer. Als je wilt kunnen we het beschouwen als het moment waarop we ons zonder het iemand te vertellen, dus in de grootst mogelijke intimiteit, gaan verloven. Ja Kiki?’ Ze zouden een uiterlijke verloving overslaan, hadden ze al afgesproken; ze wilden niet zo lang meer wachten met trouwen. Maar om op deze manier de band tussen twee mensen die elkaar in eenzaamheid hadden gevonden tot iets hechts te maken...

Ze keek hem met een warme blik aan.

‘Ja, Henk.’

 

Vroeg in de avond voor kerst: de bel. Het kon Henk nog niet zijn, want die zou pas om een uur of negen komen. Ans dan misschien...

[pagina 219]
[p. 219]

Nee, dominee. Met een kerstbakje...

‘Een dominee met kerstbakjes is net als de hooikoorts, mevrouw Wijnhoudt. Hij komt elk jaar weer.’

‘Bedoelt u dat u me als chronisch patiënt beschouwt?’

‘We zijn geloof ik alwéér een beetje aan 't spotten met ernstige dingen. Maar... Van mijn kant handel ik daar in elk geval wel naar, ja.’

‘Dan moet u voor straf het bakje maar achterlaten ook.’ Zijn verbouwereerde gezicht.

‘Bedoelt u... Had ik om een of andere reden níet moeten komen?’

‘Om een of andere reden, ja. Of om het meer concreet te zeggen: omdat ik niet meer bij het rijtje zieke-eenzamebejaarde dopelingen hoor.’

‘Vertel me eens gauw!’

Ze moest even lachen om zijn enthousiasme en vertelde. In 't kort, maar wel alles. Ook van de kerstnachtdienst die ze straks zouden gaan bezoeken.

‘Dus er zit voor mij een kansje in dat ik binnenkort nóg eens iets voor u mag doen.’

‘Daar moet u maar vast een beetje op rekenen, ja.’

‘Dan weet ik nu al waar mijn trouwpreek over zal gaan.’

‘Mag ik het ook weten?’

‘Over de feestdis van onze Heer, waaraan hij iedereen nodigt, maar speciaal al die mensen die er nog een eind vanaf staan.’

‘En die daardoor zijn stem niet goed horen.’

‘Tot hij bij ze in hun donkere achtergrond kruipt en het ze in hun oor fluistert.’

Ze keken elkaar even heel begrijpend aan. Waarna hij op een totaal andere toon vertelde: ‘M'n kerstbakje laat ik dus hier achter. Ik zou trouwens voor gek staan als ik er-

[pagina 220]
[p. 220]

mee terugkwam. Verder wacht ik nog op één kopje koffie, en dan ga ik met het gas op de plank naar m'n volgende klant. Omdat ik hier zo fijn veel tijd nodig had, ziet u.’

 

Ze liepen over een smal pad door een ruig stukje Veluwe. Plukken uitgebloeide hei; lage struiken waaraan nog een enkel warmgetint blad; hier en daar vliegdennen en, langs de rand van het pad, een paar berken.

Over dat alles zo nu en dan, als de wolken even opzij schoven, wat zonlicht.

Een speelse wind die licht-fluitende geluiden maakte, maar voor het overige een grote stilte. Een stilte waarin alleen Lady allerlei dingen scheen te horen, want ze holde vaak plotseling ergens op af.

Zij beiden hoorden nauwelijks elkáár, want op het zanderige pad gaven hun voetstappen haast geen geluid en praten deden ze weinig. Maar ze vóelden elkaars nabijheid, want ze liepen hand in hand. En dat ze weinig praatten zou wel komen doordat ze zoveel te denken hadden. Daarvan zei hij op een gegeven ogenblik alleen maar: ‘Wat kan de wereld mooi zijn, Kiki, als van achter een donkere wolk opeens de zon te voorschijn komt.’

Ze wist dat hij meer bedoelde dan dat de zon zo nu en dan iets heel moois maakte van de met pastel getekende wereld waar ze in keken. Want een paar uur geleden hadden ze samen bij het graf van Frits gestaan, en hun beide kerstdagen waren nog dagen van licht en schaduw.

Het licht was er bijvoorbeeld geweest in de kerstnacht, toen de beide vreemde eenden een heel bescheiden plaatsje hadden gevonden in de feestelijk-volle kerk.

‘Als kind vond ik een volle kerk altijd fijn,’ had Henk haar ingefluisterd. ‘Omdat het zingen dan zo mooi, zo massaal

[pagina 221]
[p. 221]

klonk. Na m'n drie jaar in Haarlem verafschuwde ik alles wat massaal was en kwam ik nooit meer in een kerk.’

Mooi was het ook gisteravond geweest, met Ans, en haar moeder, en Simon. Met z'n vijven in haar kleine flatje; ze had er nog nooit zoveel mensen bij elkaar gehad. En ze hadden er ook met elkaar gezongen. Dank zij Ans, die zo vrij was in die dingen. Die op elke plek en in elke situatie een stuk spontane warmte uitstraalde. Zoals vooral zij dat zo vaak had ervaren...

En nu dan deze tweede kerstdag, waaraan Henk zijn bestemming had gegeven.

Samen wegrijden, eerst naar het graf van Frits. Ze hadden er gestaan zoals ze nu liepen: hand in hand.

‘En we zeiden er ook haast niets, Henk; we dáchten alleen maar. Jij hebt misschien gedacht aan die keer toen hij opeens op je schoot kroop en je een kusje gaf, net als je eigen jongen het zou hebben kunnen doen. Ik dacht eraan dat in de modder van mijn verleden iets is opgebloeid dat zó mooi was dat zelfs ik het wel mooi moest vinden. Zó mooi ook dat de glans ervan in me achterbleef toen het was afgeknapt.’

Daar kwam Lady weer aanhollen, tong uit haar bek. Die tong streek ook even langs háár handen, alsof Lady wilde vertellen dat ze tegenwoordig maar geen onderscheid meer maakte.

‘Je zult wel dorst krijgen van dat gehol, Lady. Maar straks mag je drinken, hoor. Dan strijken de baas en de vrouw ergens neer, zie je; op een intiem plekje.’

Dat zei ze even hardop, en daarna was het weer stil. Daarna blééf het stil totdat Henk vroeg: ‘Zou het er zo intiem zijn als het hier is, Kiki?’

‘Waar we straks gaan eten, bedoel je?’

[pagina 222]
[p. 222]

‘Ja. We zitten daar wel aan ons eigen tafeltje, maar we hebben er natuurlijk mensen om ons heen. En hier is het zo stil, zo zuiver. Hier is het net of alles wat we aan donkerheid hebben beleefd is opgelost door de wind, en de zon. Geen dingen dus van de mensen, maar van God. Daarom...’

Hij liet haar hand los en kwam vlak vóór haar staan.

‘Ik had het daarginds willen doen, maar voor ons beiden is dit misschien het mooiste plekje.’

Hij pakte haar linkerhand en schoof iets aan haar vinger.

Ze zag vaag dat het een prachtig bewerkte ring was. Vaag omdat er een waas was gekomen voor haar ogen.

Na zijn ‘voor ons beiden’.

Waarin lag besloten dat hij en zij elkaar door muren van verdriet, van wanhoop, van eenzaamheid heen hadden gevonden.

Ze sloeg haar armen om zijn hals en zei zacht: ‘De zon en de wind hebben zelfs de muren opgelost, Henk. Daarom is ons uitzicht zo mooi.’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken