Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws Nederlands (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws Nederlands
Afbeelding van Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws Nederlands

(1978)–L. Koelmans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

5 Afleiding en samenstelling

De woordvoorraad wordt in de zeventiende eeuw door afleiding en samenstelling aanzienlijk uitgebreid. Bij afleiding worden woorden gecombineerd met voor- en achtervoegsels, dat wil zeggen met taalelementen die doorgaans niet als afzonderlijk woord voorkomen. Bij samenstelling worden bestaande woorden tot nieuwe samengevoegd. De systematiek van afleiding en samenstelling wijkt in de zeventiende eeuw over 't geheel genomen weinig af van de hedendaagse. De voor- en achtervoegsels van toen komen voor het grootste deel nu nog voor. Ook in dit hoofdstuk richten we ons hoofdzakelijk op de herkenningsproblemen. De meeste aandacht vragen de afleidingen, waarmee we beginnen.

De voor- en achtervoegsels kunnen, vergeleken bij het heden, spellingafwijkingen vertonen, maar blijven desondanks redelijk herkenbaar: -igh (soms -egh), -loes (‘-loos’), -saem (‘-zaam’), -heydt (‘-heid’), -lick (‘-lijk’), -zel (‘-sel’), mes- (‘mis-’), -schop (‘-schap’), -doem (‘-dom’) enz. De meeste variatie wordt gevonden bij het verkleiningssuffix, mede in verband met de ontwikkeling die het in de zeventiende eeuw nog doormaakt. Het suffix -kijn, de basisvorm van ons -(t)je, -etje, komt in de teksten niet vaak meer voor, veel minder dan -ken, spelling van de zwakbeklemtoonde variant: toorenken, bloemken, beestken, eylandeken, bondelken (‘bundeltje’), pilken (‘pilletje’) enz. Naast -ken komt ook -sken voor: berghsken (‘bergje’), kercxken (‘kerkje’), stucksken, salfsken (‘zalfje’), tangsken (‘tangetje’), drancksken (‘drankje’) enz. De ontwikkeling naar ons -(t)je, met z'n varianten (-kje, -pje), en naar -ie (met varianten) is nog aan de gang, zodat het niet vreemd is, dat we allerlei spellingen tegenkomen. De volgende voorbeeldenreeks geeft daar een indruk van: knechtgien (‘knechtje’), huisie (‘huisje’), Neeltken (‘Neeltje’), kettingtie (‘kettinkje’), bobbeltien (‘bobbeltje’), kosie (‘kostje’), spreuckies (‘spreukjes’, d.i.: ‘praatjes’), boretge (‘boordje’), besemtjen (‘bezemp-

[pagina 26]
[p. 26]

je’), boomtjen (‘boompje’), kunsjen (‘kunstje’), bandetje (‘bandje’), speldetjen (‘speldje’), mondetje (‘mondje’), beesjen (‘beestje’), doossie (‘doosje’), kastie (‘kastje’), brieftie (‘briefje’), cooptie (‘koopje’), sacktie (‘zakje’), boekje (‘boekje’), saetie (‘zaadje’), emmertgen (emmertje’), touwetje (‘touwtje’), ook bijwoorden: fijntgens (‘fijntjes’), sachtges (‘zachtjes’), stilleties (‘stilletjes’) e.d. Ook de bij -sken eerder genoemde s handhaaft zich soms nog, bijvoorbeeld steeksjen (‘steekje’).

Het suffix -s, dat adjectieven vormt (type Zweeds, stads enz.), heeft in de zeventiende eeuw nog de zogenaamde ‘oude spelling’ met -sch, dus bijvoorbeeld: Engelsch, Portugaelsch (‘Portugees’), Luthersch, Siamsch (‘Siamees’, adj.), Sumatersch (‘Sumatraans’), Angolasche negers, Maderasche wijn e.d.

Naast -ij (-erij, -enij, -ernij) komt ook -ie (-ye) voor: klappernye (‘klapperij’, d.i.: ‘geklets’), afgodisterye (‘afgoderij’) enz.

Het uitheemse suffix -age heeft een variant -agie (-agye): couragie (‘courage, moed’), bosschagie (‘bossage, bosje’), kyvagie (‘kijvage, gekijf’) enz. De poging om een oudere Franse -dzj-klank weer te geven leidde tot de op 't eerste gezicht wat vreemde spelling met -dj-, bijvoorbeeld: bosschaedje, boelaedje (‘boelage, minnarij’). Dezelfde spelling wordt ook wel gebruikt in een woord als paadje (‘page’).

Bij het suffix -te (type engte) bevordert de spelling niet altijd de herkenning, bijvoorbeeld bij grote (‘grootte’). Naast -te komt in de zeventiende eeuw soms nog het oudere -de voor, bijvoorbeeld in hooghde (‘hoogte’) en lengde (‘lengte’).

Bij de vrouwelijke persoonsnamen komt, behalve de ons bekende suffixen -in(ne), -es(se), -ster en -e (dit zelden), ook een achtervoegsel voor dat sindsdien verdwenen is, namelijk -ers(s)e: lijderse (‘lijderes’), dienerse (‘dienares’), profetersse (‘profetes’), meestersse (‘meesteres’). Het accent lag waarschijnlijk op het suffix, dus -érsse.

Bij woorden die op -en eindigen, verschijnt vóor de suffixen -heydt en -lyck vaak een -t-, die niet veel moeite zal veroorzaken: ervarentheyt (‘bedrevenheid’), verslagentheyt (‘verslagenheid’), vercouentheyt (‘verkoudheid’), verborgendheyt (‘verborgenheid’), verswijgentheid (‘zwijgzaamheid’), eighentlyk (‘eigenlijk’), opentlijck (‘openlijk’), gezamentlik enz. De lezer zal zich dergelijke t's uit het Duits herinneren (gelegentlich, hoffentlich enz.).

Afleidingen met -dom zijn naar vorm en betekenis niet altijd doorzichtig. Niet alleen treedt bij de afleiding soms een voor ons ongewone -s- op (bijvoorbeeld in engelsdom, d.i. ‘engelendom, de gezamenlijke engelen’), maar ook is -dom in de zeventiende eeuw nog beperkt produktief in voor ons ongewone betekenisrichtingen. Een woord als schenckersdom zou op zichzelf de betekenis kunnen hebben van ‘de gezamenlijke schenkers’

[pagina 27]
[p. 27]

(vergelijk engelsdom van zopas), maar het betekent ook het ‘schenkersambt’. Ook bij weereltsdom zou ons hedendaags taalgevoel ons niet de weg wijzen: de betekenis is ‘wereldlijke macht’.

De distributie van de achtervoegsels, dat wil zeggen: de spreiding binnen de woordvoorraad, wijkt vaak af van die van nu, zodat nog al eens een beroep op de taalgevoeligheid van de lezer gedaan wordt: Siammer (‘Siamees’, vgl. Amsterdammer), Europer (‘Europeaan’), kolonier (‘kolonist’), Europisch (‘Europees’), indianin (‘Indische vrouw’), verradersch (‘verraderlijk’), zwangernis (‘zwangerschap’, vgl. droefenis), snelte (‘snelheid’), priesterin (‘priesteres’), overvloedelijk (‘overvloedig’), reksaam (‘rekbaar’), beschermenisse (‘bescherming’, vgl. verdoemenis), schandig (‘schandelijk’), dierig (‘dierlijk’), ongeneesbaer (‘ongeneeslijk’), verachtig (‘verachtelijk’), Calvinisch (‘Calvinistisch’), verstanelijk (‘verstaanbaar’), Aegyptiaen (‘Egyptenaar’, vgl. Afrikaan, Indiaan), godsdienstelick (‘godsdienstig’), haestelick (‘haastig’), Catholijcksch (‘katholiek’) enz.

De samenstellingen vragen minder bespreking dan de afleidingen. De problemen zitten meestal niet in de vorm, al kan die wel eens afwijken van wat we gewend zijn: leeushol (‘leeuwehol’), godsgeleerde (‘godgeleerde’), oogenwenk (‘oogwenk’), maenschijn (‘maneschijn’), moedershart (‘moederhart’) enz. Het gaat er vooral om, in het zinsverband de precieze betekenis te onderkennen van samenstellingen die de lezer niet vertrouwd zijn, hoewel de samenstellende delen op zichzelf hem wel aanspreken. Zo bijvoorbeeld: krankbesoeker (‘ziekentrooster’), wel-spreker (‘redenaar’), doen-nieterie (‘leegloperij’), vierdehalve vadem (d.i.: de vierde half, dus: 3 1/2), ruggebeen (‘ruggegraat, wervelkolom’), dicht-geest (‘dichter’), duyvels-brood (stofnaam voor paddestoelen) enz. Algemene regels kunnen daar niet voor gegeven worden. Zoals eerder is opgemerkt, worden samenstellingen in de zeventiende eeuw lang niet altijd aaneengeschreven of -gedrukt. Bezwaren levert dat voor de lezer meestal niet op. Een geval als veel licht (d.i.: ‘misschien’, vgl. du. vielleicht) behoort tot de uitzonderingen. Veel vaker dan nu wordt met verbindingsstreepjes gewerkt, wat er op lijkt te wijzen, dat vele samenstellingen nog niet zo gevestigd waren: voet-stappen, bouken-kasse, voor-bij, lof-tuytinge, dadel-bome-takken e.d. Wat de scheidbaarheid van samenstellingen betreft, zijn de verschillen met het tegenwoordige Nederlands gering. Of - schoon wordt in hoofdstuk 8 genoemd, en tegen - over is een ander bekend geval: ...geene hulpe die als tegen hem over ware. Kleine verschillen komen ook voor bij de scheidbare en onscheidbare werkwoorden: wat dwaesheyd komt hem over? (nu: overkomt); ick heb het kleene wicht al bevend'aenghevaert (nu: aanvaard); de God, de Bruylofts-God, ...aenroep ick met gesmeeck (nu: roep ik aan), e.d.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken