Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De wegen (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De wegen
Afbeelding van De wegenToon afbeelding van titelpagina van De wegen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (5.88 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De wegen

(1916)–Marie Koenen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Domine probasti me

Psalm 138
 
Gij toetst mij, Heer, Gij kent mijn wil en weten,
 
Gij weet mijn nederzitten en mijn staan.
 
Gij ziet het sluippad waar mijn voeten gaan
 
En hoe ik buig dien levensweg te meten
 
Met gouden uren. Open voor Uw oogen,
 
Ontluikend in die zon, ligt heel mijn ziel,
 
En waar Uw schijn over haar gronden viel
 
Bloeien gedachten, die Ge gaslaat uit den hoogen.
 
Gij, ziener van mijn onbetreden weg,
 
Weet voor ik spreek, de woorden die 'k U zeg!
 
 
 
Gij weet alwetend 't jongste met het oude,
 
Mijn maker, en legde Uw hand zoo stil
 
Op mijnen schouder. 'k Voel haar zachten wil
 
Mij leiden door Uw weiden en Uw wouden.
 
Wel kijk ik uit het wondere te weten
 
Van Uwe kennis. Ze is zoo overgroot,
 
Ik tast vergeefs, als tast ik tot den dood.
 
Ge zijt te schoon. Ge zijt te hoog gezeten.
 
Waar kan mijn kleinheid schuilen voor Uw licht?
 
Mijn schaduw vluchten voor Uw aangezicht?
 
 
[pagina 9]
[p. 9]
 
Waar zijt Gij niet? Mijn geest stijgt in de luchten:
 
Ze weemlen van Uw tegenwoordigheid.
 
Mijn geest daalt neer in afgronds duisterheid:
 
Uw stem verluidt door nevelen en zuchten.
 
En dragen vleugels mij bij 't dageklaren
 
Door zonneschemers, zinnend zit ik neer
 
Bij 't wijde water, en ik zie U weer
 
In uchtendschijnen op de zeeën waren.
 
Het was Uw hand, die mij hierhenen bracht,
 
Uw rechterhand, ze dwingt me trouw en zacht.
 
 
 
Het duistert. 'k Wil me bukken en verdwijnen.
 
Maar in den diepsten nacht raakt Gij mij aan,
 
En 'k zie verrukt de poorten opengaan
 
Van Uwen Dag, en Uwe hemelschijnen
 
Doorklaren 't zielsgeheime droeve weenen.
 
Gij, die de diepten van dit harte weet,
 
Ge maakt een blijdschap van mijn grievend leed,
 
Een lied van mijne pijn en 't bange stenen.
 
Ge hebt mijn aderen verweven met Uw zijn,
 
Mij, voor ik wás, verheven in Uw schijn.
 
 
[pagina 10]
[p. 10]
 
Wel prachtig troont Gij in Uw eeuwigheden.
 
Maar Uwer werken kracht zoo wonderbaar,
 
Wordt mijne ziel diepst in haar zelf gewaar.
 
Ze looft U groot! Ze jubelt haar gebeden.
 
U, Schepper, was haar wezen niet verholen,
 
Ook 't lichaam niet, dat in geheimen schoot
 
Gij vormdet. Heel mijn kleinheid ligt U bloot.
 
Mijn dagen hebt Ge hunnen loop bevolen.
 
Waar zijn mijn dagen? of ik dwaal en zoek,
 
Ze staan met vaste letters in Uw boek.
 
 
 
Zie, God, ik moet Uw vrinden wel beminnen;
 
Want sterk en schoon zijn zij door Uwe kracht
 
En of 'k hun aantal ook te tellen tracht
 
Door dag en nacht, en weder zou beginnen:
 
Het gouden zand blijft door mijn vingers glijden...
 
Ik schouw U aan - mijn werk is niet vervuld.
 
Hoe kan het God, dat Gij nog haters duldt?
 
Mannen-des-bloeds mijn hart zal U vermijden,
 
Want hoont ge niet: ‘Ze droomen van Gods stad,
 
Terwijl ze ellendig dolen langs hun pad!’
 
 
[pagina 11]
[p. 11]
 
Ik haat Uw haters, God. Ge ziet me kwijnen
 
En lijden om hun haat. Ik haat ze diep.
 
Beproeve God het harte dat Hij schiep,
 
En dat zijn blik over mijn wegen schijne!
 
En toets mij, Heer, en ken mijn wil en weten,
 
En weet mijn nederzitten en mijn staan.
 
Zie 't sluippad waar mijn moede voeten gaan,
 
Den tijd, waarmede ik mijnen weg wil meten.
 
En zoo die weg door zonde en duister leidt
 
Wend Gij hem om - naar de open eeuwigheid!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken