Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide kinderverhalen (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide kinderverhalen
Afbeelding van Verspreide kinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide kinderverhalen

(1855)–C.E. van Koetsveld–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

Het kwaad loont zijn' meester.

Bij 't geen ik u thans te verhalen heb, kinderen! kan ik u plaats en jaar en dag noemen. Dat doet tot de zaak eigenlijk niets; maar het is een teeken, dat het waarlijk gebeurd is; en - gij kent het oude spreekwoord immers? Leeringen wekken, maar voorbeelden trekken.

Het was dan op den 15den Augustus 1845, een' regt lieven, maar zonnigen en heeten dag, dat een troep jongens door de straten van Parijs zwermde. Zulke snaken, gewoon hun leven meest op de straat door te brengen, zijn in die groote stad door hunne luidruchtige en dolle streken bekend. Ja! zij spelen, bij alle oproeren in de woelige hoofdplaats, al een vrij beduidende rol; en wat wij plat weg ‘straatjongens’ noemen, heeft daar eene zekere vermaardheid gekregen, onder den naam van gamins de Paris.

Maar wij spreken Hollandsch en schrijven Hollandsch, en zeggen dus eenvoudig: Daar zwermde een troep straatjongens ginds en weêr, zoekende naar een pretje, en niet regt met elkaâr eens, wat kwaad ze nu weêr zouden uit-

[pagina 24]
[p. 24]

voeren. Als het maar ondeugend en niet slecht is, wat zij zullen verzinnen: dan willen wij het nog door de vingers zien. Zij hebben toch weinig opvoeding gehad, de arme knapen, en te huis wacht hun ook niet veel eten, en uitspanning nog minder!

Daar komt een wagen met kalk aanrijden; - ten minste 't lijkt wel zoo: groote witte brokken. En jacques en henri, en hoe zij verder heeten mogen, springen er op, en laten zich voor niet een eind weegs rijden, tot de voerman het ziet en met de zweep achter uit slaat. Maar ja wel! vlug als de wind, zijn zij er al afgesprongen. Zij hielden de zweep, als een oude kennis, goed in 't oog! En ongedeerd staan zij nu van verre den voerman uit te lagchen, die stampvoet van boosheid, maar hen niet bereiken kan.

Al spoedig genaakt er een' nieuw pretje. Een jongen van hunne kennis is bij een' huurkoetsier in dienst, en komt daar op een' vollen galop aanrijden, om de paarden naar 't wed te brengen. Want gij weet, in de groote steden heeft men veilige en ompaalde plaatsen in de gracht of rivier, niet zeer diep en van onderen geëffend of geplaveid, die men het paardenwed noemt, omdat er de paarden in waden, als zij van eene reis komen, en voor zij weder naar het land gaan.

Nu gaat er dan een luid houra! onder de knapen op. De stalhouders-jongen zit maar op één paard natuurlijk, en trekt de overige met een touw achter aan. ‘Laat mij - neen! mij op een paard zitten!’ ‘Ik, ik het eerst!’ Zoo zijn, met duwen en vechten en een' frisschen sprong, henri en nog

[pagina 25]
[p. 25]

een paar anderen al spoedig ruiter geworden; de touwen worden los gemaakt, en met gejuich gaat het nu 't water in.

Maar is henri een slecht ruiter of zijn paard wat koppig? Ik weet het niet; maar wel, dat bijna midden in de Seine het beest steigert en met éénen ruk onzen henri afwerpt, zoo dat hij spartelt in de golven. ‘Erg genoeg!’ denkt ge, en gij verbeeldt u misschien al, dat hij ‘Help! help!’ roept, en als een drenkeling wordt opgevischt. Och neen! De Seine is in het heetste der hondsdagen niet diep, vooral dáár niet; en zijne makkers aan den oever riepen een paar toeschouwers geruststellend toe: ‘Gij zult eens zien, hoe ferm henri zwemmen kan! 't Is wel frisch voor hem, met de warmte.’ - Terwijl dan ook het paard rustig voort plaste in 't water, hoorde men den vluggen knaap zijn ‘houra!’ uitroepen, en met frissche slagen begon hij de golven te meten.

‘Zie eens, hoe aardig hij duiken kan!’

‘En nu gaat hij op den rug zwemmen.’

‘Hij briescht als een paard. Bravo, henri!’

Zoo lachte men en klapte in de handen. Maar.... maar!.... Het spelend brieschen scheen wel een brullen te worden; zijn gelaat kwam meer boven, en teekende doodsangst; met een' flaauwen gil riep hij om hulp, en zonk toen op zijn' rug, al slaande en worstelende. Nu werden de knapen toch beangst. Een voorbijganger zag het ook en snelde het water in, ondiep genoeg, dat een volwassen mensch er nog even in staan kon; schoon henri, eerst dertien jaren oud, geen' grond onder de voeten had kunnen krijgen. De

[pagina 26]
[p. 26]

man snelde dan naar het ongelukkige kind toe. Wat hem toch mogt overkomen zijn? Hij dreef nog op den rug, en sloeg en trapte, en zocht zijne kleederen zich van 't lijf te rukken, maar kon niet. Eindelijk scheen zijne vast gesloten kiel los te laten. Vreeselijk gezigt! Met de kiel was ook de buik opgereten, en de ingewanden dreven op het water. Juist toen bereikte men hem, om hem stervende aan wal te brengen, en dood, onder de verschrikkelijkste folteringen gestorven, bij zijne moeder in huis te dragen!

Maar nu begrijpt gij er nog niets van. Niet? Herinnert u dan nog maar eens dien wagen. henri had er ook op gezeten, een stuk van de vracht gestolen en in zijne borst gestoken. Daarop had hij de kiel vast toe geknoopt, en was onnadenkend te water gegaan. En - het was ongebluschte kalk! Hebt gij wel eens gezien, hoe die brandt en kookt, als er water bij gedaan wordt? Zoo brandde en vrat het in, onder zijne kleederen, die hij in 't water niet los krijgen kon, voor zij doorgebrand, maar ook zijne buik open gereten en ingebrand was.... Arme knaap, die zoo in uwe zonde sterven moest!

Het kwaad loont zijnen meester, kinderen! al is 't niet altijd zoo spoedig; en de zonde brandt en knaagt van binnen, als ongebluschte kalk, al zien wij 't zoo niet. Doe dan toch nooit, wat gij voor God en de menschen verbergen moet, en toch ten laatste niet verbergen kunt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken