Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide kinderverhalen (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide kinderverhalen
Afbeelding van Verspreide kinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide kinderverhalen

(1855)–C.E. van Koetsveld–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

Brand! brand!

‘Brand! brand!’ - Zoo klonk het op eens in een smalle steeg, waar slechts een enkel huisje stond: want het overige waren achterhuizen of bergplaatsen. Maar dat enkele huisje werd ook bewoond door een' man, merkwaardig en bekend genoeg onder de jeugd, - de baldadige jeugd vooral van het stadje. Het was een oude kleêrmaker, Duitscher van afkomst, met zoo wat anderhalf been en één oog: het andere was met een groote zwarte pleister gesloten. Daarbij was de man geweldig schrikachtig en driftig, stotterde dan vreeselijk, en radbraakte zijn half Hollandsch half Duitsch, nog veel meer dan anders. Wat wonder, dat baas theobald al dikwijls, zoo men zegt, een veer moest laten? Ongelukkig voor de rust van den goeden ouden man, ontmoetten iederen morgen twee scholen, bij het uitgaan, elkander aan den ingang der steeg. Bestond er dan vrede tusschen de twee benden, zoo dat zij niets met elkander hadden af te rekenen, - weg was voor dien dag de rust en het genoegen van baas theobald! De een nam zijne naalden uit het venster, de ander vulde zijn sleutelgat met pek, als de man met zijn gewone drift naar buiten vloog..... Maar ik zal er u maar niet meer van

[pagina 28]
[p. 28]

verhalen, dartele knapen! Gij mogt ook eens een' baas theobald in uwe buurt of op den schoolweg hebben, en in verzoeking komen, om er insgelijks zulke kunsten uit te spelen; - en daar vertel ik niet voor!

't Was woensdag middag, en de oude kleêrmaker had rust. Er ging nu geen school uit. Doch ziet! daar wordt de arme man in zijn' genoegelijken arbeid gestoord door het akelig brandgeroep. Het kwam van boven, - maar van waar, kon hij niet juist hooren. Hij wierp zijn werk weg, en vloog met zijn gewone drift naar buiten. Weêr hoorde hij nog akeliger noodgeschrei: ‘Brand! brand!’ En nu liep hij, hevig ontsteld, de steeg uit, en schreeuwde aan den ingang der straat ook: ‘Brand! brand!’ - Daar het reeds schemer was, een donkere winterdag, werd de angst nog grooter. Men zag niets, maar hoorde te meer het brandgeschreeuw, als of honderd echo's het herhaalden. Al spoedig kwam de brandspuit aan, maar - voor niet: geen vlam was er te zien, en rook even min, behalve die uit de onschuldige schoorsteenen oprees. Knorrende en brommende trok men af, bijna boos, omdat er geen brand was, om de nieuwe spuit te proberen. En toen nu de oude man, doodelijk verschrikt en vermoeid, een oogenblik over zijn onderdeur lag, om adem te scheppen hoorde hij een spotachtige stem van boven: ‘Baas theobald! waar is de brand?’ - ‘Potstauzend!’ riep hij hierop uit: ‘Das hat der verfloechte jongen ketaan! Doe,... doe... doe karel! wen ik dich kriege!’ - En de man sloeg van kwaadheid zijn vuist op de deur, dat die ram-

[pagina 29]
[p. 29]

melde op de hengsels...... karel zat op zijn kamertje te schudden van 't lagchen.

 

‘Brand! brand!’ - Zoo klonk het al weder in de zelfde steeg, ook op woensdag middag, maar nu zes weken later, in 't midden van den winter. Maar baas theobald, die even buiten stond en naar de lucht zag, herkende de stem, en riep: ‘Ke sult mij keen... keen... keen... zweimal das bakken, knaapken!’ En rustig sloot hij het blind voor zijne werkplaats digt.

‘Brand! brand!’ hoorde men nog eens, met holler en akeliger stem, en zoo luide, dat een paar bewoners der naburige straat de steeg in vlogen en riepen; ‘Wat is er toch te doen, baas theobald?’ - Maar de oude man verhaalde hun van den boozen knaap, die uit het hooge raam van zijn kamertje hem allerlei kwaad deed: nu met een' erwtenblazer, en dan met een spuitje of iets anders. Na had hij, voor zes weken deze nieuwe kunst verzonnen, en geheel de stad in rep en roer gebragt. Maar hij, baas theobald, was de man niet, om zich twee maal te laten voor den gek houden!

Het hoofd schuddende over zoo groote ondeugendheid, gingen de buren weg en de oude man in huis. Maar toch kon hij niet laten, naar buiten te schieten, toen oogenblikkelijk het brand- en noodgeschrei zich herhaalde; en met schrik zag hij nu een rookwolk het geopende venster uit ko-

[pagina 30]
[p. 30]

men, en bij het licht van een felle vlam, stond daar karel en riep: ‘Help! brand! de gang,.... mijn deur,.... brand!’

Men vloog de straat in, naar de voordeur. De oude tante van karel sidderde en kon van haar' stoel niet op. De meid wees de vreemden den weg in het groote, holle huis, en ging met hen naar karels kamer. Vergeefs! De gang brandde reeds. Op een' naburigen zolder had het broeijend koren vlam gevat. karel was door den brand geheel op zijne afgelegene kamer opgesloten. Een oogenblik nog, en hij stikt in den rook, of zijne kleederen vatten vlam....!

Goede raad was duur. De goedhartige oude Duitscher sleepte al wat hij aan bedden en kussens had, op straat. De buren voegden er nog meer bij. Nu riep men karel toe, om naar beneden te springen: want een gewone ladder was reeds beproefd maar baatte niets.... Hij zag het raam uit en huiverde! Nu had hij een' anderen moed noodig, dan om een weerloos oud man voor den gek te houden!.... Evenwel, de vlam dreef hem van achter. Van beneden af moedigde de goede oude hem aan. karel sloeg zijn oog biddend ten hemel, - zoo had hij nog nooit gebeden! - en waagde den sprong. Gelukkig kwam hij levend beneden, maar trekbeende nog wel een jaar lang, bijna even als de oude theobald, dien hij van nu af als een kind lief had en verzorgde.

 

Zie daar mijn verhaal, lieve kinderen! Denkt nu zelve eens na: wat is de zedeles, die er in ligt opgesloten?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken