Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Champagne (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Champagne
Afbeelding van ChampagneToon afbeelding van titelpagina van Champagne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (22.18 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Champagne

(1966)–Albert Kok–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

Specialist

De eerste op-en-top-heer, die ik bij ons thuis over de vloer zag, was de dokter. De kapelaan was hem als bezoeker voor geweest, maar de kapelaan leek op dit punt, zoals op menig ander, buiten mededinging, zodat de dokter de eerste werd aan wie ik dacht toen ik later op het begrip heer stuitte. En na hem verving de hele reeks, die beurtelings voor mij de dokter was, hem tevens als eerste heer. Aan onderlinge verschillen schonk ik nauwelijks aandacht, in tegenstelling tot mijn moeder, die een uitgesproken voorkeur had voor dokter Baanders boven dokter De Weerd. Met mij op het spreekuur zat de een na de ander tegenover het gezeggelijke slachtoffer van het besef, dat de konfrontatie van mijn kant vrijwillig was en zaken betrof waar ik geen verstand van heb. Het wil niet zeggen dat zij mij nooit verbazen. Dezelfde dokter, die niet naar mijn dochtertje wou komen kijken toen zij 39,9, zeg, om niet te overdrijven, 39,8 had en mijn vrouw wegstuurde met een peniciline-vluggertje, trad heel anders op toen ik hem om een paar slaappillen vroeg. Hij nam het verzoek te baat voor overwichtsvertoon, waardoor ik even later danig ontkleed met mijn buik op een hoog wit plat ding lag in een kabinetje, waarvan ik tevoren niet eens wist dat het aan zijn spreekkamer grensde. Hij had mij daar niet neergesmakt, maar ik had mij er - naar zijn bondig geformuleerde aanwijzingen - zelf zo in gereedheid moeten brengen, terwijl hij de laatste bezoekers van zijn spreekuur even de deur uit hielp.

In zijn spreekkamer was er iets aan vooraf gegaan. Hij had er van

[pagina 53]
[p. 53]

af gezien mij met de blote hand de pols te voelen en om mijn arm een apparaat bevestigd. Ik kende het al van vorige gelegenheden. Het merkwaardige is dat het geen pijn doet, waardoor het weinig geneeskrachtig lijkt. Als kind raakte ik ervan onder de indruk, omdat ik toen in zulke zaken het wezen van het dokterschap zag, maar nu voelde ik mij alsof mij een leugen-ontdekker werd aangelegd, zonder dat ik kon vermoeden wat mij gevraagd zou worden. Op mijn buik in het kabinetje liggend, ontdekte ik hoezeer dat tegemoet kwam aan een intense behoefte. Wanneer hij mij zou hebben vergeten en naar huis gegaan zou zijn, zou ik er vrede mee hebben gehad. Het leek mij zelfs een hemels vooruitzicht daar eindeloos te kunnen liggen doezelen, met het besef dat de dokter het best weet wat goed voor je is. Maar hij kwam en begon mij... Och, wat zal ik ervan vertellen? Iedereen is wel eens onderzocht en kent de nietsontziende doktersaard. In mijzelf steekt beslist geen dokter. Ik zie mij niet mijn kabinetje zo'n bestemming geven, om van dingen waar ik nog minder toe bereid ben maar te zwijgen. Dat slaat je lam tegenover een dokter, tot hij zegt: kleedt U maar aan, ik zal U naar een specialist sturen.

Ik was benieuwd hoe ik tegenover de specialist zou staan, of het dokter-, het eerste-heer-element in hem zou overheersen, of het feit dat ik naar hem verwezen, dus niet helemaal uit eigen beweging gekomen was.

Er zaten veel mensen bij hem in de wachtkamer. Ze boden een verrassende aanblik. Onderweg naar de specialist verwacht je onwillekeurig daar een duidelijk gesorteerde groep te zullen vinden, maar de menigte voor een gesloten spoorwegovergang lijkt meer bij elkaar gezocht dan de verzameling in die wachtkamer. Een man die met zijn rug naar mij toe zat leek mij de ergste, naar het gezicht van zijn vrouw te oordelen. De anderen zou ik kunnen onderscheiden in: taxi, met de tram en lopende gekomen, zoals ik. Het

[pagina 54]
[p. 54]

zou niet eens meevallen, viel mij in, want ik dacht aan een toespraak. Ik ben in mijn leven vrijwel nooit in enigszins omvangrijk gezelschap geweest, of we werden toegesproken. Door een schoolmeester, een priester, een voorzitter, een humorist, een stakingsleider. Maar draai voor zo'n gezelschap eens een toespraak in elkaar, die de beroerdste vertroost zonder de minstaangetaste onnodig in de put te werken. Onze pastorie, meneer pastoor inkluis, hoor ik het nog niet doen. Die zijn te veel verkerkelijkt. In de kerk zijn ze ingesteld op een bemiddelder gemiddelde. Het ergste wrak en de grootste deugniet komen er niet. Het ergste wat er te berde wordt gebracht zijn de zielen der afgestorvenen, met het verzoek ervoor te bidden, waardoor er automatisch de nadruk op gelegd wordt, dat wij in een andere kategorie vallen.

Ik had bij het binnenkomen een kennis van mij gezien. Zij was druk in gesprek met haar tijdelijke buurman. Ik kon vermoeden waarover. De keren die ze mij te pakken had spoorde zij mij aan kontakt te zoeken met mensen, voornamelijk met het doel hen aan te sporen kontakt te zoeken met mensen. Ik zocht een plaats waar zij me niet konden zien - wij hebben ons kontakt al gehad. Ik kwam daardoor op een stoel bij een stellinkje met tijdschriften. Groot Nederland was er ook bij, met heel oude nummers. Het was een neerdrukkende vondst. Alsof men het geen zin vond hebben ons, tot de specialist veroordeelden, nog met pas bedachte problemen te vermoeien. Maar ik noemde dat zelf al aanstellerij, want ik wist opeens hoe ik tegenover de specialist zou staan. Ik zou hem de eer geven die zijn beroep eist. Ik zou hem laten begaan, niets zeggen, niets vragen, zelfs niet wat mij mankeerde. Misschien zou hij het mij zelf onthullen, maar hij zou er weinig indruk mee kunnen maken, want zelfs hier, in het hol van de levenskrachtmeter, was ik geheel vervuld van de verwachting, die ik als kind al had: niet opmerkelijk oud te zullen worden en niet onbillijk jong te sterven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken