Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

81.
Er is een profeet in Israel!

Joram, de tweede zoon van Achab, is zijn broeder Ahazia opgevolgd. Hij heeft een verwoeden vijand in den koning van Syrië, Benhadad II. Telkens weer doen Benhadads benden invallen in het land van Joram. En dan trekken deze benden, met buit beladen, weer naar Syrië terug. Niets is voor

[pagina 155]
[p. 155]

hen veilig: geen vee in de stallen, geen oogst op het land, zelfs geen mannen of vrouwen of kinderen. Als slaven verkoopen ze die.

Zoo wordt op zekeren keer ook een meisje geroofd, en, ver van haar vaderland, ouders en vrienden, in Damascus als slavin verkocht! Ze komt in dienst bij de vrouw van een zeer voornaam man: den bevelhebber van het Syrisch leger: Naäman. Het Joodsche meisje dient God. Ze is een van die weinigen, die in waarheid den Heere vreezen. Hoe gaarne denkt ze terug aan den tijd, toen ze thuis was, toen ze met vader en moeder de knieën boog voor den God van Israël, of luisterde naar den trouwen profeet des Heeren: Elisa! Nu is dit alles voorbij! Alles? Neen, want ook in dit vreemde land blijft zij aan haar God getrouw.

Als ze dagelijks haar werk doet in de kamer van haar meesteres, bemerkt ze spoedig, dat er iets is, dat deze rijke, voorname vrouw neerdrukt en bezwaart.

En ook de oorzaak is haar spoedig bekend: Naäman is door een doodelijke kwaal aangetast: hij is melaatsch! Ongeneeslijk ziek! Want elken dag vreet de ziekte dieper in, en het einde kan slechts de dood zijn.

Verheugt ze er zich niet in? Naäman is toch een Syriër, een vijand van haar volk! Dat zij een slavin is, heeft ze dat ook niet aan hem te wijten?

Ja ... en toch, neen, ze haat hem niet. Integendeel, medelijden voelt ze met hem. Kon ze hem maar helpen; was hij maar... En als die gedachte bij haar opkomt, waagt ze het ook, die uit te spreken. Hoor, wat ze tot haar meesteres zegt: ‘Och, dat mijnheer voor het aangezicht van den profeet in Samaria was, die zou hem wel kunnen genezen!’

Haar woord treft het hart van Naämans vrouw. Ze brengt het hem over. En Naäman spreekt er van bij Benhadad. Zoo vindt het woord van het arme slavinnetje een plaats in het koninklijk paleis. En het vindt tegelijkertijd gehoor. Weinige dagen later begeeft zich een aanzienlijk gezelschap op reis. 't Is Naäman, met zijn bedienden. Schatten van goud en zilver, kostbare kleederen voert hij mee. Bovendien heeft hij een brief bij zich van Benhadad aan koning Joram. Daarin krijgt deze bevel Naäman te genezen. Als Joram dien ontvangt, is hij ten einde raad. Hoe kan hij dit! Een melaatsche reinigen! En toch eischt Benhadad het.

‘Hij zoekt oorlog, anders niet,’ zoo klaagt Joram. En bange vrees vervult het hart van den koning en zijn hovelingen.

Elisa hoort het. ‘Zend hem tot mij!’ laat hij den koning zeggen. ‘Dan zal hij weten, dat er een profeet des Heeren in Israël is!’ Wat onmogelijk is bij de menschen, koning Joram, dat is mogelijk bij God. Weet gij dat niet?

Daar rijdt Naäman, de gunsteling van den Syrischen koning, de beroemde

[pagina 156]
[p. 156]

generaal, naar Elisa's woning. Voor zijn deur houdt de stoet halt. Nu zal Elisa naar mij toe komen, zich voor mij buigen, mij betasten, den naam zijns Gods aanroepen, en mij genezen, denkt Naäman. Niets van dit alles geschiedt. Uit Elisa's woning treedt ... een bode, niet de profeet zelf. En die bode brengt hem niets anders dan dit bevel: ‘Ga heen, wasch u zevenmaal in den Jordaan en gij zult rein zijn!’

Gemelijk geeft Naäman bevel, den wagen te wenden en terug te keeren. Zóó behandeld te worden! Hij, de groote Naäman! Hij voelt zich beleedigd. En als het water van den Jordaan hem reinigen moet, nu, dan kon hij beter in Damascus zijn gebleven. Zijn niet Abana en Parpar, de kristalheldere rivieren van Damascus, beter dan alle wateren van Israël?

Zijn knechten, die hem liefhebben, overreden hem, terug te keeren naar den Jordaan en Elisa's bevel op te volgen. 't Is immers een geringe zaak, waarom zou hij zulk een gemakkelijk bevel niet uitvoeren? En Naäman heeft er geen spijt van, dat hij naar hun vriendelijken raad heeft geluisterd. Zevenmaal duikt hij in den Jordaan onder en ... als hij de zevende maal uit het water rijst, is hij volkomen genezen. Zelfs geen litteeken, geen enkel, herinnert meer aan de vreeselijke kwaal. Nu weet hij, dat er een profeet, dat er een God in Israël is; dat die alleen God is!

Dankbaar biedt hij Elisa groote geschenken aan; maar deze weigert. Genade heeft de Heere Naäman bewezen: hoe zou genade betaald kunnen worden!

Met het vaste voornemen in het hart, nimmer meer zijn knieën voor een afgod te buigen, maar alleen voor dien God, die hem genas, vertrekt Naäman naar zijn land.

Elisa's knecht, Gehazi, heeft het aangehoord, hoe zijn heer weigerde geschenken aan te nemen. Hoe is 't mogelijk, denkt hij. Ik zal ze hebben. Hij ijlt Naämans wagen achterna. Weldra heeft hij hem ingehaald. Elisa heeft mij gezonden, zoo liegt hij tegen Naäman. Er kwamen pas twee arme mannen tot mijn heer. Hij heeft niets om hun te geven. Och, geef mij voor hen een talent zilver en twee wisselkleederen. Dan zijn zij geholpen! Naäman gelooft den bedrieger. Meer dan hij vraagt, ontvangt hij. Twee buidels zilver, twee wisselkleederen dragen Naämans knechten voor hem heen. Onderweg laat hij die in een huis bezorgen, waar men het wel zal bewaren voor hem.

Dan gaat hij naar Elisa terug. Zijn hart is vol van zijn schatten. Wat zal hem dat geld al niet aanbrengen. In zijn gedachten ziet hij zich reeds als een rijk man, die knechten en dienstmaagden bezit, olijfboomen en wijngaarden, schapen en runderen!

[pagina 157]
[p. 157]


illustratie
Het Joodsche meisje by Náäman's vrouw


[pagina 159]
[p. 159]

Daar staat hij voor Elisa. ‘Vanwaar, Gehazi?’ klinkt het hem opeens in de ooren. ‘Ik ben niet weg geweest,’ zegt hij, zonder blikken of blozen. ‘Ging mijn hart niet mede,’ antwoordt vol ernst Elisa, ‘als die man zich omkeerde van op zijn wagen u tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, en kleederen, olijfboomen, wijngaarden, schapen, runderen, knechten en dienstmaagden? Daarom zal u de melaatschheid van Naäman aankleven en uw zaad in eeuwigheid!’

Toen ging Gehazi uit van voor zijn aangezicht, melaatsch, wi als sneeuw!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken