Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige historie (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige historie
Afbeelding van De heilige historieToon afbeelding van titelpagina van De heilige historie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.81 MB)

Scans (8.71 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige historie

(1921)–Jacobus Cornelis de Koning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

83.
Het gericht over achabs huis.

Eenige jaren later bevinden zich in het koninklijk paleis te Jizreël twee koningen. De een is Joram, de goddelooze koning van Israël. Hij is gewond uit een nieuwen strijd tegen de Syriërs teruggekeerd; hij heeft thans behoefte aan rust. De andere is Ahazia, zijn neef, die koning is over Juda. Deze komt hem bezoeken, want die twee zijn vrienden.

Eensklaps nadert een bode. De wachter op den toren heeft hem gezonden. Hij heeft in de verte een hoop volk zien naderen. Dit laat hij nu den koning weten. Dadelijk zendt Joram een ruiter op verkenning uit. Zou er onraad wezen? Nadert daar een vijand, of zijn het vrienden? De ruiter heeft weldra den naderenden troep bereikt. Hij herkent den aanvoerder; het is Jehu,

[pagina 162]
[p. 162]

een van 's konings officieren. ‘Is uw komst met vrede?’ vraagt hij in den naam des konings. ‘Het gaat u niet aan,’ luidt het antwoord. ‘Voeg u bij mijn soldaten!’ De ruiter mag niet terug naar Jizreël.

Waarom niet? Jehu wil niet, dat daar te spoedig bekend zal worden, wat hij komt doen. Eenige uren te voren heeft een profetenzoon, op bevel van Elisa, Jehu tot koning gezalfd over Israël. Een vreeselijke taak is hem opgedragen. Hij moet Achabs huis uitroeien. Nog altijd is Gods bedreiging niet vervuld. Nog leeft Isébel, de goddelooze. Nog leeft Joram; nog leven Achabs nakomelingen. Nog wordt Baäl gediend, nog rooken de altaren in den afgodstempel tot zijn eer. Maar nu is de dag der vergelding gekomen.

Jehu, de wreker, nadert!

Als de eerste ruiter niet terugkeert, zendt Joram een tweeden. Hij is ongerust; wat heeft dit te beteekenen? Maar ook de tweede ruiter blijft uit. Jorams onrust klimt. En van den toren klinkt een stem: ‘Die daar nadert is Jehu; ik herken hem. In dolle drift rukt hij aan!’

Nu kan Joram het niet langer uithouden. Binnen enkele oogenblikken rijden twee wagens de poort van Jizreël uit. In den eenen zit Joram, in den anderen Ahazia. In vliegenden ren gaat het Jehu tegen. Weldra ontmoeten ze hem; juist op het stuk land, dat eens aan Naboth behoorde. ‘Is het vrede, Jehu?’ roept Joram.

‘Vrede? Neen, geen vrede! Thans is de dag der vergelding gekomen, voor u en uw goddelooze moeder, Isébel!’

Joram bemerkt, wat hem te wachten staat. Hij roept Ahazia, den koning van Juda, toe: ‘Verraad, Ahazia! Vlucht!’

En zelf doet hij den wagen wenden, om te ontkomen. Te laat! Jehu heeft zijn boog gespannen: de scherpe pijl doorboort Joram het hart. Stervend zinkt hij in zijn wagen, terwijl zijn bloed den bak vult.

En op het stuk land, waar eens Naboth stierf, werpt men Jorams lijk neer, ten prooi van de wilde honden en de roofzuchtige gieren. Ahazia's vlucht baat hem evenmin. Ook hij wordt gedood: twee koningen, één in boosheid en afgoderij, sterven tegelijk!

Voort rijdt Jehu. Er is nog meer te doen. Isébel moet óók sterven. Ze heeft reeds van den dood van Joram gehoord. Maar zij ontzet er niet van. Integendeel, onbeschaamd vertoont ze zich, in haar koninklijk praalgewaad, voor het venster van haar paleis. En als Jehu nadert, roept ze hem toe: ‘Moordenaar! Doodslager!’ 't Zijn haar laatste woorden. Op een wenk van Jehu stooten eenige van haar eigen kamerheeren haar naar beneden: zij valt te pletter! Haar bloed spat tegen den wand van haar paleis; tegen de paarden van Jehu's wagen. En de gansche stoet, die Jehu volgt, neemt zijn weg

[pagina 163]
[p. 163]

over het lijk heen van deze goddelooste van alle vrouwen. Als men haar een paar uur later wil begraven, vindt men niets meer van haar, dan enkele beenderen. De honden hebben Isébel gegeten!

Heel Achabs huis roeit Jehu uit! Baäls tempel verbrandt hij. Baäls priesters doodt hij: hij ijvert voor den Heere! ... maar ach, zèlf dient hij de gouden kalveren! En daarom zal ook zijn huis niet bestaan.

Niemand kan twee heeren dienen; dat kon ook Jehu niet. En het volk van Israël met zijn koningen rijpt al meer voor het oordeel Gods!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken