Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vanwege een tere huid (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vanwege een tere huid
Afbeelding van Vanwege een tere huidToon afbeelding van titelpagina van Vanwege een tere huid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (6.39 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vanwege een tere huid

(1973)–Anton Koolhaas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 165]
[p. 165]

De reiniging

[pagina 167]
[p. 167]

Het huis van Takkies ouders aan de rivier is al lang weg. Gebombardeerd nota bene! Als nu iets geen doel was, dan toch wel dit onbewoonde zware huis, waarin zelfs niets meer nasidderde van leven dat er ooit geweest was. De rust van de vertrekken, de keukens, het toneelzaaltje, de biljartkamer, de ‘bibliotheek’, de overgebleven marmeren pendules en marmeren plastieken, de logge meubels, de donkerbruine overgordijnen.

Alle pendules stonden al jaren stil en van over de rivier kwam toen een granaat, weemakend gefluit achter zich latend; vliegt door een serreruit, de serre zelf en de zitkamer en ontploft, op zijn doortocht door een muur naar de kleine ontbijtkamer. Kruit, scherven; luchtdruk natuurlijk die begint de zitkamer uit elkaar te drukken, alle ruiten uit de enorme serre blazend en daardoor ineens de uit zijn voegen krakende zitkamer weer enig soulaas gevend. Maar de tweede, derde, vierde en vijfde granaat komen blind en gericht er al weer aan. De tweede drukt de ontbijtkamer uit elkaar, de derde de slaapkamer van Cor en Annepiet en de vierde slaat een torentje van het malle huis. De slaapkamer van Cor

[pagina 168]
[p. 168]

en Annepiet, die altijd wat aan de donkere kant was overdag, al ligt hij op het zuiden, is ineens helemaal licht. Het bed is overdekt met brokken plafond met nog mooi glimmend en tamelijk geel stro, als het haar van Takkie, eerlijk gezegd. Het huis is idioot degelijk gebouwd en in het bad van de badkamer ligt de oude gasgeiser, die jaren lang vast heeft gezeten aan de muur en waar nooit iets mee is geweest (lekkage of zo) alsof ineens tien stierengaassterke slopers tegelijkertijd eens iets lolligs hebben willen doen, volledig in elkaar geschrompeld in roest en het water spuit uit de muur. Het toneelzaaltje ging er aan door een granaat die onder de vloer van het toneel ontplofte. Het draaitoneel dwarrelt neer als een knibbelspel, de costuummanden belanden achter een andere muur en zakken leeg over een trap.

En zo is een paar minuten het hele huis verhakt en gebroken en in zulke idiote brokken tot niets herleid als alleen granaten dat kunnen. En overal wapperde het van gordijnen en lakens en allerlei andere dingen die zelfs nog nooit tocht gekend hadden, of enig tollen; schilderijen die gedwarreld hadden, en nu schuin op een punt ergens tegenaanstonden, ‘Ignorance’ incluis met de dame in het wit eender onbewogen langs de beek starend. Op het laatst waren er al zo veel muren weg, dat granaten achter het huis in de klei terecht kwamen. En nadat dit er waanzinnig veel geworden

[pagina 169]
[p. 169]

waren, besloot een of andere commandant aan de overkant van de rivier vermoedelijk dat het doel bereikt was en stopte het schieten uit de gloeiend hete vuurmonden. Er was niets dood, want muizen waren er zelfs niet. Nooit geweest overigens, want kruimels bleven nooit langer liggen dan een kwartier.

Lussel en Twenna overleefden het bombardement in een tunnel. Het zou leuk geweest zijn als die daardoor eindelijk zin gekregen zou hebben, maar dat was niet zo: er kwam geen enkele granaat vóór het huis terecht. De eerste was meteen al in de serre. Er werd goed gericht.

 

Maar na het plotseling bombardement, slopen twee hoedna's dicht tegen de grond gedrukt in de richting van het water en zonder dat Lussel zelfs maar omkeek of Twenna wel volgde begaven ze zich te water. Nu hadden ze dit in de loop van hun leven op bijzonder veel manieren gedaan: op een werkmanier als ze een dijk gingen maken of slopen, op een visvangmanier en in alle mogelijke gradaties van zin in vis; en ook op allerlei manieren die de aanzet, de voortgang of de beeindiging van een spel waren, maar nog nooit als nu: alsof alle onraad uit het zwerk op hen drukte. En daarmee het leven in het algemeen weer naar het water terug verwees.

[pagina 170]
[p. 170]

Twenna zwom vlak achter Lussel aan. Alle kleine en grote stromen van water langs haar flanken signalerend, teruggebracht naar één soort weten: overleven.

Of het gelukt is weet niemand. Er zijn nooit berichten geweest over twee merkwaardige dieren - volgens de geleerden hoedna's, een bijna uitgestorven diersoort in Afrika, aangetroffen in het Nederlandse deltagebied.

Niet zo ver van hun terrein ligt een klein natuurreservaat (lag er althans). Als ze daar aan land gegaan zouden zijn, had men hen zeker ontdekt, want het zat daar vol mensen vaak, die door verrekijkers loerden, opgetogen over alles dat bewoog. God weet zijn ze in zee terecht gekomen en verder weg gegaan dan men aanneemt dat hoedna's komen kunnen. Mogelijk hebben ze een ander niet gebruikt terrein gevonden; maar in ieder geval is er tot dusverre geen nieuws van de hoedna's geweest.

 

Het huis is na de oorlog helemaal gesloopt en ‘de goudmijn’ is later onder behandeling gekomen van draglines en bulldozers, die het terrein geégaliseerd hebben. Daarbij is niets opmerkelijks aan het licht gekomen.

Draglinemachinisten maken vaak de indruk zó bedreven te zijn, dat ze met hun kolossale machines die in korte tijd geweldige hoeveelheden grond verplaatsen ook wel zo ongeveer een draad in een naald zouden kunnen steken; maar soms merken ze niets en spitten of

[pagina 171]
[p. 171]

steken rustig hoogspanningskabels, riolen, telefoonkabels en pijpleidingen op, diep uit de grond, zodat dan een heel stadje ineens zonder water, electriciteit of telefoon zit. De tunnels van Lussel en Twenna hèbben zij uiteraard weggeduwd; maar of ze dat gemerkt hebben is zeer de vraag. Ook over merkwaardige open plekken, (die dienden om Lussel en Twenna van de warme zon te laten genieten) is nooit bericht.

En de dode Jokke?

Nooit iets vernomen van een dood jongetje. Nooit iets vernomen van hoedna's. Nooit iets vernomen van dood of leven. Op het terrein staat nu een forensenwijk, type bungalow.

Iedere bungalow heeft een stukje tuin; soms wordt er gevlagd.

Er staan lantarenpalen van een geavanceerd model; er liggen trottoirtegels; er zijn een paar winkels, je kunt materiaal kopen om rozen op te binden of roterende tuinsproeiers. Er zijn jongetjes en meisjes, die naar school gaan en die op een gegeven ogenblik elkaar zien met ogen, zo vervuld van verliefdheid, dat ze van kijken moeten afzien.

 

De wind waait nog als vroeger. De wolken, wit en hoog aan de hemel, scheppen soms ruimte die het land tot een streep maakt; ook al is nu de goudmijn volgebouwd. - En soms is er een helemaal blauwe lucht en de

[pagina 172]
[p. 172]

zon is dan warm en Lussel en Hoedna zouden het dan wel weten wat ze gingen doen: er midden in liggen op een zelf gemaakt open terrein om echt van de warmte te kunnen profiteren.

Godallemachtig hoe zit dat?

Hoe kan men een lamentabele geschiedenis besluiten met trottoirtegels, spul om rozen op te binden en een paar verzonnen beesten die in de zon willen liggen, omdat ze daar thuishoorden al stierf hun soort er uit. Het gaat om Jokke en het gaat om Takkie en waar zijn die? Waar is het raam, waar Takkie in zat, de fiets waar Jokke op reed, de kano waar hij mee naar Takkie's huis zou gaan, de eerste keer dat hij de dood ontmoette.

Van jongetjes en meisjes vragen we niet waar ze ge bleven zijn.

Dat zal het dan wel zijn.

 

De rivier is zwart en stroomt ook zwart en de bodem is nog zwarter dan grond diep onder een graf. Herinnering ligt diep onder de doden begraven wegens de doden, in hen begraven.

Jokke, wit in een roze zwembroek. De pelikaan wit en roze, begraven in de herinnering van Lussel, Lussel begraven in Jokke, Jokke begraven in wie niet? In Takkie in ieder geval. Maar ook zij in wie niet?

Soms in de zon is de rivier niet zwart, al is het water

[pagina 173]
[p. 173]

verrot, bedorven en vuil. Op de trottoirtegels die dan warm zijn van volop zon en helder van volop licht hippen zoekende mussen; op de gazons van zes bij acht meter graszoden liggen Lussel en Twenna; uit de ramen kijkt Takkie naar Jokke die er aan komt, geheel geopend om volgegoten te worden met Takkie en om haar te vullen. Zoals Takkie geheel geopend is om te vullen. Liefde kijkt niet op een dood meer of minder.

Hoedna's bestaan niet. Niettemin bespringt Lussel ineens Jokke en graaft hem leeg en Takkie wacht vergeefs en doet afstand. En de geävanceerde straatlantarens gaan in de schemering automatisch aan en 's ochtends weer uit en aan de tere huid van Annepiet wordt 's morgens noch 's avonds gedacht.

Welja, laten we het eens over de huid van Annepiet hebben; of over de eerste vrouw van Cor, die bij het ramenzemen het raam uit lazerde. Zeker stierf er toen een meisje in haar óók nog. Of over die melige kinderen, apotheker en apothekeres uit Cor's eerste bed. Of over de kopers van de huizen type-bungalow (hypotheek mogelijk!) Of hun kinderen. Of over de vijandelijke soldaten die het Huis in de prak schoten (een jongetje in hen dood?) Of over de advocaten die zich rijk procedeerden om de goudmijn. Of over die collega van Jokke's vader, pedagoog als hij, die zijn zoontje schopte. Of over honden die geen beschuit kunnen eten, of meervallen die wel een kind aan kunnen. Of,

[pagina 174]
[p. 174]

als we dan toch weer diep in het water zitten: over de modder die in Jokkes neusgaten drong: het zwart van grond zo zwart als diep onder een graf.

Ja daar!

En als een straatlantaren automatisch aangaat kan je een heel zacht kort tikje horen. Sommige jongens en meisjes leggen wel eens een oor tegen de paal om dat te horen.

Later niet meer, want ieder groter doodgaan doodt het vorige; zoals ieder begrijpen vragen doodt, tòt die de macht weer hebben.

Waar zijn Jokke en Takkie, die zich een toekomst herinnerden en Lussel en Twenna, uit een verleden geplukt?

Alle ramen van een eerste geliefde hebben de eigenschap dat zijzelf er onverhoeds voor kan verschijnen. Soms gaan ze open, soms blijven ze dicht. Soms ketst de zon er tegen en soms is er zwart. En honden kunnen geen beschuit opeten en straatlantarens geven een tikje. En het is best mogelijk dat Lussel en Twenna de zee op zijn geraakt. De zee op, die reinigt, bijtend alles reinigt, zodat de twee hoedna's als nieuw belanden in de delta waar ze thuis horen. Het blaadje van de scheurkalender klopt met hun thuiskomst.

Ze komen er achter waar de tunnels voor dienen. Ze zien het licht dat heerst aan het einde van de tunnel eerst haast als een bedreiging, zo fel is het. Maar het water van de rivier is veel helderder en warmer.

[pagina 175]
[p. 175]

Hun tempo neemt af. Ze geeuwen veel en soms maken ze hun dijken flodderig en snel en eigenlijk ondeugdelijk. Twenna ziet Lussel ook wel ineens ophouden met het maken van een dijk en dan op het laatste stukje dat hij maakte, rechtop zitten, mateloos gapend en ze leidt er uit af dat hij net zo loom is en zich eigenlijk net zo verveelt als zij. Die dag, of de vorige dag.

Ze paren natuurlijk nooit meer in een tunnel. Ze doen er sowieso niet zo veel meer aan. En het spel met het slikken en de dikke tong en het graven in de lucht lijken ze ook wel vergeten te hebben, om maar te zwijgen van de dingen die ze daarbij zeiden. Als ze het al deden na hun terugkeer, was het lang zo leuk niet meer als vroeger. In ieder geval leek het lang zo leuk niet meer. In ieder geval had het er veel van, dat ze allebei op zijn hoogst spéélden dat het leuk was nog, omdat het in ieder geval niet meer zo was dat ze onbarmhartig gelukkig waren met elkaar, omdat ze samen een spel speelden, als de enige twee op de wereld.

Dat de enige twee op de wereld elkaar vinden, samen een spel spelen, ermee ophouden, of op zijn hoogst het nog proberen na te spelen, ook al zijn ze terug waar ze horen, is het sterven dat Takkie en Jokke bespaard bleef. En de lege ogen ervan, die elkaar beloeren, even arm aan vragen als aan verwachting; zodat geen antwoord meer vragen doodt.

[pagina 176]
[p. 176]

Op zekere dag is de delta in de hete zon dan weer leeg. Tot boven de kale zandvlakte weer een open raam hangt en opnieuw het rinkelen van een beverige fietsbel klinkt; zodat de wereld weer eens voorgoed stil staat. Aangezien liefde de alleen zaligmakende leer is van de ander zonder wie niet te leven valt en die zal sterven.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken