Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Avonturen met Anansie de spin (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Avonturen met Anansie de spin
Afbeelding van Avonturen met Anansie de spinToon afbeelding van titelpagina van Avonturen met Anansie de spin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.19 MB)

Scans (44.70 MB)

ebook (7.78 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rumy Luider-Jeleva



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen
dierenverhaal/-epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Avonturen met Anansie de spin

(1982)–J. Koopman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Anansie vertelt

Het was nog niet helemaal donker, maar de maan kwam al op, groot en geel. Snel steeg de maan omhoog. Opa stond er naar te kijken. Opeens hoorde hij de stem van Anansie: ‘Wil je vanavond met me meegaan?’

‘Heel graag’, zei opa, ‘maar dan moet ik wel even oma waarschuwen’.

Even later waren ze op weg. Het leek wel of ze vlogen, zo vlug ging het. Toch werd opa niet moe. Het leek wel toverij. Na tien minuten al kwamen ze bij een dorp. De hutten stonden in het rond. In het midden was een groot veld en daarop stond een mango boom. Voor de hutten brandden wel honderd lichtjes. Onder de boom zaten een heleboel kinderen. Opa dacht dat ze ergens op zaten te wachten. De maan stond nu hoog aan de hemel en gaf heel veel licht.

‘Ga maar bij de kinderen zitten’ zei Anansie en opeens was hij verdwenen. Nu zag opa onder de mango boom een oude man. Hij zat op een bankje en leunde met zijn rug tegen de boom. Hij leek erg veel op Anansie, maar hij was veel ouder. Toen de oude man begon te praten, werden de kinderen muisstil.

Ik ga jullie vanavond een verhaal vertellen van ‘De smid en de Koning’, zei hij.

Heel lang geleden woonde er in een dorp een smid. Hij heette Oyugi. Hij was de knapste smid van het hele land. Hij kon ijzeren wielen maken, maar ook hele ijzeren kruiwagens. Hij kon ook prachtige armbanden maken voor de moeders en de mooiste, kleinste oorbelletjes voor de meisjes. Elke avond dekte hij zijn vuur toe met een beetje houtskool. Dan blies hij de volgende morgen het vuur weer aan tot het van hitte lag te

[pagina 33]
[p. 33]



illustratie

[pagina 34]
[p. 34]

gloeien. Het vuur moest heel heet zijn, want anders wordt het ijzer niet zacht. Heel vaak kwamen de mensen van het dorp kijken als Oyugi aan het werk was. Vooral de jongens keken graag naar het loeiende vuur en sommige meisjes ook.

Op een morgen kreeg hij bezoek van een boodschapper van de koning.

‘Je moet bij de koning komen’, zei hij, ‘want de koning wil met je spreken. Je moet vandaag nog komen’.

De smid begreep er niets van. Waarover zou de koning met hem willen spreken? Hij zou het wel graag aan de boodschapper willen vragen, maar dat zou heel onbeleefd zijn. Daarom vroeg hij niets, maar dekte zijn vuur af en ging naar binnen om zich te wassen. Toen trok hij zijn beste kleren aan en ging op weg naar de stad waar de koning woonde. Zijn vrienden vroegen hem waarom hij niet werkte. Trots vertelde hij hen dat de Koning hem wilde spreken.

Toen hij bij het paleis van de koning kwam werd hij direkt binnen gelaten. De koning zat op een prachtige koningsstoel van ebbenhout. Oyugi, de smid boog en wachtte tot de koning hem zou toespreken. De koning zei:

‘Ik heb gehoord dat jij de knapste smid bent van het hele land. Daarom moet je voor mij een ijzeren man maken die leeft, een ijzeren man die kan lopen en zitten; die kan eten en drinken; die kan horen en zien, die kan spreken en luisteren. Over drie maanden moet die man klaar zijn’.

Oyugi zei niets. Hij was geschrokken en verbaasd om deze vreemde opdracht. Misschien had hij toch nog wel iets willen zeggen, maar de koning maakte een gebaar met zijn hand en de smid begreep dat hij moest vertrekken.

Op weg naar huis was hij helemaal niet meer trots en ook niet vrolijk. Treurig liep hij naar zijn dorp. Hij wist dat hij zo een

[pagina 35]
[p. 35]

ijzeren man nooit zou kunnen maken. Hij wist ook dat de koning erg streng was. Misschien zou hij hem wel laten opsluiten, of nog erger... Toen hij in zijn dorp kwam zag iedereen dat er iets ergs was gebeurd. De mensen wilden weten waar de koning over had gesproken. Toen vertelde Oyugi wat de koning van hem verlangde. Sommige vrienden vonden het gemeen van de koning om zo iets te vragen. Andere vrienden zeiden dat hij een holle ijzeren man moest maken. Dan kon iemand er in gaan zitten en dan zou de koning misschien denken dat het een levende ijzeren man was. Weer anderen gaven hem de raad om de koning dood te maken, want als hij die ijzeren man niet kon maken dan zou de koning de smid toch dood laten maken. Maar Oyugi schudde zijn hoofd. Het was allemaal onzin wat zijn vrienden zeiden. Hij begreep dat niemand hem kon helpen. Elke dag werd hij treuriger. Hij kon niet meer eten en hij kon niet meer slapen.



illustratie

Hij ging ook niet

[pagina 36]
[p. 36]

meer aan het werk en in de smidse werd het koud en stil. Hij zag er heel bleek uit en zijn vrienden zeiden tegen elkaar: ‘Het gaat niet goed met onze smid’. Tenslotte wilde hij geen mensen meer zien. Hij begon in zich zelf te praten en hij maakte grote wandelingen door het bos.

Op een middag hoorde hij iemand in het bos zingen. Toen hij dichterbij kwam zag hij dat het Lugonzo, de Dwaas was. Vroeger had Lugonzo in het dorp gewoond, maar de mensen hadden hem weggeplaagd omdat hij altijd zulke dwaze dingen zei. Als de kinderen hem zagen, riepen ze: ‘Gekke man, gekke man’. Toen was hij weggegaan en in het bos gaan wonen. Daar had hij een kleine hut gebouwd, midden in het bos, en daar sliep hij en kookte er zijn maaltje.

Toen hij de smid zag was hij erg blij. ‘Dag Oyugi’, zei hij, ‘ik wil net gaan eten. Wil je met me eten?’ De smid vond het fijn dat de dwaze man zich zijn naam nog herinnerde en daarom bleef hij eten. Ze aten samen een heel eenvoudig maal en voor het eerst sinds lange tijd at Oyugi met smaak zijn eten op. Lugonzo zag natuurlijk dat de smid erg bedroefd was en vroeg hem wat er aan scheelde. Eerst wilde de smid niets vertellen. Niemand van mijn vrienden heeft mij kunnen helpen, dacht hij, hoe zou deze simpele man mij dan kunnen helpen? Maar zijn verdriet was zo groot dat hij het wel vertellen moest.

Lugonzo luisterde heel nauwkeurig en zei toen:

‘Je moet naar de koning gaan en hem zeggen dat je honderd karren met mensenhaar nodig hebt om houtskool van te maken en tien vaten met tranen om het gesmeede ijzer af te koelen. Dan komt alles in orde.’

Oyugi dacht hierover na en besloot de raad van Lugonzo, de dwaas, op te volgen. Hij ging naar huis, waste zich zorgvuldig

[pagina 37]
[p. 37]

en trok weer zijn beste kleren aan. Toen ging hij weer naar de stad waar de koning woonde.

Toen de koning de smid zag, vroeg hij hem: ‘Schiet je al op met je werk?’

Oyugi boog plechtig voor de koning en zei: ‘Sire, ik heb voor mijn werk honderd karren met mensenhaar nodig en tien vaten met mensentranen. Het mensenhaar is nodig om houtskool van te maken en de tranen zijn nodig om het hete ijzer af te koelen’.

‘Goed’, zei de koning, ‘als je dat nodig hebt, zullen we daarvoor zorgen’,

Hij gaf opdracht dat alle mensen en kinderen hun haar moesten afknippen en alle tranen verzameld moesten worden. De mensen vonden het niet zo plezierig om hun haren af te knippen, maar als de koning dat nodig vond dan moesten ze het natuurlijk doen. Al heel gauw merkte de koning dat er niet genoeg haar was in het land om honderd wagens te vullen. En er waren ook niet voldoende tranen. Er was niet veel verdriet in het land en de kinderen lachten heel vaak, maar ze huilden bijna nooit.



illustratie

[pagina 38]
[p. 38]

Toen de koning merkte dat hij nooit genoeg haar kon verzamelen en ook niet genoeg tranen, stuurde hij een boodschap naar de smid. Oyugi moest direkt naar het paleis komen. Oyugi trok zijn beste kleren aan en ging naar het paleis. Hij was wel een beetje bang. Wat zou de koning zeggen? Toen hij voor de koning stond boog hij eerbiedig en wachtte tot de koning begon te spreken.

‘Oyugi, de smid’, zei de koning, ‘je hebt me iets gevraagd dat onmogelijk is en daarom hoef je de ijzeren man niet te maken. Ik neem mijn opdracht terug. Ga in vrede naar huis en doe van nu af aan, je gewone werk weer’.

Oyugi keek de koning opgelucht aan en hij zei: ‘Majesteit, U hebt mij ook iets gevraagd dat onmogelijk is en daarom ben ik blij dat ik het onmogelijke niet hoef te doen’.

Toen begon de koning hartelijk te lachen en omdat de koning lachte, lachte iedereen.

Nu liep Oyugi vrolijk naar huis. Hij was erg blij dat het zo goed was afgelopen. Maar eerst ging hij naar het bos om het Lugonzo, de dwaas, te vertellen. Hun hele leven lang bleven Oyugi en Lugonzo vrienden.



illustratie

[pagina 39]
[p. 39]


illustratie

Even was het doodstil toen de oude man ophield met vertellen. Toen begonnen de kinderen opeens te juichen. Daarvan schrok opa op. Hij was helemaal vergeten dat hij in een Afrikaans dorp was. En daar kwam opeens ook Anansie op hem af. De oude man onder de mango boom was verdwenen en de kinderen gingen naar hun hutten terug om te slapen. Anansie en opa wandelden door het bos terug naar huis. Het ging weer net zo vlug als op de heenweg en binnen tien minuten stonden zij in de tuin van opa's huis.

‘Ik wou dat ik ook zo mooi vertellen kon’, zuchtte opa. ‘Wie was die oude man? Hij leek wel een beetje op jou, maar hij was veel ouder’.

Toen keek Anansie opa met zijn zwarte ogen aan en zei geheimzinnig:

Anansie is jong en Anansie is oud. Anansie is een spin en Anansie is een man.

‘Ik moet er vandoor. Doe de groeten aan Oma’, en weg was Anansie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken