Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Help! De dokter verzuipt... (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Help! De dokter verzuipt...
Afbeelding van Help! De dokter verzuipt...Toon afbeelding van titelpagina van Help! De dokter verzuipt...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Help! De dokter verzuipt...

(1968)–Toon Kortooms–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

11

Mestkevers zijn ondernemende insekten. In hun gelederen wordt niet gedraald zodra zij iets aantreffen waarin gewroet kan worden.

Robert Manen, een bijzonder groot exemplaar, paste eenzelfde werkwijze toe. Zijn minnekozen had niets van het subtiele spel ener fijnzinnige liefde doch leek meer op het breken van armen en benen. Zodra hij met Irene alleen was, begon het beest in hem te grommen. Hij ontkleedde haar met zijn ogen en ging in zijn verbeelding zijn gang. Hij had de gewoonte bij een dergelijke heftige beroering aldoor in zijn handen te wrijven alsof hij er vuur uit wilde halen.

Zijn rede en zijn wilskracht, te zamen met zijn reverentie voor de ongereptheid van een maagd waren omgekeerd evenredig aan de oppervlakte van zijn schedel - gemeten aan de binnenkant. Niet veel zaaks dus.

Tijdens een wandeling in de verrukkelijke bossen van Peelland nodigde hij Irene uit een ogenblik te pauzeren in het lange wuivende bundgras. Hij was wat vermoeid geraakt van het vele lopen, zei hij. Maar hij was toch ook weer niet zó vermoeid of hij paste weldra een aantal grepen toe die, gericht op een paardegebit, zeer zeker verdienstelijk zouden zijn geweest. Hier werden ze hem echter noodlottig.

Irene verkocht hem in een vlaag van paniek een waai van bijzonder goeden huize. Mijnheer de tandarts tuimelde achterover in de begroeiing. Met een kop als een boei scharrelde hij overeind en stamelde zijn verontschuldigingen. Hij had het zó niet bedoeld, zó niet gewild. Zij moest niet denken dat hij iets van plan was geweest. Hij had zich een ogenblik vergeten, zich heel even laten gaan. Hij wist niet wat hem bezield had. Zij moest niet denken dat hij zo was, want zo was hij niet. Iedere man is wel eens zwak. En allemaal hebben ze hun fouten en gebreken. Het kwam, om kort te gaan, neer op de aloude waarheid dat mannen geen aardappelen zijn.

Het meisje maakte er niet veel woorden over vuil. Zij wilde hem zijn vrijmoedige exploratie wel vergeven, maar dan met de bood-

[pagina 90]
[p. 90]

schap erbij dat hij karakter moest bewijzen. ‘Want,’ zei Irene, ‘ik zou mijn vader haten als ik wist dat hij mijn moeder voor haar huwelijk niet gespaard had.’

 

Ach, laten we het geval Robert Manen maar meteen volledig afhandelen. Ergens hebben wij gezegd dat de praktijk bij hem op de eerste plaats kwam. Dat kwam ze ook. Na de nederlaag in het bundgras deed de verkering tussen de tandarts en Irene denken aan een knipperlicht: aan en uit. Het meisje trachtte enige tijd weer gelukkig te zijn - dat wil zeggen: niet ongelukkig. Degene die een waai uitdeelt, ervaart soms langer de napijn dan de ontvanger van de dreun, hoe heilzaam de tuchtiging voor hem ook mag wezen.

Tijdens zijn marteluur kreeg de tandarts kort nadien ene freule op bezoek. Ene freule Van Perleman thoe Windveer Dalfsen, om met haar achternaam te beginnen. Hoe krijgen ze hem bij elkaar? Zij was een foeilelijke hoededoos van een meid met een landgoed als een werelddeel en een automobiel, groot en zwart genoeg om er een heel dorp mee naar het kerkhof te rijden. Bovendien bezat zij een steenpuist van een moeder, niet veel aantrekkelijker dan een met potlood opgesteld proces-verbaal. De vader, want ook die had de freule er ergens een gevonden, was loeiend rijk.

En nu ziet men de tragiek van zulke lieden: ma en pa raakten hun dochter, ondanks die rijkdom, zelfs aan de toddenman niet kwijt.

Welnu, de freule was ervan overtuigd dat tenslotte ook bij haar de verstandskies op doorbreken stond. Wat verstandskies heet, want hier was meer sprake van kies dan van verstand.

Zij arriveerde in haar rijdende duikboot met achter het roer een man die méér goud op zijn jas verzameld had dan een admiraal. Draaiend met haar gat wiebelde zij het vagevuur der odontologie binnen. Een wolk parfum omgaf haar. De fijnste geuren die door de Franse reukindustrie gewonnen worden, bracht zij mee, aldus pogend haar gebrek aan schoonheid in wierook te verhullen.

Het enige aantrekkelijke dat freule Francisca - zo luidde haar vóórnaam - te bieden had, waren haar benen. Wat waar is, is waar: zij bewoog zich door haar weelderig leven op een paar welgevormde stelten met machtig mooie knieën, voortreffelijk afgewerkte kuiten en uitermate geslaagde voeten - niet te groot, niet te klein. Met die benen deed zij alles om de rest van haar te vergeten. En dat was zo het een en ander: brede heupen, te zwaar

[pagina 91]
[p. 91]

bovenlijf, een gezicht als een brandend fornuis, een deksel van geitkleurige haren. Hier scheen een regiefout te zijn gemaakt - een verkeerde carrosserie op een verkeerd chassis. Neem mij niet kwalijk.

‘Mijnheer Manen,’ sprak de freule, ‘ik ben Franci, freule Van Perleman thoe Windveer Dalfsen en ik heb geheurd dat u de eerste en de enige tandarts in het zuiden des lands is die met een moderne Amerikaanse beurmachine werkt. Daarom ben ik speciaal naar u toegekeumen!’

U hoort het, zij had moeite met de dubbele o.

Inderdaad had Robert Manen zich een snelle boorinstallatie aangeschaft, altijd met datzelfde einddoel voor ogen: zo snel mogelijk geld verdienen om zo snel mogelijk weg te kunnen trekken uit de volksbuurt en zich te vestigen tussen mensen die hem nog meer geld zouden bezorgen. Het apparaat had hem wel een rib uit zijn lijf gekost, doch de klanten kwamen er op af. Vooral kreeg hij last van niet onbemiddelde lieden die er alles voor over hadden om bij het plomberen zo min mogelijk te lijden.

Robert Manen kende de familie Van Perleman thoe Windveer Dalfsen van heuren zeggen. Trouwens wie kende ze niet? Het waren waarschijnlijk de rijkste lieden van de drie zuidelijke provincies. Hij voelde zich vereerd dat een lid van de clan zijn toevlucht nam tot zijn Peellandse beur. Dat hij de freule naargelang zou laten betalen, behoeft geen betoog.

Freule Francisca, roepnaam Franci, vlijde zich neer in de behandelstoel en nam niet de moeite haar rok te ordenen. Voor de lichtelijk uitpuilende ogen van de tandarts zat zij daar haar paradijselijke knieën te demonstreren. En toen hij er in nevelige toestand per ongeluk met zijn witte jas langsstreek en zijn pardon prevelde, riep de freule hem bemoedigend toe: ‘Never mind, heur!’ En zij ging er zo mogelijk nog driester bij zitten. Het zal altijd wel een raadsel blijven hoe Manen zijn taak tot een goed einde bracht. Mogelijk deed de opengesperde mond van de freule het wulpse beeld van de knieën teniet.

Wat valt er aan een verstandskies te verhelpen? Niet veel. Maar Robert Manen maakte er een toneelvoorstelling van waarin hijzelf de hoofdrol vertolkte.

‘Ziezo, freule,’ zei hij met een vermoeide stem als had hij zojuist op blote voeten de Mount Everest beklommen, ‘dat is gebeurd. Ik hoop dat ik u geen pijn heb gedaan.’

[pagina 92]
[p. 92]

‘Gebeurd? Nu al? U wilt toch niet zeggen dat u klaar bent met de behandeling?’ riep de freule verbaasd uit.

Jazeker, de behandeling was voltooid.

‘Maar dat is geweldig! Dat is fantastisch! Ik heb volstrekt niets gemerkt van het beuren!’

Zij ging nog een poos door met het uitstoten van opgetogen kreten. Zij zou hem bij haar hele familie en al haar kennissen aanbevelen. Hij diende in de hoofdstad te wonen. Hij kon er goud verdienen. En zo klepte zij honderduit. Manen moest onderhand het idee hebben gekregen dat hij zeldzamer was dan een maharadja.

Toen freule Franci eindelijk de deur uitging, drukte de tandarts haar de hand en keek naar haar knieën. Heel mooi. Jammer, dacht hij, dat zij haar kop niet zelf had mogen uitzoeken. Er was dan wat van te maken geweest.

 

Ongeveer een week later verscheen de freule opnieuw, doch thans in het gezelschap van een paardachtige vrouw met allerhand roerend goed om en aan en erop.

‘Mijnheer Manen,’ riep Franci, ‘dit is mijn moeder! Ik heb haar over uw meesterlijke behandeling verteld en nu wenst zij haar gebit door u te laten controleren.’

Goed. Best. Robert Manen keek in haar adellijke kloof, verwijderde uiterst voorzichtig wat tandaanslag en prees haar incisivi. Dat deze snijtanden nogal groot waren uitgevallen en in een muilezelkaak niet zouden hebben misstaan, vermeldde hij niet.

‘U mag trots zijn op uw gebit, mevrouw,’ zei hij. ‘Zeldzaam gaaf en sterk.’

Met deze uitroepen dolf Robert Manen zijn eigen graf. Hoe meer hij uitriep, hoe dieper hij groef. Pas toen hij erin was getuimeld, doorzag hij het. Te laat, natuurlijk.

Het gehele geslacht Van Perleman thoe Windveer Dalfsen vervoegde zich op korte termijn bij de tandarts en liet zich pijnloos behandelen. De baron zelf was een opgeblazen grappenmaker die onophoudelijk schouderklopjes verkocht en zich luidkeels afvroeg waarom een zó bekwaam dentist bleef modderen in een gat van een provinciestadje. Wel, indien hij behulpzaam kon zijn bij een vestiging elders dan hoefde Manen maar te praten. De baron was bereid.

De barones was al even bereid. Zij zond haar dochter elke week

[pagina 93]
[p. 93]

zuidwaarts totdat Robert Manen met de beste tandartsenwil ter wereld niets meer repareren kon aan Franci's dentes. Niet dat zulks hinderen mocht. Freule Franci liet hem niet meer los en ma Van Perleman thoe Windveer Dalfsen scheen in een loopgraaf buitenshuis op de loer te liggen, zó bliksemsnel was zij erbij om de buit binnen te halen.

Hoe gaat dat? Als men lang genoeg tegen een lelijkerd aankijkt, slijt de lelijkheid. Men ziet het op den duur niet meer of men ziet het anders. Hij of zij kan zelfs mooi van lelijkheid worden in de ogen van de beschouwer. Denk maar aan Ella, de gedienstige van Angelino.

Freule Franci kon onmogelijk mooier of lelijker worden. Met haar gezicht was het een klein kunstje kinderen uit hun slaap te houden. Maar Robert Manen kneep de ogen dicht en stelde zich het spaarbankboekje van Franci voor. Terwijl Arabieren tot een gast of een vriend zeggen: gij zijt in mijn hart, zei hij: ik ben in uw geldbuidel. Voetje voor voetje, kuitje voor kuitje, knietje voor knietje strikte Franci hem. Het goud van de familie deed de rest - de hoofdzaak dus.

Robert Manen had toen voor Irene Muller geen werk meer. Hij verbrak de banden met haar en begon met zijn goudvis rond te spartelen. Hij trok weg uit zijn huurpand, weg uit de kleine stad, weg uit het zuiden des lands en vestigde zich elders tussen rijkaards.

 

Het kwam geneesheer Angelino ter ore dat de tandarts ging huwen met vergulde Franci. De gedachte dat de jongeman de stralende schoonheid van Irene ruilde tegen een lelijk gouden tientje, maakte de dokter misselijk. ‘Kotsmisselijk, priester,’ zei hij woordelijk.

Wat Robert Manen aan karakter te kort kwam, had geneesheer Angelino te veel.

‘Stel u voor het verdriet, de ontgoocheling en de vernedering van dat meisje, nuntius van Peelland! Te moeten wijken voor zo'n mormel, zo'n gouden kalf! Ik zal hem de oren wassen! Ik zal hem vermorzelen in het bijzijn van zijn bruid en aanhang, dat verzeker ik u!’

Geneesheer Angelino nam de trouw bewaarde olifantstand die Robert Manen hem destijds ontrukt had, liet er een sleutelhanger van vervaardigen en het geheel voorzien van een inscriptie. Hij

[pagina 94]
[p. 94]

regelde het zó dat het ding, keurig verpakt, tijdens het bruiloftsmaal werd bezorgd: aangetekend, per expresse, voorzichtig behandelen, kostbare inhoud.

De ceremoniemeester kreeg het kleinood overhandigd tussen het voorgerecht en de soep. Hij vroeg een ogenblik stilte en aandacht - er was een bijzonder pakketje gekomen. Anoniem. Hij zou het gaarne voor het bruidspaar ontvouwen.

Het hele geslacht Van Perleman thoe Windveer Dalfsen dacht aan een flonkerende diamant, geschonken door een bevriende relatie. Ja, pak maar uit, ceremoniemeester! En gauw een beetje, de soep wordt koud!

Het papier knisperde in de stilte en het vergulde doosje lag een moment klein en nietig in de handpalm van de ceremoniemeester. De man opende het doosje langzaam en trof allereerst een briefje aan waarop met vinnige letters iets stond genoteerd. Hij las het luidkeels: Voor uw geldkist, het belangrijkste meubelstuk in uw huis.

Niemand begreep het. De adellijke tak Van Perleman thoe Windveer Dalfsen had nooit uitgeblonken wat intelligentie betrof. Men keek elkaar in het blauwe oog en haalde de schouders op.

‘Een practical joke,’ zei iemand terecht, zonder het te beseffen. Verder spitte de ceremoniemeester. Verbaasd en niet begrijpend hield hij tenslotte de enorme kies van geneesheer Angelino in zijn hand. Het gebruiksvoorwerp was voorzien van een sleutelring.

‘Een sleutelring,’ mompelde eenieder teleurgesteld.

‘Er staat iets op!’ riep de ceremoniemeester verheugd.

‘Lezen!’ drong men aan, want het was een even origineel als mysterieus huwelijksgeschenk.

De ceremoniemeester zette onverdroten zijn leesbril op de adellijke haviksneus en las luid en duidelijk de inscriptie welke geneesheer Angelino in de kies had laten graveren:

 
Omwille van de splint
 
hebt gij uw bruid bemind!
 
Edmund Angelino.

Men zweeg. Men bloosde. Men tuurde in borden. Men verborg het gelaat in zakdoeken en servetten. Men ziedde. Men vond het een affront. Een ongehoorde belediging. Affreus. Procedeer tegen die kwakzalver!

Robert Manen haalde hulpeloos de schouders op. Een gek, een halve gare, een maniak uit het zuiden die hem het licht in de ogen

[pagina 95]
[p. 95]

niet gunde. Laat hem in zijn vet smoren. Gooi weg dat ding!

Een huwelijk houdt geen stand als het slechts geschraagd wordt door goud of een paar mooie knieën. Algauw wist men geneesheer Angelino te berichten dat Robert en Franci gesepareerde legersteden besliepen, niet meer met elkaar spraken en slechts met elkaar correspondeerden via de dienstmaagd. Een proeve van hun correspondentie moge hier volgen.

Zij schreef: ‘Als je niet van die blonde patiënte afblijft, vertel ik het mijn moeder.’

Hij antwoordde: ‘Ga je gang! Ik zal haar met genoegen overhoop schieten.’

Zij schreef: ‘Je bent met mij getrouwd en niet met die blonde deerne.’

Hij antwoordde: ‘Zij is een doodzonde waard; jij niet eens een dagelijkse.’

Zij: ‘Je krijgt geen cent meer van mij.’

Hij: ‘Ik kan jouw centen missen als kiespijn.’

Zij: ‘Val dood.’ (Spreek uit: deud.)

Hij: ‘Na jou!’

Het ongeluk was evenwel dat hij haar centen niet meer kon missen. Hij woonde in háár villa. Hij reed in háár slagschip. Hij at en dronk van háár centen. Hij zat met zijn praktijk in een door háár aangekochte en ingerichte modelkliniek. Hij was omsingeld door haar rijkdom. Hij beoefende de tandheelkunde voortaan als een vorm van vrijetijdsbesteding. Uitsluitend volgens afspraak. En hij sprak uitsluitend af met vrouwelijke patiënten naar wie het aangenamer kijken was dan naar het paard van Van Gend en Loos.

En daarmee hebben we de episode Robert Manen afgehandeld. Dag Robert, de groeten aan je beurmachine!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken