Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Familiearchief (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Familiearchief
Afbeelding van FamiliearchiefToon afbeelding van titelpagina van Familiearchief

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.78 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/biografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Familiearchief

(1998)–E.H. Kossmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

14 De geschiedschrijving in de jaren vijftig

Gezaghebbende auteurs hebben ook in de geschiedenis van de Nederlandse geschiedschrijving omstreeks 1960 een breuk geconstateerd. Tot die datum zetten de Nederlandse historici de traditie van het interbellum voort. Zij beperkten zich tot het nationale leader, en daarbinnen vaak nog tot de eigen zuil; zij hadden weinig of geen contact met de in het buitenland en in de sociale wetenschappen beproefde vernieuwingen en namen nauwelijks deel aan de internationale discussie. Na omstreeks 1960 veranderde dit. De invloed van de Annales en vooral Braudel, de effecten van demografisch onderzoek in de Franse stijl, de methoden en resultaten van sociologie en politieke wetenschap en zo veel innovaties meer leidden tot fundamentele herziening niet alleen van de interpretaties van het verleden maar vooral ook van het karakter van het vak als zodanig. Vlug ging dat overigens niet. Nog in de in 1983 door W.W. Mijnhardt geredigeerde bundel Kantelend geschiedbeeld. Nederlandse historiografie sinds 1945 castigeerden jonge auteurs hun oudere collega's en generatiegenoten wegens hun oudbakken provincialisme: de Nederlandse ge-

[pagina 128]
[p. 128]

schiedschrijving stond nog steeds verre ten achter bij die in het buitenland. De door P. Luykx en N. Bootsma samengestelde bundel De laatste tijd uit 1987, die de geschiedschrijving over Nederland in de twintigste eeuw behandelde, was optimistischer. De auteurs daarvan verheugden zich over de professionalisering van de geschiedwetenschap. De epische jubelverhalen van de historici of amateurs die in het voorgaande tijdperk de grote strijd van orthodox-protestantse, katholieke en sociale emancipatie in dikke banden hadden beschreven, bleken holle retoriek wanneer men de verschijnselen in sociologische termen definieerde en kwantificerend analyseerde. Jo Tollebeek greep terug op de mooie schets van P.B.M. Blaas in de bundel van 1983 en liet in zijn De toga van Fruin (1990) vanuit een andere gezichtshoek zien dat na ongeveer 1960 het klimaat in de Nederlandse geschiedschrijving wezenlijk anders werd. Het tijdperk van de grote prominenten was voorbij. Na het geleidelijke terugtreden van Geyl, Romein en Rogier waren er geen historici meer te vinden die net als zij de ambitie hadden om op basis van hun wetenschappelijk inzicht leiding te geven aan de publieke opinie.

Ik heb indertijd de gelegenheid gehad deze drie boeken vrij uitvoerig te bespreken. In deze recensies ( bmgn 1984 en 1988, Theoretische geschiedenis 1991) gaf ik in voorzichtige termen uitdrukking aan enige scepsis over de voorgestelde periodisering. Over het feit dat er sinds 1945 in de Nederlandse historiografie ingrijpende wijzigingen zijn opgetreden, behoeft niemand discussie te voeren: dat is evident. Ik voelde me echter onzeker met betrekking tot de gedachte dat deze metamorfose, als men zo'n zwaar woord gebruiken mag, het gevolg is van een op enige plaats in de tijd te dateren breuk. Ik begreep ook niet goed waarom wij de historiografie uit de eerste vijftien jaren na de oorlog moesten typeren als nationaal en verzuild. De geciteerde prominenten verlieten toen juist het nationale kader. Geyls Groot-Nederlanderschap bleef in theorie overeind, maar in het geheel uit balans geraakte slotdeel van zijn Geschiedenis van de Nederlandse stam (1959) geeft het nauwelijks meer structuur aan het verhaal. Zijn

[pagina 129]
[p. 129]

roem in de wereld dankte hij aan zijn in 1948 in het Engels verschenen polemiek met Toynbee en de door Olive Renier gemaakte vertaling uit 1949 van zijn Napoleon. Romein, in de jaren dertig met zijn De lage landen bij de zee en zijn Erflaters en in de oorlog met enkele moedige redevoeringen, een man die een zeker marxisme verenigde met warm patriottisme, heeft na 1945 behalve als redacteur van de in de oorlog geconcipieerde Algemene Geschiedenis der Nederlanden (verschenen vanaf 1949) niet meer uitdrukkelijk over de Nederlandse geschiedenis geschreven. Men ziet deze twee auteurs in de late jaren veertig en vijftig het nationale kader dus verlaten. Met de verzuiling hadden zij nooit enig contact gehad. Deze constatering is van belang. De soms bittere polemiek tussen beiden was immers jarenlang in het wereldje van de historici en van de geschiedenisstudenten een geliefd object van discussie.

In het midden van de jaren vijftig voelden sommige leden van de zich langzamerhand vormende wetenschappelijke staven in Amsterdam, Leiden en Utrecht dat dit conflict te veel aandacht dreigde te krijgen en zij besloten regelmatig in een van de steden bijeen te komen om over de interesses en wetenschappelijke ambities van onze kort voor en na 1920 geboren generatie te spreken. Ivo Schöffer (1922), die onder Romein werkte, rekruteerde de Amsterdamse equipe, Boogman (1917), in 1958 Geyls opvolger, de Utrechtse, ik de Leidse. Het waren vriendschappelijke en boeiende zittingen. Zij hadden echter geenszins het karakter van een aanval op het ‘establishment’. Het hoofddoel was om ervoor te zorgen dat de verhoudingen in onze rangen niet bedorven zouden worden door de spanningen tussen onze hoogleraren. Wij waren in het geheel niet uit op een breuk met de prominenten en stelden ook geen innoverende programma's op. Wij hadden alleen maar het gevoel dat de toen gevoerde discussies versleten raakten en het wenselijk werd het gesprek met ander materiaal te voeden. Men kan het ook anders zeggen: wij vonden dat het vak bezig was in een conflict tussen wereldbeschouwingen en politieke overtuigingen bekneld te raken en probeerden het op een koe-

[pagina 130]
[p. 130]

lere manier uit te oefenen. Wij wilden ons losmaken van het naar onze smaak verouderde engagement van onze voorgangers. De dissertaties die wij toen schreven - ikzelf in 1954, Boogman in 1955, Schöffer in 1956 - bevatten elk op haar eigen manier gereserveerde en afstandelijke uiteenzettingen. Wat de waarde ervan ook mag zijn geweest, zij geven, dunkt mij, geen steun aan de veronderstelling van de commentatoren uit de jaren tachtig dat het historische bedrijf in de eerste naoorlogse jaren door oude sleur gekenmerkt werd. Wij hielden ons heel redelijk op de hoogte van wat er buiten de grenzen gebeurde en voelden ons (zoals Boogman het in zijn belangwekkende inaugurele oratie van 1959 uitdrukte) thuis in het geestelijk klimaat van de toenmalige Atlantische wereld: ‘nuchter, zakelijk, pragmatisch, nominalistisch (in medievale zin), kritisch en sceptisch’, vol ‘wantrouwen tegenover imponerende leuzen en grootse concepties, tegenover systemen en ideologieën’ (herdrukt in Van spel en spelers, 1982, p. 3). Zo was het. Zo had de oorlog ons gemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over F.K.H. Kossmann

  • over E.F. Kossmann


landen

  • over Duitsland

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over België (Wallonië)