Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Familiearchief (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Familiearchief
Afbeelding van FamiliearchiefToon afbeelding van titelpagina van Familiearchief

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.78 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/biografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Familiearchief

(1998)–E.H. Kossmann–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

27 Hervormingen

Ik heb snobistische oren. Zij verstaan van de paar talen die ik ken uitsluitend de ‘algemeen beschaafde’ versie. Dat bracht me in Londen nogal eens in verlegenheid wanneer ik in onze flat met Cockneysprekende werklui te maken had, of in de universiteit met studenten uit de provincie. In mijn onnozelheid had ik niet verwacht dat Groningen soortgelijke moeilijkheden zou opleveren. Ik heb in mijn herinnering een ontnuchterende initiatie-ervaring bewaard (of als samenhangende anekdote geconstrueerd) die, al dan niet geheel waar, iets toont van mijn aanvankelijke perplexiteit in de nieuwe werkkring. Op een gegeven ogenblik introduceerde een van mijn collega's me in het historisch instituut, dat geen instituut was maar een enigszins vervallen leeszaal, onderdeel van een zogenaamd Philologisch-Historisch Instituut, waarin ook de neerlandici zetelden. Wij hadden een gemeenschappelijke koffiekamer met een koffiejuffrouw die met grote hartelijkheid over docenten en studenten waakte. Ze ontving de nieuwkomer allervriendelijkst. Maar ik heb nooit een woord van haar leren verstaan. Toen we de leeszaal bezichtigden, stond een van de paar daar werkende studenten op en schudde me de hand. Ik ben Zondergeld, zei hij, leerling van Van Winter, zevendejaars en bijna Haar met mijn scriptie, die wel tegen de tweehonderd bladzijden gaat tellen. Ook van deze ontmoeting schrok ik geducht, voorstander als ik ben van korte studies en beknopt proza

[pagina 174]
[p. 174]

en tegen mijn wil, want het was flauw, een beetje droevig over 's mans naam. Overigens bleek G.R. Zondergeld een hoogst aangename, idealistische persoon. Samen met Edzo Waterbolk verzorgde ik in 1978 met veel genoegen zijn gedenkwaardige promotie, in een aula die door felle oppositie uit de zaal tegen zijn kritiek op het gedrag van elementen uit de Friese Beweging tijdens de Tweede Wereldoorlog onrustig werd. Maar dat was veel later. Was het in 1966 vreemd dat ik, gewend geraakt aan een grote eigen kamer in een fatsoenlijk bouwwerk en aan overzichtelijke studieprogramma's, onthutst was over de vormloosheid van de toestand waarin ik me nu bevond?

Het was in 1966 voor de attente waarnemer al wel duidelijk dat we leefden in de nadagen van het universitaire ancien régime. Ook op het laagste niveau van de instelling, de afdeling, was dat zichtbaar. Van Winter droeg tot zijn aftreden onbedreigd de koningsmantel. Zijn oudste collega Jongkees (1909) nam die over en, al stond hem die goed, hij zocht zijn taak niet in bestuurlijke en organisatorische besognes. Dat sierde hem wellicht eveneens. Het resultaat was echter ongelukkig. Ik had de indruk dat Jongkees en Waterbolk zich niet voldoende bewust waren van de moeilijkheden die ontstonden. Edzo Waterbolk (1915) was door zijn promotor Van Winter in 1958 naar Groningen gehaald om de mo-cursus op te zetten en hij had dit met succes gedaan. In 1965 werd hij hoogleraar, in het bijzonder voor de nieuwe geschiedenis terwijl ik de nieuwste te behandelen kreeg. Het is begrijpelijk dat hij van de door Van Winter gebaande paden niet graag afweek, maar lastig was dat soms wel, vooral ook omdat zijn collega's, mij incluis, het afschuwelijk zouden hebben gevonden in conflict te raken met deze fijnzinnige, ondanks zijn aimabele koppigheid verstandige en door allen gerespecteerde geleerde. Gezien het feit echter dat Jongkees zijn geërfde koningschap eerder als een decoratie dan als een werkzaamheid interpreteerde, was het nodig een stelsel op te bouwen dat zijn waardigheid intact liet, maar de lacunes in de uitoefening ervan opvulde.

In de late jaren zestig ging dat echter niet zomaar. De meeste

[pagina 175]
[p. 175]

studenten hadden nauwelijks belangstelling voor bestuurlijke zaken, maar er waren er - dat waren zeker niet de slechtsten - die er zich wel om bekommerden en zich, zoals ook vanzelf spreekt, bedienden van de toen nu eenmaal gangbare democratische retoriek. Achteraf weet ik helemaal niet of ik de verhoudingen toen juist taxeerde. Op dat ogenblik echter leek het me dat de docenten een plan voor een nieuwe bestuursstructuur moesten opstellen en de studenten geen ruimte moesten laten er principiële discussies over te voeren. Ik ontwierp een constitutie, redigeerde die in het vocabulaire en de spelling van de Nederlandse grondwet van 1814 in de hoop dat mijn collega's de zeer pertinente wijziging in hun positie en de zeer substantiële vergroting van de studenteninvloed zouden aanvaarden wanneer zij op deze speelse wijze werden geformuleerd. Dat lukte. Maar de grote bijeenkomst waarin wij het ontwerp met de studenten bespraken, werd een curieus pandemonium. Zij begrepen er niets van. En toen ik zei dat we geen palavers wilden en het voorstel à prendre ou à laisser was (ze kenden die uitdrukking niet), was de beer los. Ik zei dat omdat ik bang was voor een discussie die sommige leden van het docentenkorps misschien de schrik op het lijf zou jagen en een breuk in onze gelederen zou veroorzaken - wat, zoals veel voorbeelden toen aantoonden, vaak het begin kon zijn van voor alle partijen schadelijke crises. De studenten bleken wijs genoeg om bij te draaien en zegden hun medewerking toe. Er zijn onder de toen aanwezigen een paar die nog altijd beweren mijn optreden als een schok te hebben ervaren, een arrogante en cynische veroordeling van hun idealisme waardoor zij blijvend werden gekwetst. Ik slaag er niet in me daar schuldig over te voelen.

Het bleek dankzij de nieuwe opzet van het bestuur mogelijk een gedisciplineerd studieprogramma op te zetten dat zowel de studenten als de docenten veel keuzevrijheid bood. Ik wilde per se af van de gedachte dat de academische studenten verplicht waren slechts bij de paar hoogleraren te studeren; het grote en goede, voor de mo-cursus verworven docentenkorps was immers competent genoeg om ook de oud-gymnasiasten te helpen. Ik

[pagina 176]
[p. 176]

dacht met afkeer terug aan de situatie tijdens mijn eigen studietijd, toen ik jaren aaneen afhankelijk was geweest van twee hoogleraren. Mijns inziens was het voor studenten alleen maar profijtelijk als zij met een heel scala van opvattingen en benaderingen in aanraking kwamen en konden kiezen uit een flink aantal mogelijkheden. Zodoende voerden wij in eigen gestalte het mij uit Londen bekende stelsel van ‘optional’ en ‘special subjects’ in. Ik geloof dat dit redelijk heeft gewerkt en in een of andere vorm bewaard is gebleven. We bereikten er nog iets anders mee: de mo-cursus en de academische studie schoven ineen. Aangezien volgens de zogenaamde mammoetwet op het middelbaar onderwijs - zij trad op i januari 1968 in werking - ook niet-gymnasiasten toegang tot de letterenstudie kregen en men de abituriëntennieuwe-stijl dus binnen afzienbare tijd aan de poort kon verwachten, verloor de mo-cursus veel van zijn zin. Hij stierf als het ware een natuurlijke dood. In het begin van de jaren zeventig was er van het oude stelsel niet veel meer over. In 1967 kreeg de afdeling een mooi eigen pand met een fraaie bibliotheekruimte en comfortabele kamers voor alle docenten. Moeizaam misschien, met talloze fouten buiten twijfel, onder veel gekrakeel maar ook zonder hoog drama, had zich een modernisering voltrokken die ik over het algemeen positief heb gewaardeerd. Het rumoer van die jaren heeft enkele verdedigbare resultaten gehad. Dat zo'n oordeel nuances behoeft omdat het slechts berust op persoonlijke ervaring in een enkel, wel snel uit zijn voegen barstend maar niet totaal onoverzichtelijk wordend instituut, is overigens duidelijk, zoals het ook duidelijk is dat wat omstreeks 1970 werd bereikt voor een deel al lang weer wezenlijk is veranderd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over F.K.H. Kossmann

  • over E.F. Kossmann


landen

  • over Duitsland

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over België (Wallonië)