Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anathema's 3 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anathema's 3
Afbeelding van Anathema's 3Toon afbeelding van titelpagina van Anathema's 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (24.51 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anathema's 3

(1971)–Rudy Kousbroek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Van bloemen en boardplafonds

‘Nederland ligt bijna vol met tapijt,’ luidde de titel van een fascinerend artikel in het Handelsblad-NRC van een week of twee geleden. Het fascinerende schuilt in de omstandigheid dat ik dat ook altijd al vond, zonder het te kunnen bewijzen. Dat is nu veranderd. Ik had nooit durven hopen om nog eens gekwantificeerd te zien wat ik als een nationale eigenschap van de Nederlanders beschouwde, maar nu is het zover: een zekere drs. Driessen, die in het artikel geciteerd wordt, onthult dat ‘van het totale vloeroppervlak van alle Nederlandse huiskamers nu al ongeveer 85 pct. belegd is met vast tapijt’. Ook mijn indruk dat Nederland wat dat betreft ongunstig afsteekt bij andere Europese landen wordt door drs. Driessen bevestigd. ‘In West-Duitsland is dat maar twintig procent,’ heeft hij gezegd, ‘in andere landen nog veel minder.’

Vijfentachtig procent! Het is duidelijk dat hier sprake is van weinig minder dan een noodtoestand! Dit standpunt wordt ook gedeeld door de tapijtproducenten, die wel graag zouden willen dat het weer twintig was, zoals in Duitsland, of ‘nog veel minder’, zoals in andere landen. Hadden ze maar minder verkocht, dan konden ze meer verkopen! Nog niet tevreden met een tapijtverbruik van drie vierkante meter per hoofd per jaar - ‘meer dan waar ook ter wereld’ - zien de fabrikanten uit naar mogelijkheden om de binnenlandse consumptie verder op te voeren. ‘Veel Nederlandse tapijtfabrikanten,’ zo onthult het artikel, ‘klampen zich vast aan het perspectief dat ook in het eigen land nog nieuwe afzetgebieden kunnen worden aangeboord. Gedacht wordt aan buitenshuis-tapijten, wandtapijten en tapijt voor utiliteitsgebouwen als kantoren, scholen en ziekenhuizen.’

Eer wie eer toekomt. Als binnen alles al vol zit, waar dan naartoe? De paden op, de lanen in. Buitenshuistapijt, het ei van Columbus! Het begrip consumptiemaatschappij is een hersenschim die alleen bestaat in de verbeelding van misleide warhoofden, mensen die door hun verblinding niet meer openstaan voor wer-

[pagina 27]
[p. 27]

kelijke inventiviteit, voor wat iedereen nu met De Bono lateral thinking noemt. Eerst die utiliteitsgebouwen: scholen en ziekenhuizen, die zitten echt te springen om tapijten. Dat zijn zij zich misschien zelf nog niet eens bewust, maar dat komt wel, let maar op over een paar jaar. En dan de briljante vondst: als die utiliteitsgebouwen eenmaal vol zitten komt het tijdperk van het buitenshuis-tapijt. Tapijt op de balkons, tapijt op het platje; tapijt in de tuin, en tapijt in het landschap zelf, overal waar het er een beetje slordig uitziet.

Dat is immers het principe waarop dit specifiek Nederlandse fenomeen teruggaat: onze neiging tot het bedekken van oppervlaktes die er naar onze begrippen onordelijk of ‘kaal’ uitzien. Elias Canetti zou het zonder aarzelen verklaren uit de vlakheid van het Nederlandse landschap, het ontbreken van bergen en rotsvlaktes daarin: als gevolg daarvan, zou hij zeggen, is de aanblik van oneffenheden voor Nederlanders verontrustend, en zij proberen ze aan het oog te onttrekken, om het ‘netjes te maken’. Op naar boven gekeerde oppervlakten, zoals houten vloeren, tafel, e.d. worden tapijten gelegd (buitenlanders zijn altijd gefascineerd door onze cafés met tapijten op de tafeltjes), en tegen naar beneden gekeerde oppervlakten, zoals plafonds met lijst- of lofwerk, komt board. Dat was ongetwijfeld de reden waarom die tapijtfabrikanten het wel hadden over tapijt tegen de muren maar niet tegen het plafond: daar zit al board. Ook door boardplafond wordt naar mijn overtuiging een nationale eigenschap geëvoqueerd, al ontbreken hier de cijfers. Maar het kan haast niet anders of onze hoofdelijke consumptie van board, zoals die van tapijt, is ‘hoger dan waar ook ter wereld’.

Van deze omstandigheid raakt men doordrongen als men in Nederland een huis wil opknappen. Om te beginnen: er zijn geen stukadoors meer. Nu is het niet zo dat iedereen aangewezen is op boardplafonds omdat er geen stukadoors meer zijn, het is omgekeerd: er zijn geen stukadoors meer omdat iedereen boardplafonds wil hebben. Natuurlijk is de reden in eerste instantie dat die goedkoper zijn, maar het juiste perspectief daarop wordt verkregen door te bedenken dat Nederland een van de rijkste landen van de wereld is, en dan te mediteren over het feit dat blijkbaar niemand het verschil in prijs er voor over heeft. De eigenlijke, diepe-

[pagina 28]
[p. 28]

re reden is, vrees ik, dat haast niemand in Holland boardplafonds echt lelijk vindt.

Vandaar de aanblik, zoals men die op late wintermiddagen kan bewonderen in onze grote steden, van hele rijen grachtenhuizen met boardplafonds, vrolijk verlicht door tl-buizen. Dit alles geldt namelijk niet in de laatste plaats ook voor kantoren. Als in Engeland, Frankrijk of Italië een firma een huis koopt om als kantoor te gebruiken dan gebeurt het even vaak als niet dat die firma het pand laat opknappen in de oorspronkelijke stijl - ook, en dat is het belangrijke, als het niet om iets heel antieks gaat maar gewoon om een gebouw uit het eind van de vorige eeuw of het begin van de huidige, zoals er zoveel zijn.

Als in Holland een 19e-eeuws huis door een firma wordt opgeknapt, zelfs voor vrij veel geld, dan is dat altijd een bijdrage aan het nationale verbruik van board en tapijttegel. Het lijstwerk wordt weggehaald, de schoorsteenmantels gesloopt; niet alleen tegen de plafonds maar ook tegen de deuren wordt board gespijkerd. Deze operaties worden door alle aannemersbedrijven in Holland automatisch verstaan onder het opknappen en herstellen van een huis. Deurknoppen en -handels in ouderwetse stijlen, net als sanitair, kranen e.d., zijn in Nederland niet makkelijk te krijgen. In andere landen worden zij nog gemaakt.

Daar staat tegenover dat er iets is wat in Holland nooit ontbreekt, en dat is bloemen. Hoe meer boardplafond, hoe meer bloemen en planten, zelfs in kantoren. De toepasbaarheid van deze evenredigheid, en de ermee gemoeide kwantiteiten, zijn eenvoudig verbluffend.

In Henri Levebvre's La vie quotidienne dans le monde moderne komt de volgende uitspraak voor: ‘Lorsque l'histoire s'estompe, la nature passe au premier plan.’ Het is merkwaardig om in zo'n boek een opmerking te vinden die zulke specifiek Nederlandse toestanden beschrijft. Het is immers werkelijk opvallend dat bloemen, zoals zij in Nederland worden gebruikt (i.e. de manier waarop, de kwantiteiten waarin, en minder in de betekenis van snijbloemen dan in die van planten met bloemen), in de plaats komen voor stijl, stijl in de betekenis van een systeem dat, zoals in de architectuur, tegelijk de functie heeft van historische continuïteit.

Wat ook klopt is dat bloemen worden mooigevonden door de-

[pagina 29]
[p. 29]

genen die verder niets mooi vinden. Zij vertegenwoordigen ‘de schoonheid’ voor mensen die aan een aan de menselijke geest ontsproten kunst-werk geen enkele boodschap hebben, mensen met heidelandschappen aan de muur, lantaarns met kathedraalglas in de hall, en het gevreesde boekenplankje waar niet meer dan vijf boeken op staan (altijd minstens één van Godfried Bomans). Een potje met een hangplant doet dienst als boekensteun.

Er is, tenslotte, een duidelijke overeenkomst in gebruik tussen tapijt, board en bloemen. Alle drie worden gebruikt om iets mee te bedekken. Spreekt men niet van ‘een bloementapijt’? Er zijn ruimten die in Nederland eenvoudig niet kunnen bestaan zonder dat er bloemen in worden gezet. Het hele land is veranderd in een soort taartjeswinkel van bloemen, of een betere vergelijking is nog de etalage van een kosmetiekwinkel, waarin iedere vierkante millimeter wordt ingenomen door een artikel - ook, tussen haakjes, een Nederlandse exclusiviteit. Net als tapijt en board worden bloemen gebruikt om op te vullen ‘wat kaal staat’, bespoten met een diarree van bloemen. Een ‘bloemenweelde’ heet dat.

Net als tapijt en boardplafonds zijn bloemen een teken geworden van lelijkheid, op de manier waarop te veel make-up dat is voor een gezicht. Het zijn alle drie manifestaties van de anti-vorm, de anti-compositie, de anti-materie. Kortom de mentale leegte, het absolute niets.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken