Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In dienst van de 'Koninklijke' (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van In dienst van de 'Koninklijke'
Afbeelding van In dienst van de 'Koninklijke'Toon afbeelding van titelpagina van In dienst van de 'Koninklijke'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (1.57 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In dienst van de 'Koninklijke'

(1974)–Gerrit Krol–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7.2

Met nog twintig gulden op een Westindisch eiland, als mijn roemruchte voorvaderen in vroegere eeuwen. Ik bezocht het fort Beeckenburgh, vond terwijl ik met de handen op de rug over de zee uitkeek mij zelf ook iets van een boekanier hebben. Dat was wel nodig want op Curaçao, dat wil zeggen voor het eerst van mijn leven maatschappelijk en economisch in mijn eentje, ofschoon wel in groot verband, leerde ik weten wat het verschil is tussen filosofie en intuïtie. Ik ben een goed filosoof, vooral op terreinen waar ik mij, zonder die filosofie, niet gauw zal begeven: geld en maatschappij. Met wat meer intuïtie in dezen had ik mijn weg wel gevonden en geen filosofie nodig gehad. Met Wellington dáárom altijd zo aardig gepraat omdat ik begreep wat hem bewoog. Ik dacht dat die zaken waar wij altijd over praatten ook hem bewogen. Als ik heel eerlijk ben, moet ik dat niet langer voor me zelf houden. Veel te veel gepraat heb ik. Intuïtie heeft te maken met het vermogen je mond te houden en je eigen gang te gaan. Dit geldt voor alle gebieden ter wereld. Filosofie is nodig daar waar je weet dat je te kort zult schieten. Ik had dat eerder moeten beseffen en Wellington had dat moeten zien. Nu was Wellington ten opzichte van

[pagina 110]
[p. 110]

mijn woordgebruik heel toegeeflijk. Misschien bewonderde hij mij wel. Niettemin had hij mij moeten wantrouwen. Het verbaast me dat hij mij niet zijn huis heeft uitgeschopt.

Ik mocht, volgens de wetten van het evenwicht, aannemen dat ik dat nog te goed had.

 

En waarom ik vaak een bruin kostuum droeg: natuurlijk om me aan te passen aan mensen die graag een bruin kostuum zien. Ik zelf hoor daar niet bij; want een bruin kostuum maakt op mij dezelfde indruk als een hoop stront. Maar het stelde mij altijd in de gelegenheid mensen te ontmoeten die ik anders - als ik mijn voorkeur zou volgen en bij voorbeeld een blauw pak zou dragen - zou afstoten.

 

Een avond doorgebracht op de Pos Cabaiweg in een schuurtje waarin muziek gemaakt werd en waar ik bij mocht zijn. Zat ik opeens met een dik mens op schoot dat whiskij dronk en een geweldig dikke, zachte, fijne buik had, een zee van een buik en even later overwipte op een ander omdat ik geen geld genoeg had.

 

Verder een essay geschreven om voor me zelf te verklaren waarom ik opeens zo naar vroeger verlangde: de zondagse visites, de over de staande schemerlamp getrokken zijden doek en de klok met de vierkante cijfers en op het vloerkleed de schaakpartijtjes die ik steeds maar won. Dertig jaar later, in de overdekte, met rieten stoelen en tafels gemeubileerde serre van het Piscadera Hotel, speelde ik met zwart Nimzo-Indisch omdat ik die opening bestudeerd had, en verloor.

Dat verliezen was niet zo erg als het commentaar van mijn tegenstander, een jong, beweeglijk ventje van het soort dat na je capitulatie een aantal stukken terug op het bord brengt en je gaat vertellen wat je had moeten doen...

[pagina 111]
[p. 111]

Schaken dat is een probleem voor mij. Waarom schaak ik elk jaar slechter?

 

Had dat iets te maken met mijn antwoord aan Uitendaal?

 

Uitendaal behoort tot die jongens die, gereformeerd of katholiek, op school gemakkelijk negens en tienen halen, op hun zeventiende jaar naar de universiteit gaan, met vrucht deelnemen aan het verenigingsleven (en ‘gevormd’ worden), in het studentenorkest hobo spelen en dan ook nog goed genoeg zijn om als hockeyspeler deel te nemen aan een studenten-olympiade in Denver of Nieuw-Zeeland, nog voor ze klaar zijn met hun studie door het bedrijfsleven benaderd worden of gewoon, een paar jaar later, automatisch professor worden.

Waarin ik mij onderscheidde van Uitendaal was dat ik met mijn drieëntwintigste nog niet klaar was met mijn studie (nog niet eens begonnen), geen hobo speelde noch enig ander instrument, noch ooit in het buitenland geweest was. Hoe kun je, naast zo'n tweelingbroer, nog achting voor je zelf hebben?

 

Hoe kwam het dat ik altijd maar professor wilde worden? En daar nog nooit iets voor had gedaan?

Soms is het goed deze dingen op een nette manier op te schrijven. En ik wil ook vermelden dat Laura en Petra, de vrouw van Uitendaal, deskundigen bij uitstek, helemáál niet vonden dat wij, Uitendaal en ik, op elkaar leken en dat het dus misschien wel een verzinsel was van mij. Want dan zie je dat de vragen die je stelt ook voor anderen gelden. Dat kwam ik te weten op een middag toen hij, nadat hij een suggestie van mij om zijn reservoirmodel te veranderen, van de hand had gewezen om een aantal redenen die ik zelf ook had kunnen bedenken als het mij werkelijk geïnteresseerd had - mij vroeg of ik ooit had

[pagina 112]
[p. 112]

geprobeerd, via kranten of weekbladen, reisverhalen te schrijven. Want daar was grote behoefte aan. Aan goede reisverhalen.

Ik antwoordde hem dat een reisverhaal niet het middel was, voor mij, om te ontdekken wat mijn functie in het leven was, omdat je op reis immers volledig uit je doen bent. Bovendien, wat is eraan?

Ik was er heel dicht bij: Uitendaal te vertellen waarom ik bij hem op zijn kamer zat, maar omdat ik zag dat zijn blik al weer afdwaalde naar de formules op het bord, vertelde ik hem dat het schrijven van boeken een uitstekend middel is om afstand te nemen tot je werk, iets waar hij het, hevig ja-knikkend, helemáál mee eens was natuurlijk.

 

Wat ik hem, als hij geluisterd had, had wíllen vertellen was dat mijn functie mij, in de wereld, een bepaalde waarde geeft, zoals het iemand waarde geeft dat hij lekker koken kan, of goed is in bed.

Wat ik had willen zeggen, dat zeg ik hier: ik wil niet dat mijn waarde afhangt van mijn waarde als schrijver, want als je een boek schrijft, dan moet je dat schrijven als iemand die nog nooit eerder een boek geschreven heeft.

 

Gelezen in de krant: (a) de opvatting dat we materieel volgroeid lijken te zijn en dus, wat dat betreft, tot aan het einde der tijden stil zullen blijven staan en (b) bedoeld als troost, het idee dat, wat ons geestelijk leven aangaat, de groei nimmer kan worden tegengehouden aangezien de geest onmeetbaar en dus oneindig is, opstijgen kan tot ongekende hoogten et cetera...

Mijn vermoeden dat dit een onwaarachtige uitspraak is, neergetikt door iemand met onwaarachtige bedoelingen, vind ik bevestigd in de overweging, mijnerzijds, dat de mate van geestelijk leven bepaald wordt door (a) de mate waarin materiële omstandigheden veranderen en (b) de

[pagina 113]
[p. 113]

mate waarin je op deze veranderingen reageert, genaamd houding. De taal van de Franse Encyclopaedisten zou mij in staat stellen dit abstracte idee nader toe te lichten - hetgeen op zich een voorbeeld is van de stelling dat de ideeën omtrent ons zelf in omgekeerde richting groeien en dat we de ‘ongekende’ hoogtepunten al lang achter de rug hebben.

 

Nog één keer, in een auto met onder andere twee meisjes van Aruba, over nachtelijk Curaçao gereden, tussen de cactussen aan het strand gestaan, et cetera... Het is, alles bij elkaar, niet een duizendste van wat ik beleefde toen ik in mijn geboortestad rondliep; alleen, toen had ik er geen woorden voor. Later wel, toen heb ik, op die flat, met Laura die een boek las en eten kookte, met het gezicht op die donkergroene polders, die stad beschreven; zo vanzelfsprekend was dit dat ik, toen ik ermee klaar was, niet eens behoefte had om haar het verhaal te laten lezen. Niet om iets te bewijzen zeg ik dit, maar omdat ik het mij herinner.

Zo'n verhaal bestaat ook maar uit woorden, zul je zeggen. En inderdaad, ik was er niet ver vanaf om het dan maar met getallen te doen. Er zijn trouwens ook mensen genoeg die dat aardige verhaaltje, waarin niets gebeurt, veel aardiger zouden vinden als de ik-figuur een paar keer met een vrouw naar bed zou zijn gegaan. Misschien was toen het verlangen naar een vrouw wel de grond van al die andere verlangens en van de noodzaak daar een verhaal over te componeren. Nu, twintig jaar later, zwerf ik over Curaçao, kan ik de apotheose ervan blijkbaar afdoen met ‘et cetera’ en schrijven hoe waardevol allerlei dromen zijn, ook als je alleen maar ontroerd wordt door de bewoording ervan.

 

Herinneringen van een parasiet, zo zou dit boek moeten heten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • Groningen


landen

  • Venezuela

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk