Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn leven (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn leven
Afbeelding van Mijn levenToon afbeelding van titelpagina van Mijn leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.91 MB)

ebook (4.25 MB)

XML (2.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn leven

(1877)–Mina Kruseman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aan Mej. Cornelie H.
Brussel, 9 Januarij 1873.

.........................

Maar eer ik verder ga wil ik u allen geluk wenschen met het nieuw ingetreden jaar, dat, hoop ik, eens recht veel goeds voor u aan mag brengen. Chance wensch ik u toe, niets dan chance, want al de rest leidt toch tot niets, dom geluk alleen is geluk. Verdienste en berekening zijn maar overbodige accessoires. Vindt gij mij niet gedémoraliseerd na mijn tocht naar Holland? En dat verwondert u zeker, niet waar? Och, mensch lief! niets décourageert zoo zeer als succès! Zùlk succès ten minste. Gij schijnt te denken dat het mij met schrijven beter gegaan is, in ons achterlijk Vaderlandje, dan met zingen? Och neen, ma chère, in 't geheel niet. Had ik schrijvende van anderen afgehangen dan had ik nooit geschreven, en had ik om te lezen iemands hulp noodig gehad, geloof mij, dan had ik nooit gelezen. Toen ik mij aanmeldde als schrijfster, werd ik ontvangen met een lachje, dat duidelijk zeide: ‘Och arm, wat schrijft er al niet!’ En zonder mijn boek te lezen, zonder het zelfs aan te nemen, werd mij verklaard dat ‘een eerste werk niets waard was’ - waarop ik heel fier antwoordde: Alleen een eerste werk is doorgaans iets waard, daar nabootsing nooit bij inspiratie halen kan. Dit eerste verkoop ik dus niet, omdat het inspiratie is, de imitaties zal ik verkoopen, omdat ze niets meer waard zullen zijn.’

Ze keken mij heel verwonderd aan, de mannen van 't vak, en vroegen mij verbaasd wat ik dan met dat eerste wilde doen.

[pagina 283]
[p. 283]

‘Uitgeven voor mijn eigen rekening.’

Dàt werd ook niet gedaan. Een werk dat iets waard was, werd gekocht door den uitgever, en was het niets waard dan gaf hij het in het geheel niet uit.

‘'t Mijne is niets waard, zooals gij zelf zegt, want 't is een eerste werk, geef mij dus maar op hoe veel het drukken kost, het papier enz. enz. en de wijze waarop het in den handel te brengen is, dan zal ik u alle kosten betalen en risqueert gij niets.’

‘Neen, dat doen we niet. Als wij een werk voor rekening van den schrijver drukken, dan zenden wij hem zijn 500 of 600 exemplaren t'huis, en dan moet hij maar zelf weten wat hij er verder mee doet.’

‘Dus zijn ze dan niet in den handel te brengen?’

‘Ja, als u ze zelve verkoopen wilt. De werken die wij voor onze rekening uitgeven, zenden we 't geheele land door, maar met hetgeen voor eigen rekening uitgegeven wordt, bemoeien we ons verder niet.’

Met zingen hadden ze mij gezegd: ‘Wij kennen u niet omdat we u niet gehoord hebben, en we willen u niet hooren omdat wij u niet kennen!’ en nu met schrijven kreeg ik weer hetzelfde antwoord!

‘Holland is een achterlijk landje!’ liet ik mij in mijn indignatie ontvallen. ‘Geen wonder, dat men er schrijvers, noch dichters, noch schilders, noch muzikanten, componisten of beeldhouwers meer vindt! Waar in den blinde gevonnisd wordt, wordt alle genie gedood!’

‘Hei! hei! hei!’ riepen er verscheidene stemmen te gelijk, ‘de kunst is nog niet dood bij ons!’

‘Niet? - Dan ligt ze toch op sterven! want, wat er nog geniaals in 't land geboren wordt, dat vlucht naar 't buitenland, om ontwikkeld te worden en een werkkring te vinden die in Nederland niet ie vinden is. Jullie hebt één genialen schrijver, Multatuli. Hij heeft de helft van zijn leven in Indië doorgebracht en woont in Wiesbaden. - Eén componist, Verhulst, die je door mishandeling tot werkeloosheid hebt gedoemd. Eén chanteuse, Offermans - van Hoven, die versleten is. - Eén beeldhouwer, die in Parijs werd wat hij geworden is, en dáár, als Franschman, de standbeelden voor Hollanders maakt, die in Nederland niet gemaakt kunnen worden. En dichters?....Ga naar voetnoot1 schilders?.... 't Verledene heeft er zulke genialen opgeleverd, dat ik in het tegenwoordige niets meer vind, dat zelfs groot zou kunnen heeten.’

Die speech was wat hard voor Vaderlandslievende ooren om aan te hooren! Men mompelde, pruttelde, slaakte een vloed van

[pagina 284]
[p. 284]

exclamaties en vond eindelijk het mooie argument que voici:

We hebben toch nog Nederlandsche muzikanten ook, Nicolaï!

‘Halte là. Om bij Nicolaï te blijven. Is die ook niet in 't buitenland opgevoed?’

‘Nu ja, maar hij is toch een Nederlander.’

‘Ja, die in Holland niet leeren kon, wat hij kennen moest, en nu aan het hoofd van een conservatoire staat, waar weer zoo vele groote artisten gevormd worden, dat de Koning (die vóór de kunst is) subsidies geeft aan Nederlanders, om buiten 's lands te leeren wat binnen 's lands niet onderwezen kan worden!’

Zulk soort van discoursen heb ik bij dozijnen gehad eer er iets omtrent mijn boek gedécideerd was. A force de discussions wilde men het lezen, de eene vond wit wat de andere zwart vond en omgekeerd. Ik verlangde ‘drukken’ anders niet. Eindelijk kwam Nijkoff er mij fl. 300 voor bieden.

‘Neen, ik verkoop het niet.’

‘Welnu, ik zal het voor mijne rekening uitgeven en wij zullen de winsten samen deelen.’

Neen, ik wil mijn boek geheel vrij houden. ‘Zoo'n eerste werk is toch niets waard.’

Dàt vond men vreeselijk pédant! Zóó pédant dat men mij eindelijk vroeg waarom ik in 't hollandsch geschreven had, en naar Holland gekomen was om mijn boek uit te geven, als ik zooveel op ons land te zeggen had, en mij zoo weinig naar de zeden, gewoonten en gebruiken schikken wilde? - ‘Dan had u maar liever in het Fransch moeten schrijven, en moeten uitgeven te Parijs, als wij dan toch zoo achterlijk zijn, zou u daarmee in het buitenland zeker in het geheel geen moeielijkheden gehad hebben.’

Die heb ik ook niet gehad. Ik heb van den zomer, voor eenige dagen in Parijs zijnde, bij Lachaud een brochuretje laten drukken, waarover wij niet meer gesproken hebben dan dit:

‘Monsieur, voulez-vous avoir la bonté de me dire au juste, le prix que me côuteraient mille exemplaires de ma’ Lettre à Alexandre Dumas, fils?

‘Deux cent francs, Madame.

‘Les voici.’

En mijn brief werd gedrukt, geannonceerd, in den handel gebracht en verkocht, zonder dat ik één enkele opmerking heb behoeven te maken of aan te hooren. Zóó gaat het in het buitenland en om u te bewijzen dat ik waarheid spreek, hier is dat brochuretje. - Had ik alles vooruit geweten, dan kan ik u wel verzekeren dat ik nooit in het hollandsch geschreven zou hebben, maar, ten eerste dacht ik niet dat ons landje ook zelfs in het uitgeven zoo achterlijk zou zijn, en ten tweede wilde ik ook schrijvende met mijn Vaderland beginnen, om eenmaal het recht te hebben te schrijven wat ik nu gezegd heb, namelijk

[pagina 285]
[p. 285]

dat Nederland achterlijk is, en zóó domperig, dat het alle ontwikkeling stelselmatig tegengaat in plaats van bevordert.

Intusschen werd mijn boek gelezen en gekritiseerd. De een wilde er één hoofdstuk uit hebben en de ander drie.Ga naar voetnoot1 Deze beweerde dat er niets in zat en gene verklaarde dat er stof genoeg in was voor vier verhalen. Enfin, ik had veel van den man met den ezel uit de fabel; eerst meende ik op den man te gelijken, later begreep ik dat het op den ezel was! Het groote struikelblok was de geschiedenis van den Dokter. ‘Die Dokter moest er volstrekt uit,’ vond de eene; ‘Neen, volstrekt in’, zei een ander, enz. enz.

Enfin ik annonceerde een lezing en droeg mijn Dokter voor. Zoo doende is die sukkel er in gebleven.

Had ik beoordeelaars, commissies of wat ook van dien aard noodig gehad om te lezen, dan had ik het nooit tot lezen gebracht, daar men mij tot het laatste oogenblik toe vertellen kwam dat ik een dwaasheid ging doen. Men zou komen om mij uit te lachen, achteraan gaan zitten om niet gezien te worden als men schande aan mij beleven zou, enz. enz. Men heeft attent geluisterd tot het laatste oogenblik toe, en is zwijgend vertrokken met de tranen in de oogen.

Zoo ging het ook met mijn eerste concert te New-York, waar men mij drie keer terug riep en bisseerde, nadat men mij beloofd had dat men mij siffleeren zou.

‘En nu je boek?’ zult gij zeker vragen, ‘hoe ben je daarmee geslaagd?’

Wel uitmuntend. Na mijn lezing kwam men mijn armen Dokter een plaatsje in den Spectator aanbieden en daarna kwamen twee uitgevers mij vragen, of ik reeds iets omtrent mijn boek gedécideerd had, daar zij er anders de uitgave wel van wilden doen. Intusschen had ik het reeds zoo ver met Nijhoff gebracht dat wij het nog maar over enkele ondergeschikte punten niet eens waren, en zie hier nu de voorwaarden waarop hij het uit zal geven. Hij zal voor zijne rekening zes honderd exemplaren drukken, waarvan vijfhonderd voor hem en honderd voor mij, (vrije beschikking) en dan behoud ik alle rechten op mijn werk.

.........................

En nu vraag ik u ronduit, la main sur la conscience, of schrijven een beter métier is dan zingen? Eerst schrijven, dan twee maanden kibbelen, en anderhalve maand wachten eer het drukken begint, van een boek, dat zij zelf mooi noemen, en met honderd exemplaren betalen, die mogelijk over drie maanden

[pagina 286]
[p. 286]

pas verschijnen zullen. Leef daar eens van, als je kunt! Zulk succès noem ik doodend.

.........................

En Mev. C. de zelfde Mev. C. que tu connais! heeft me ellenlange brieven in den Haag geschreven, vol bewondering en vriendschap, waarop ik slechts ééns, en nog wel per briefkaart, geantwoord heb. Qu'est ce que le coeur humain?

Ik word tegenwoordig weer op alle manieren naar Amerika geroepen. Een schatrijke dame wilde mij verleden meenemen om bij haar te blijven wonen als een zuster, en twee heeren wilden mij als hun vrouw laten overkomen. Ze zijn wel goed, mais ce n'est pas cela qu'il me faut. - Ik heb andere plannen.

.........................

 

Mina.

voetnoot1
Om Iraëls en Tadema te waardeeren moet men naar Engeland gaan!
voetnoot1
Ik heb er één hoofdstuk uitgenomen ik zal 't hier laten volgen, dan kan mijn vriend Publiek zien dat het er in had behoord. Later heeft M. Nijhoff er herhaaldelijk om gevraagd als feuilleton voor een dagblad. Natuurlijk te vergeefs.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over B.P. Korteweg

  • over D.A. Thieme

  • over Jacob Haspels

  • over P. Haverkorn van Rijsewijk

  • over August Josef Cosijn

  • over Jan Versluys

  • over Jan ten Brink

  • over W.J.A. de Witt Huberts

  • over J.N. van Hall

  • over Catharine F. van Rees

  • over Julius Vuylsteke

  • over J.M.E. Dercksen

  • over Willem Doorenbos

  • over Gualtherus Kolff

  • over Jérome Alexandre Sillem

  • over J. P. Revers

  • over Martinus Nijhoff

  • over Carel Vosmaer

  • over W.I.C. Rammelman Elsevier, jonkheer

  • over Multatuli

  • over Mimi Douwes Dekker

  • over Betsy Perk

  • over Lucie Baart

  • over Elize Baart

  • over Antoine le Gras


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 9 januari 1873