Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Letterbak. Moeles van de sjalevaeger (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger
Afbeelding van Letterbak. Moeles van de sjalevaegerToon afbeelding van titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (13.54 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

(1999)–Wim Kuipers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mooie droom

Zo niet, dan worden het museumwoorden, van de rommelzolder gehaald, tussen de ook al vergeten landbouwwerktuigen vandaan en in een oudheidkamer te brónk gesjtèld. Woorden uit het Limburg van vroeger toen alles nog zo mooi was.

Alsof dat zo was. Er was bittere armoe, mensen werden onderdrukt, duizenden leden onder de voorschriften van de kerk. De Vlaamse dichter Paul van Ostayen had een Limburgse moeder, uit Rekem, vlak over de grens bij Maastricht, en hij dichtte: ‘Uit Limburg! Land van mijn moeder; land gevallen uit een Sint-Niklaas-droom.’

Dat beeld is nog heel bruikbaar: ons uit een mooie droom gevallen land. Troubadour Herman Veugelers verhaalt daarvan, over ontgrindingen en stinkfabrieken.

Oftewel: dát land hoeven we niet terug te schrijven.

Toch staan er veel van die uit de droom gevallen woorden in dit boek. Vergeten roest van de rommelzolder, de taal van opa?

Nee. Vergelijk die woorden liever met een stad die de middeleeuwse omwalling nog compleet heeft. Muren die misschien minder mooi zijn dan de boerenbank in het eerste het beste dorp, maar wel zo bijzonder dat ze duizenden toeristen trekken. En als die toeristen wat gaan drinken, pinnen bij die moderne bank, daar moeten we ook bij zijn. Oftewel: waar is de nieuwe pracht van het Limburgs?

[pagina 31]
[p. 31]

Nieuwe woorden moeten we hebben (daar komen we straks op, in het derde deel), als het kan mooie nieuwe woorden. Ik hou van wat ik maar noem beeldwoorden. Woorden die zelf een schepping, een kunstwerk zijn, zoals aenjemoos: kroos. Dat is meuske (kool, denk aan boerenkool oftewel królmoos) voor eenden. Een lekkernij voor ons: boumsjpek oftewel in de pan gebakken appelesjiefkes.

 

Zo'n mooi woord is haarinkele, meldde me een enthousiaste lezer. Een woord om te blijven gebruiken, meende hij, ‘al zijn er nauwelijks meer klompen.’ Zijn verklaring van dat woord: ‘Haarinkele duit zich veur wens doe dich mit klómp of sjoon sjteuts aan de inkel van den angere voot.’

Vaak tot bloedens toe, ‘zelfs zo dat de kousen in de wond vastkleefden’, staat in het woordenboek van Herten. Ik dichtte:

 
(...) hoesheugde bäökend
 
kladderdaatse wichter zich haarinkelend
 
det 't blood in de klumpkes drief
 
sjietsjoew boes in de fikke van 't wit wief.

Haarinkele: het verschijnsel zal niet meer voorkomen. Vooral omdat er nauwelijks meer klompen te krijgen zijn met riemen over de wreef. Die (meestal zelf gesneden) riemen waren in de klomp gespijkerd, en ‘het was die verdikking die het haarinkele veroorzaakte’ (woordenboek van Herten).

 

Het woord inkel is duidelijk, maar waar komt dat haar vandaan? Ik heb altijd gedacht dat dat met haren te maken heeft: het scherp maken van zicht of zeis. De klompen haren als het ware de enkels. Ik wijs wel nog op het woord har voor de pin waarin een zware deur draait. Maar in Limburg komt meer her voor, en vooral toere (toren) en in het zuiden tölder, in vele varianten. Zou je de knobbels van de enkels kunnen vergelijken met die draaipunten?

Ik twijfel hevig.

[pagina 32]
[p. 32]

Met het woord haren is overigens wel wat te doen. We kennen haarscherp, maar in de betekenis: zeer nauwkeurig afgebeeld, heeft het met (hoofd)haar te maken. In het Limburgs zou je een mes dat scherp is dan haarsjerp moeten noemen, niet haorsjerp, of was het scherpen van de zeis oorspronkelijk haore, zoals het woordenboek van Roermond wil?

Met haren heeft ook met mooiste woord te maken dat ik ken in het Limburgs: daverwaat. Hoe geheimzinnig, dat woord waat dat een vraag kan inluiden: waat bön ich?

Nou: je beeft, bent onzeker. Geslepen weliswaar maar verkeerd, kortom: je hebt daverwaat. Het woordenboek van Valkenburg heeft als verklaring: trilsnede. Ik citeer: ‘Een met plaatsen te dun uitgesmeed mes, zeis, sikkel of spade waardoor het werktuig trilt, heeft daverwaad.’

Heeft daverwaad. Aanvankelijk spelde ik ook een eind-d, net als de samensteller van het Valkenburgs woordenboek, maar zijn verklaring van dat waad had hem tot de t moeten bekeren: de snede van het mes, verwant - zegt hij - met wetten. Het Middelnederlands had trouwens water: het scherp of de snede van een wapen of snijwerktuig.

In hedendaags Nederlands heet het waat: vouw, althans de schuine snijkant van beitels en bijlen, zegt scheepsbouwer Sjaak Linssen uit Maasbracht. Hij weet ook zeker dat een zeis geen daverwaat heeft, maar: er zit daverwaat in. Hij baseert zich op een bron uit 1904. Laten we daar niet over piekeren. Veel interessanter is dat hij ook het woord daver kent. Dat zat in dun metaal, zegt hij. Toneelverenigingen bootsten zo ei nut waer(onweer) na. Een geluid dat ook floep genoemd werd. Floep komt uit het Limburgse Bargoens en betekent: angst. Denk even aan de trilling, de daver, en het is of je het onweer hoort en bang wordt.

Kunnen we nog iets doen met die woorden? Niemand haart meer, de zeis is een attribuut van de Dood, maar waem sjniejt (dat is het Limburgse woord: snijden) nog gras met de zeis?

Waarom - probeer ik maar - zou je van een zieke niet kunnen

[pagina 33]
[p. 33]

zeggen dat hij daverwaat heeft, als hij rilt van de koorts? Als hij de sjevraoje (koude rillingen) heeft? En zou je het niet kunnen gebruiken als er iets mis is? Daverwaat in een elftal. Lang geoefend op vrije trappen, techniek geslepen, bijgevijld de speelstijl maar het is nog niks: er zit daverwaat in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken