Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Letterbak. Moeles van de sjalevaeger (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger
Afbeelding van Letterbak. Moeles van de sjalevaegerToon afbeelding van titelpagina van Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (13.54 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Letterbak. Moeles van de sjalevaeger

(1999)–Wim Kuipers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bieze en ein sjoor

Wervelwinden komen niet veel voor, misschien eens per jaar, of nog niet, hoewel: een huimenke hier en daar wordt niet eens geregistreerd. Andere weerzaken wel. Zo heeft Vaals gemiddeld de meeste regen van gans Nederland. In millimeters dan. Want in Heer regent het meer, althans vaker. Heer is een trots dorp, helaas (vindt Heer) opgeslokt door Maastricht, maar de echte Heerder praat geen Maastrichts, Maastrichts is stóm en hij zegt sjtóm, en nog duizend verschillen zijn er.

Maar goed: waarom regent het er zo vaak?

Dat is eenvoudig. Heer wordt ter plaatse en in Maastricht uitgesproken als Hier, en hoe vaak hoor je de waermen niet zeggen: hier en daar een bui, oftewel: tösje de bieze door raengel.

Flauw grapje met dat h/Hier? Ach, ik vind: de zón is huuj (vandaag) van Heitse wat leuker. Meestal kreeg ik dat te horen als ik een heet voorwerp aan wilde raken, of bij gloeiend heet eten: kiek oet, det is van Heitse. Een plaats die ook Heitese genoemd wordt, maar waarvan de schrijfwijze zo ingewikkeld is dat ik weiger die op te zoeken. Waarom bij de fusie van H. en enkele andere gemeenten niet voor Heitse gekozen? Friezen doen zoiets.

 

Hier en daar een bui. Nou ja, je kunt even goed mèsnaat worden: zo nat als mest. Voor zo'n bui hebben we verschillende woorden. Allereerst bies: regen- maar ook sneeuwbui. Meertse bieze

[pagina 95]
[p. 95]

gaon in april rieze: die ben je nog niet kwijt. Vervolgens heb je - ik denk een graadje erger: sjoel. Ein duchtige sjoel raengel. Een synoniem is (ik zie geen reden voor veel onderscheid) sjoor, bijvoorbeeld in hómmelsjoor: onweersbui. Dat is het Duitse Schauer maar ook Engels shower: douche. Natuurlijk werd dat h/Hier en daar een sjómmelhoor (letterlijk vertaald zo'n beetje schommelhoer, waarbij schommel dan een dikke vrouw betekent). Ander grapje, en dat heeft ook met het weer te maken: eine homerzood (zomerhood).

 

Motregen: daar wacht ik deel drie van het WLD (Woordenboek Limburgse Dialecten) maar voor af. Nozel, motel, miemel, ziemel, 't zeivert, zauwelt, en heel mooi: mökgepis. En als het nou nog minder deej, eine loezepummel mökgepis zogezegd, dan constateerde mijn vader: 't ries. Het tegenovergestelde van (op)rijzen: dees naetsigheid komt naar beneden, ruzel van water. Zoals ook die maartse buien doen. Ik merk even op dat een kwade bui buuj is, nooit bies: dat zou vertaald Nederlands zijn.

Motregen, gevolgd door vies bieze, det 't taenge de roete aan geit, in zo'n periode is het vaak naat, kaad en sjoeverechtig. Om te huiveren. Venlonaren imiteren zo de taal van Tegelen, aangezien zij het kalt hebben, en in Echt werd die karakteristieke uitdrukking gevolgd door: det is get veur klein piesmenkes en lang sjnoterbelle te kriege.

Het tegenovergestelde van die nattigheid heet hier: vas waer. Een tijdje hetzelfde weer dus, zomerweer meest, maar stil winterweer kan ook. Gaat het dan dooien, dan zeg je: 't waer geit aaf. Bij de eerste regen na een paar weken vas waer zagen de zandmannen daar onmiddellijk een voordeel: ‘Allei, zien veer van de sjtaof aaf.’

 

Ik doe nog een greep, want over het weer (een enorm gespreksonderwerp vroeger) kun je een boek schrijven. Det is get van zie waer: dat heeft hij graag, of: det gaajt hem. In het woordenboek van Tegelen vond ik: bie de kirk kan 't dök lillik sjnoeve:

[pagina 96]
[p. 96]

het kan daar danig tochten. Een mooi gebruik van (zich) de naas sjnoeve. Je denkt hier aan het snuiven van bizons of wilde paarden.

Als er storm op komst is hoorde je: zit de blinje vas, 't geit boeze. Dat zou hetzelfde woord zijn als buizen = onmatig drinken. Er zijn in Germaanse talen (Noors vooral) ook betekenissen als: slaan, kloppen. Waem boes dao op de deur?

Drukkend weer is matsj waer. Matsj is week, prutterig. Peren die lang liggen worden matsj. En als aardappelen of groenten te lang opstaan zijn ze matsjgaar.

 

Het woord waer heeft in het Limburgs nog een andere betekenis: onweer. Kiek ins waat ei nut waer aan ginne kantj van de Maas. Mooier was -wanneer wolken als oorlogsschepen samendromden: dao waert ós hiel get ingelaje. Water in de wolken gestopt, dat eruit geklaats wordt door een hómmelsjoor.

 

Zeker moeten we blijven gebruiken dat de wind haart: een scherpe oostenwind, in het Middelnederlands al bekend. 't Guf haarwindj, de Pruse höbbe de deur aopgezat. Dat woord heeft waarschijnlijk niets met haren te maken, zegt het WNT, maar ik zie mijn vader op de haarból bezig.

 

Een woord dat we mooi bewaard hebben (hoop ik) is kelle: het koud hebben, vooral aan handen en voeten, maar ook in het gezicht. Brr, de henj kelle mich. Er hoort een wederkerend voornaamwoord bij (mich, häör), maar zich kelle is niet mogelijk. Het is te vergelijken met jeuke: de veut jeuke mich. Als de handen jeuken, is dat wat anders, en zich jeuke is: krabben, of: zich sjoebe, zich de poekel sjoere tegen de deurstijl, daar hebben we een liedje over: toereloere oek mit moere, waem zal mich dae poekel sjoere?, en als de jeuk erg is: kratse.

Aan zulke handelingswoorden is het Limburgs rijk, maar we moeten weer naar het weer en ik wijs daarom op zich wurme: bij de kachel of in de zon zitten. Dae 't duns biej 't vuur zit wurmp zich

[pagina 97]
[p. 97]

't meis. Een uitdrukking die je mooi kunt gebruiken als een deputé of burgemeester zich al declarerend wat te veel toeëigent. Een bijbelvertaling uit 1526 zegt over Petrus die - terwijl zijn Heer opgepakt was - toch in de buurt bij het vuur zat, voor de haan drie keer kraaide: ende wermde hem. Zich dus. Inleiding voor een bedscène. Er zijn problemen. Een van de twee heeft weinig zin meer in det gedoons, en de ander zegt: ouch wens doe neet meer wils, veer kónne ós aevegood aanein wurme.

We blijven even in het echtelijk bed: het kan zo koud zijn det 't vruus tösje man en vrouw, 't vruus sjtein oet de gróndj.

 

Bij gevreur horen kaekels. Het woordenboek van Roermond verklaart: bevroren waterdruppel, ijskegel. Dat laatste lijkt me de juiste verklaring, want wat is een bevroren waterdruppel? Hagel toch? Twee slierten snot uit een kinderneus, dat waren ook kaekels, een neusdruppel zeker niet. Andere uitdrukking voor die neuskegels: de veuring (voering) kump dem oet de naas.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken