Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mannetje windwijs (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mannetje windwijs
Afbeelding van Mannetje windwijsToon afbeelding van titelpagina van Mannetje windwijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.80 MB)

Scans (90.42 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Illustrator

Arie Teeuwisse



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mannetje windwijs

(1953)–Albert Kuyle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

Gerrit zorgt voor het lijsternest

Merels kunnen mooi zingen, maar ze kunnen ook heel lelijk doen. Gelukkig maar, dat onze Gerrit een beetje op alle dingen let.

Als ik een school voorbij kom, hoor ik soms als de ramen open staan, de kinderen zingen. Jullie zingen zeker ook wel in de klas? En een van de mooiste liedjes die ik wel eens hoor is dat over het vogelnest.

‘Er schommelt een wiegje in 't bloeiende hout, Een wiegje met bloemengordijntjes, Dat hebben twee vogeltjes samen gebouwd, En zie eens hoe keurig en fijntjes.’

Achter de boomgaard van de boerderij was nog een klein stukje wilde tuin. Daar stonden al héél lang (niemand wist meer hoe lang precies) mooie oude struiken.

Sneeuwballen en seringen, en een jasmijnstruik, die ieder voorjaar hélemaal vol zat met prachtige, witte bloemen, die heerlijk geurden, en die kleine gouden hartjes hadden.

In die jasmijnstruik begon een keer een lijster zijn nest te bouwen. Dat is een prachtig gezicht als een vogel begint te slepen met een spiertje stro en een grashalm en een stukje schapenwol en een beetje mos. Het is precies zoals vroeger die paasmandjes waren, waar een kipje op zat van suiker, op allemaal suiker-eitjes.

Maar voor de vogels is dat niet zo gemakkelijk. Die moeten eerst het nest bouwen, dan moeten ze de eieren leggen, en dan moeten ze er een héle poos op blijven broeden. Dàn pas komen uit die eitjes de jonge vogeltjes. En die zijn zó hongerig, dat ze

[pagina 156]
[p. 156]

de hele dag door, hun kopjes en hun grote, open bekjes boven het nest uit steken.

Vader en moeder, die vliegen dan maar af en aan.

De ene keer brengen ze een stukje regenworm mee, de andere keer een vette vlieg of een meikever of een libel, maar altijd iets wat ze aan die kleintjes kunnen geven, om ze groot te maken. Ja, die eten de héle dag door.



illustratie

In die jasmijnstruik, waar ik net van heb verteld, daar had die lijster vijf kleine jongen gekregen. Hemeltje lief, wat vijf van die vogelenkinderen kunnen eten!

Als jullie 's morgens, en 's middags, en 's avonds nòg een keer, aan tafel zitten bij moeder en bij vader en de pap wordt opgeschept en de boterhammen worden gesneden, dan hoor je ook wel eens dat vader en moeder zeggen: ‘Waar láten die kinderen dat toch’?

Bij een lijster en bij alle andere vogels hoef je dat helemaal niet

[pagina 157]
[p. 157]

te vragen. Die kunnen eten van de ochtend tot de avond, en de vader en moeder-vogel worden mager als brandhout. Zo mager als een bezemsteel, alleen al van dat de hele dag door maar vliegen en jagen om de jonkies thuis eten te geven. Dat zijn oude vogels gewend. Ze vinden het ook helemaal niet erg. Maar ze zijn bang voor de kat, voor de eksters, voor de Vlaamse gaaien, voor de kraaien. Ja, niet voor Manke Gerrit natuurlijk, maar voor de slèchte kraaien.

Voor alle vogels die hun jongen graag voeren met andere jonge vogeltjes, die ze eerst dood hebben gemaakt, of met eieren die ze stelen uit een ander nest.

Gerrit wist al lang dat de lijster in de jasmijnstruik vijf jongen had. Hij was immers zo'n beetje burgemeester en politieagent van heel de buurt rond de boerderij.

Hij kende ieder nest en dus ook die vijf kleine piepertjes in hun mandje, midden in de witte wolk van bloemen.

Op een goeie dag was Gerrit juist even op het dak van de schuur gaan zitten om wat te praten met Windwijs, toen er twee andere, zwarte merels kwamen die de vijf jonkies van de lijster kwaad wilden doen. Zwarte lijsters kunnen grauwe lijsters niet goed uitstaan, en dit waren al een paar hele kwaje vogels.

Gerrit zag wat ze wilden gaan doen, en hij werd zó vreselijk boos, en Windwijs begon van kwaadheid zó te draaien, dat de merels al schrokken, voordat ze bij het nest waren aangeland.

Windwijs draaide dwars tegen de wind in om maar steeds met zijn houten arm naar die slechterikken te kunnen wijzen.

Toen Gerrit op een klein kersenboompje vlak voor het nest was gaan zitten, waren de merels al ver weg. De kleintjes piepten nog van angst en de moeder zat op de rand van het nest en zong vlak bij Gerrits oor dat ze bang was dat die zwarte dieven toch weer terug zouden komen.

Gerrit kraste dat hij heus wel op zou letten dat er niets met haar kindertjes gebeuren zou.

's Avonds, toen alles in de bomen en de struiken rustig was, kwam óók Gijsje nog, de kat van de boerderij die immers zo

[pagina 158]
[p. 158]

lelijk was geweest met dat nestje in de heg? Hij had óók het gepiep van de jonge lijsters gehoord en dacht natuurlijk - ‘mauw, mauw’, die paar vogeltjes lust ik wel voor mijn avondmaal.

Maar in het bramenzaaltje zei Gerrit tegen Windwijs: ‘Die lijstertjes mogen niet opgegeten worden, niet door Gijsje en door niemand niet. En daar zal ik voor zorgen’.

Ze deden dat heel goed. Gerrit bleef een beetje in de buurt en wanneer Windwijs zag dat er een andere vogel kwam om te roven en te stelen, dan wees hij met zijn houten arm naar het nest. Als Gerrit dat zag, vloog hij met zijn grote, zwarte vleugels er op af en klepperde ‘Kra-kra-kra-kra-kra-kra’. Als dan de andere vogels die grote, zwarte kraai zagen, nou, dan maakten ze vlug dat ze weg kwamen.

Gerrit hield dat vol totdat de lijstertjes zó groot waren, dat ze zèlf konden vliegen, de wijde wereld in.

Maar het gebeurde nog wel eens, dat Gerrit in de boom bij zijn oude, grote nest een van die kleine lijstertjes zag, die wat voor hem kwam zingen, om ervoor te bedanken dat Gerrit zo goed de wacht gehouden had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken